Zicht vanaf de Zuiderzeestraatweg Oost op Old Putten. Bron: google street view
Toch even naar voren brengen. Ook naar aanleiding van een bericht van Natuurmonumenten over het herstel van vele zichtassen op de ‘s-Gravelandse buitenplaatsen.
22 oktober 2014 deed de Raad van State een uitspraak die in mijn woorden zegt dat een zicht of zichtlijn niet beschermd is / kan worden, als deze niet in de monumentenbeschrijving is opgenomen.
Wat was het geval? Rijdend over de Zuiderzeestraatweg Oost, van Zwolle naar Elburg, heb / had je onder Elburg zicht over een weiland op het hoofdhuis van de buitenplaats Old Putten. Op dit perceel, parallel aan de weg, werd een groenstrook aangelegd die dit zicht gaat afsluiten. Aanschrijvingen, bezwaarschriften, omgevingsvergunningen, aanpassingen, rechtszaken enz enz volgden, tot uiteindelijk de Raad van State toe.
Een en ander op een rijtje: Old Putten is een rijksmonument. Het perceel waarop de groenstrook kwam te liggen maakt deel uit van het monument ‘parkaanleg’ en van het beschermd complex. De weg Zuiderzeestraatweg Oost zelf maakt geen deel uit van het beschermd complex. Verder is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit: het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een beschermd monument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een beschermd monument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
Eerder oordeelde rechtbank Gelderland dat het zicht vanaf de Zuiderzeestraatweg Oost op het landgoed een monumentale waarde heeft en dat de aanleg van de groenstrook deze waarde aantast. In hoger beroep oordeelde de Raad van State anders: In de in het aanwijzingsbesluit opgenomen ‘omschrijving onderdeel 2 parkaanleg’ is het zicht vanuit de Zuiderzeestraatweg Oost op het landgoed niet vermeld. (…) In de zogeheten complexomschrijving van het aanwijzingsbesluit is de zichtlijn vanuit de Zuiderzeestraatweg Oost evenmin vermeld. Voor het overige is er, gelet ook op het feit dat de Zuiderzeestraatweg Oost geen deel uitmaakt van het beschermd complex, geen aanleiding om deze zichtlijn niettemin als monumentale waarde van het landgoed aan te merken. De rechtbank [Gelderland] heeft derhalve ten onrechte belang toegekend aan het zicht vanaf de Zuiderzeestraatweg Oost op het landgoed.(onderstrepen door mij). Uitspraak 201309422/1/A4
Jan Holwerda
(geheel ter zijde, de beschrijving noemt wel een lange zichtlijn in zuidoostelijke richting, naar het landgoed Schouwenburg)
Jan, die omschrijving heeft een juridische status. Daarom is het dus ook eigenlijk niet mogelijk of in ieder geval heel moeilijk om de omschrijving aan te vullen of te veranderen want daar moet er een heel ‘proces’ over gevoerd worden. Is altijd al zo geweest, en je begrijpt dat het dus altijd wel een heel verantwoordelijk werk is geweest om zo’n omschrijving op te stellen. Dat was geen werk van de Cie. Buitenplaatsen. Jammer dus.
Is me door wat ik over dat proces lees maar al te duidelijk geworden Carla.
Ik wou maar zeggen, niets nieuws, zolang ik meeloop in de monumentenzorg, sinds 1975 en ik vrees ook al veel langer, werkt het zo.
Al heeft een lijn, dus ook een zichtlijn, twee richtingen, in beginsel is/was het zo dat de bewoner van landgoed of buitenplaatsen zorgde voor zichten (‘vista’s) naar buiten, daar waar iets bijzonders was te zien als een kerk of een molen of een fraaie boom. Enzovoort. Maar wat is het geval: in de loop der jaren zijn op diverse plaatsen bebouwingen e.d. opgedrongen, of lelijke masten. Nu zijn er krachten die bij een restauratie een zichtlijn weer open willen maken, zo van dat hoort toch zo, er niet bij stilstaand dat je dan iets wat je nu juist niet wil zien zichtbaar wordt. Tegenwoordig zou je juist als filosofie moeten hebben om van buitenaf een mooi zicht op het buiten te bewerkstelligen als dat kan. Wat dat betreft tekent Jan heel aardig ook de pijl richting object. Goed gedaan Jan! De Raad van State oordeelt niet met emotie maar kijkt heel nuchter ‘wat staat er in de voorschriften’. Zolang RCE geen zicht of zichtas beschermt is hij ook niet beschermd. Dat had die Gelderse rechter kunnen weten.
Toch zou men zich in georganiseerd verband (Cascade, sKBL, NKS, NTS) zinvol kunnen afvragen of er niet eens een werkgroep of deskundigengroep inventariserend met dit onderwerp aan de slag kan gaan. Steeds vaker hoor eigenaren over deze problematiek spreken en Old Putten staat niet op zichzelf. Bij zo’n onderzoek kan tegelijk worden gekeken naar regelmatig voorkomende gemeentelijke onwil of onkunde in heden en verleden rond de instandhouding van historische zichtassen. De RCE lijkt mij, als het nodig is, toch in beweging te kunnen komen op basis van een goed inventariserend rapport.
Heel goed en nuttig dat Cascade dit volgt en deelt !
Ter aanvulling (en rectificatie) is het denk ik van belang te melden dat de de conclusie van de RvS dat ‘de monumentenzorg zich niet tegen vergunningverlening verzet’ zorgvuldiger is onderbouwd dan wat bovenstaande discussie suggereert:
1. Open zichtlijnen naar de Zuiderzeestraatweg Oost maakten voor zover bekend geen onderdeel uit van de parkaanleg. Aan de gesloten bomenrij aan de staatzijde is dit evenmin af te leiden dat er ooit sprake zou zijn van belangrijke zichtassen. Het veld was vanouds een (mais)akker, die pas recent is omgezet in een weiland.
2. De gevolgen voor de ruimtelijke continuïteit van de natuurlijke omgeving, in samenhang met de monumentale waarden was juist aanleiding om hier een natuurlijke buffer te maken tegen de steeds indringender wordende negatieve invloed van de Rijksstraatweg. Dit is een afweging die, omwille van de bescherming van de biotoop op het landgoed, in zorgvuldige samenspraak met de RCE en gem. moncie is doorlopen. Mooi voorbeeld dus van een weldenkende, integrale afweging, die juist verder gaat dan de letter van de wet.
Waar deze casus helaas ook een illustrerend voorbeeld van kan zijn, is hoe het ‘cultuurhistorisch argument’ eenzijdig wordt aangewend voor een privébelang, wanneer overburen vinden dat de groenstrook hun fraaie uitzicht zal belemmeren, een daling zal veroorzaken van de huizenwaarde (die mede ontleend is aan het landgoed maar welke baten niet terugvloeien naar de instandhouding ervan) en een bedreiging zou zijn voor de volksgezondheid (sic!).
Al met al is ook het zicht ‘vanuit het landgoed naar buiten’ ongemerkt verruild met het zicht van buiten naar binnen, welk publiek belang de eigenaar overigens al tijdens het overleg met RCE minzaam had ingewilligd.
Ik hoop dat ik met deze inbreng het inzicht in de discussie enigszins heb weten te completeren, danwel nuanceren.