In dit Jaar van de Historische Buitenplaats is er nogal wat met getallen gestrooid. 6000 buitenplaatsen ooit, 600 resteren, 551 complex historische buitenplaatsen (maar enkele nog in procedure), aantallen per provincie die optellend tot weer andere totalen leiden. Buitenplaatsen, landgoederen, NSW-landgoederen en al dan niet met de toevoeging historisch. Niet uit elkaar te houden. Helemaal omdat definities of criteria bij het noemen van die getallen eigenlijk nooit naar voren komen. En dan komt mn vader met nog een getal, uit een artikel uit in het weekblad Boerderij (26 juni 2012). Een artikel over NSW-landgoederen.
De afgelopen 12 jaar is het aantal gerangschikte NSW-landgoederen bijna verdrievoudigd. In 1999 waren er nog geen 1900 en nu telt Nederland er bijna 5000. JH
Interessant bericht, Jan. Ik meld mij hierbij aan als de schuldige bedenker van het getal 6.000, dat dit jaar overal is genoemd. Dit aantal heb ik van meet af aan gebruikt om aan te geven wat de omvang het fenomeen buitenplaats (hofstedes, nieuw gebouwde buitenplaatsen, omgebouwde kastelen en kloosters) in ons land is geweest. Daarbij zei ik dan altijd dat dit aantal de som is de objecten uit de periode 1600 – 1920. Telkens en overal zei ik dan wel dat dit aantal op vermoedens berust en nooit door wetenschappelijk onderzoek is gestaafd. Alhoewel dit onderzoek een duivelsklus zal zijn, lijken mij de uitkomsten niet oninteressant. Daarmee zouden alle verdwenen buitenplaatsen goed in kaart worden gebracht. In de aanbevelingen die wij vorige week hebben gepubliceerd roept de Stichting Themajaar van harte op om in de toekomst te gaan werken aan betere definities voor de begrippen met de buitenplaatsen samenhangen. Het verschil tussen een buitenplaats en landgoed is voor velen nog lang niet helder.
Voor hedendaagse toepassing (bescherming, subsidiëring, fiscale voorzieningen) zijn inderdaad helder omschreven begrippen nodig, zoals de aanbevelingen van het themajaar terecht aangeven. In de huidige regelgeving staat het object daarbij centraal. Voor onderzoek naar verdwenen buitenplaatsen moet je anders te werk gaan. In mijn historische onderzoek zie ik dat er, zeker in de zeventiende en achttiende eeuw, een enorme variatie bestond aan buitenverblijven, in alle vormen en maten. Vele hebben ook nog eens heel kort bestaan of wisselden (soms meerdere malen) van functie. Dit geldt met name voor de kleinere buitenverblijven en die zijn nou net zo belangrijk om de omvang van het buitenleven als cultuurverschijnsel in beeld te kunnen brengen. Juist die variatie lijkt mij namelijk zo kenmerkend daarvoor. Een definitie die lijkt op wat we in het spraakgebruik van nu ‘buitenplaats’ noemen, zou echter al die varianten buiten het blikveld van de onderzoeker brengen. Ik zou dus terughoudend willen zijn met het definiëren van buitenplaatsen in historisch onderzoek, en met het noemen van aantallen verdwenen buitenplaatsen.