Aan de Stichtse Lustwarande 2

OVERGENOMEN (Uitgeverij Nabijproducties)

In dit tweede deel van de serie ‘Aan de Stichtse Lustwarande’ schetst historica Annet Werkhoven opnieuw de ontstaansgeschiedenis van 25 bekende en onbekende landgoederen, buitens en villa’s in de omgeving van de Stichtse Lustwarande.
Voor het samenstellen van deze boeken zijn archieven en literatuur geraadpleegd, niet alleen om te achterhalen hoe de in het boek beschreven huizen tot stand kwamen maar ook wie de oorspronkelijke bewoners waren. De foto’s van de bewoners en hun families geven een goed beeld van de tijd dat het bezit van een groot zomerhuis buiten de stad voor de elite er bij hoorde. Maar niet alleen dat, ook is veel informatie naar voren gekomen uit gesprekken met de huidige bewoners of gebruikers.
Deze reeks geeft een warm en waardevol beeld van de culturele rijkdom van de Stichtse Lustwarande.

Annet Werkhoven, Aan de Stichtse Lustwarande. Bekende en minder bekende landgoederen, buitens en villa’s, ISBN 9789492055477, 168 pp., € 19,95

Voor 1e deel zie bericht 16 juni 2017

Symposium 1 dec: Hofwijck, de buitenplaats die bleef

OVERGENOMEN (www.hofwijck.nl)

Dit jaar viert Huygens’ Hofwijck haar 375 jarig bestaan. In 1642 werd de buitenplaats door Constantijn Huygens en zijn familie in gebruik genomen als verblijfplaats om af en toe het drukke bestaan aan het Haagse Hof te kunnen ontvluchten.
Dat Hofwijck nog altijd bestaat mag een klein wonder heten. De buitenplaats heeft te maken gehad met enkele grote bedreigingen. Meerdere malen stond Hofwijck op het punt om gesloopt te worden, maar werd ze net op tijd gered. Zo ook in 1868 toen de spoorlijn Den Haag-Gouda werd aangelegd. De helft van de grond ging hierdoor verloren.
In de 19e eeuw, de eeuw van de vooruitgang, kwamen veel buitenplaatsen in aanraking met vergelijkbare situaties. Dit kleinschalige symposium staat in het teken van bedreigingen voor buitenplaatsen en de herbestemmingen die vaak noodzakelijk waren. De sprekers gaan niet alleen in op het verleden, maar ook op de toekomst.

Symposium: Hofwijck, de buitenplaats die bleef
1 dec 2017
Huygens’ Hofwijck
Westeinde 2A
2275 AD Voorburg

Programma
13.30–14.00 Ontvangst met koffie/thee
14.00–14.10 Welkomstwoord door Femke Overdijk, conservator Huygens’ Hofwijck
14.10-14.40 René Dessing (directeur sKBL) – Buitenplaatsen in Zuid-Holland
14.40–15.10 Kees van der Leer (historicus) – Guillaume Groen van Prinsterer: de staatsman die Hofwijck redde van de sloop, maar niet van het spoor
15.10–15.30 Pauze
15.30-16.00 uur Eric Blok (specialist groen erfgoed SB4) – (Ont)spanning op Arentsburgh en Hoekenburg
16.00–16.30 Peter van der Ploeg (directeur Huygens’ Hofwijck) – Kasteel Binckhorst 2.0
16.30–16.50 Discussie en vragen
16.50–18.00 Afsluitende borrel

Aanmelden
Voor het themasymposium kunt u zich t/m woensdag 29 november aanmelden via secretariaat@hofwijck.nl. Het aantal plaatsen is beperkt. Deelname aan dit symposium bedraagt € 15,- en geschiedt op basis van binnenkomst na aanmelding.

Versailles aan de Schelde

OVERGENOMEN (van Cossee + extra’s)

‘Een Versailles in miniatuur in een vergeten uithoek aan de Schelde’, schrijft een krantenverslaggever in 1894 over het huis Zorgvliet in het Zeeuwse dorpje Ellewoutsdijk. Bij zijn bezoek aan dit neoclassicistische buiten van de vermogende baggeraarsfamilie Van Hattum kan hij zijn ogen niet geloven. Binnen telt hij vijftien slaapkamers en ziet hij een wintertuin, een theater met een draaibaar toneel en drie kunstzalen met toonaangevende schilderijen. Buiten stuit hij op een weelderige landschapstuin met een prieel, een kassengalerij en een eiland met een volière. Vanuit de uitkijktoren zijn in de wijde omtrek alleen weilanden, de zeedijk en de Westerschelde te zien.

De ondernemende J.C. van Hattum staat aan de basis van het succes: hij brengt het baggerbedrijfje van zijn vader binnen één generatie tot grote bloei. Het bedrijf is onder meer betrokken bij de aanleg van het Panamakanaal, de Afsluitdijk en de Zeelandbrug. Het zomerhuis groeit langzaam maar zeker uit tot een paleis in Moorse stijl, dat in het dorp het Suikerpaleis wordt genoemd. In Versailles aan de Schelde vertelt Anna van Suchtelen over de levens van drie vrouwen, de echtgenotes van drie generaties baggeraars. Mater familias Frederika en haar ondernemende schoondochter Jaan doen goede werken voor het dorp. Op haar beurt maakt Jaan zich zorgen als haar zoon trouwt met Guusje, een meisje dat maar weinig opheeft met haar rol als weldoener en ambachtsvrouw van Ellewoutsdijk.

Anna van Suchtelen beschrijft de geschiedenis van dit paleis in de Zeeuwse klei vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw tot na de Tweede Wereldoorlog. Wat houdt het in om lid van deze familie te zijn? Wat vormt je basis en wat geef je door? En wat betekent het geworteld te zijn op een bepaalde plek?

Anna van Suchtelen, Versailles aan de Schelde, Amsterdam 2017, ISBN 9789059367555, € 24,99, 256 p.

Zie ook
eerder bericht op deze website, 25 februari 2012
bericht van archief Goes, klik hier
over het boek in PZC, 8 november 2017

Nogmaals kasteelpark Rosendael op de kaart


Verzamelplan met dienstjaar 1817, maar vijvers als na verlandschappelijking van 1838-1839  Bron: beeldbank RCE

In de voorgaande weblog werd kasteelpark Rosendael op kadastraal minuutplan (1817) en TMK veldminuut (1845) naar voren gebracht. Ze geven respectievelijk de lijnen van de geometrische en die van de landschappelijke aanleg weer. De op de veldminuut ‘ingewerkte’ nieuwe parkaanleg van Rosendael was al opvallend, maar verder kijkend is er meer. Nu gaat met om het verzamelplan Rozendaal. Niets schokkends, maar wel intrigerend.

Bij de kadastrale minuutplans van iedere gemeente hoort een verzamelplan. Deze verzamelkaart fungeert als het overzicht van de indeling van de gemeente in secties en kaartbladen. Vermeld staan begrenzing, letteraanduiding en naam van elke sectie, plus in voorkomende gevallen de bladindeling van de sectie. Daarnaast geeft de kaart de omtrek van de gemeente met de voornaamste natuurlijke grensscheidingen en genummerde grenspalen weer. Binnen de gemeente zijn de belangrijkste wegen, waterwegen en bebouwingen weergegeven. Hierdoor krijgt het verzamelplan soms een licht topografisch karakter. Tot slot staat de titel van het verzamelplan in een ovaal met daarbij de namen van de verantwoordelijke bestuurders, de controlerende ambtena(a)r(en) en de uitvoerende landmeter plus het dienstjaar.

Kijkend naar het verzamelplan van Rozendaal (beeldbank RCE) staat in het ovaal inderdaad een serie bestuurders, de ingenieur verificateur W. Kuijk, de landmeter der 1e klasse L.D. van Heyst en het dienstjaar 1817. Maar inzoomend op het kasteelpark blijkt deze de landschappelijke vormgeving te kennen (afb boven), terwijl het minuutplan nog de geometrische aanleg toont (beeldbank RCE) en de verlandschappelijking pas in 1838-1839 plaatsvond. Is het verzamelplan meer dan 20 jaar later aangepast (lijkt er niet op) of is deze na 1840 opnieuw gemaakt en geantidateerd met 1817?
Verder is er in het Gelders Archief nog een kaart die een archiefomschrijving heeft als in het ovaal van het verzamelplan (beeldbank Gelders Archief), maar waar in werkelijkheid geen ovaal op staat, maar de titel ‘Kaart van de Heerlykheid Rosendaal…’. Het is over grote delen een 1-op-1 kopie van het eerdergenoemde verzamelplan, maar op deze kaart kent het kasteelpark wel zijn geometrische aanleg (afb onder).
Jan Holwerda


Kaart Rozendaal, vermoedelijk kopie van het ‘originele’ verzamelplan uit 1817, met vijvers van de geometrische aanleg  Bron: beeldbank Gelders Archief

Veldminuut (1845) met kasteelpark Rosendael

Veldminuut Arnhem (1846)  Bron: kaartenkamer van De Wildernis

De verkenningen om te komen tot de Topografische en Militaire Kaart begonnen informeel vanaf 1834 en bij Koninklijk Besluit vanaf 1839. De primaire driehoeksmeting van Kraijenhoff vormde de meetkundige grondslag voor deze kartering. Uitgangspunt voor de terreinopname vormde de kadastrale opmeting die in 1832 gereed kwam. Voordat de terreinwerkzaamheden begonnen maakte de officier-verkenner verkleiningen 1:25.000 van de kadastrale plans. Deze werden zorgvuldig langs de gemeentegrenzen uitgesneden en op kartons vastgelijmd. De kartons werden als veldminuten door de verkenner in het terrein aangevuld met ontbrekende topografie. De verkenner had de veldminuut op een plankje gespannen bij zich. De ontbrekende topografische details konden aan de hand van het kadasterbeeld meestal gemakkelijk op de juiste plaats in potlood worden ingetekend. De namiddag werd besteed om het opgenomen terreingedeelte te inkten en te kleuren. Het was een uitdrukkelijke eis dat het veldwerk nog op dezelfde dag werd afgewerkt. Uit de veldminuten werden in de winterperiode de nettekeningen 1:50.000 samengesteld door het kaartbeeld handmatig te reduceren (uit 200 jaar Topografie in Geo-Info).

De veldwerken waren tezien in het niet meer bestaande watwaswaar.nl, maar zijn helaas niet in het vervangende topotijdreis.nl terecht gekomen. Een heel stel is wel te vinden op gahetna.nl. En veel, deels andere, in de kaartenkamer van Willem Overmars (in het linkermenu verdere onderverdelingen aanklikken).
De nettekeningen zijn te vinden op arcgis.com en de gepubliceerde bladen verschenen in zwart-wit en zijn eveneens op arcgis.com te zien.

Nu naar de bovenstaande veldminuut van Arnhem uit 1845 (gedownload uit de genoemde kaartenkamer). Vergeleken met de nettekeningen is de veldminuut ‘levendiger’ en vaak met meer details. Die van Arnhem heeft nog een leuk detail. Kijk naar kasteelpark Rosendael: middenrechts op bovenstaande afbeelding en op uitsnede hieronder. Het lijkt haast een eigen tekeningetje ingewerkt in de grotere veldminuut. En dat past als je ziet hoe het uitgangsmateriaal, de kadastraal minuut, er uit zag (zie helemaal onderaan en in de beeldbank van RCE). Daarop kende Rosendael nog een geometrische aanleg. Maar in met name 1838-1839 was het park verlandschappelijkt door J.D. Zocher jr. Dus toen de verkenner aldaar met zijn verkleinde en zeer gedetailleerde kadastraal minuut op karton aankwam, klopte er zoveel niet dat corrigeren door intekenen geen optie moet zijn geweest…
Jan Holwerda

Rosendael op veldminuut Arnhem (1846)  Bron: kaartenkamer van De Wildernis

Rosendael op kadastraal minuutplan (1817)  Bron: beeldbank RCE

Pleisierig vinke en lecker drinke

OVERGENOMEN (delen van Ons Bloemendaal en Sovon)

Pleisierig vinke en lecker drinke,
De vinkenbanen van Bloemendaal

Ons Bloemendaal heeft in samenwerking met Gert Baeyens een boek uitgegeven over de vinkenbanen in de gemeente Bloemendaal. Vooral in de 18e en 19e eeuw werden vinken naar beneden gelokt en gevangen op een vinkenbaan, waar de vinkersbaas vanuit zijn vinkershuisje de netten over de vogels heen kon dichtslaan. Tot dusver waren in Bloemendaal 26 banen beschreven, maar er werden nu 43 gevonden, op oude kaarten, in aktes en in het veld! Dat het er zoveel waren en dat daar in situ nog zo veel van is terug te vinden, hadden de auteur en haar medewerkers Wim Post, Hans Vader, Joop Mourik en Martin Bunnik aanvankelijk totaal niet vermoed. De bloei van de vinkerij is in Bloemendaal te verklaren door de som van twee elementen: landschap en geld. Grote relatief open vlaktes en grootgrondbezitters die baadden in weelde. Zij konden de huisjes en lokvogels onderhouden en vinkersbazen en knechten die hun métier bijzonder goed verstonden betalen. Duizenden, tienduizenden risten met vinken zijn tenslotte op de pluimveemarkten verkocht. De kroketten van weleer! De banen ten noorden van de Zandvoortselaan liggen op korte afstand van elkaar, zowel in de noord-zuid richting als oost-west bekeken. De zuidelijke banen bestrijken een groter oppervlak, mede doordat de buitenplaatsen over meerdere strandwallen en -vlaktes verspreid lagen, tot zelfs in de jonge duinen. Vanaf 1912 werd de ouderwetse vinkenvangst verboden.

Gert Baeyens, Pleisierig vinke en lecker drinke. De vinkenbanen van Bloemendaal, 2017, € 19,95 (donateurs betalen €17,50, inclusief verzendkosten € 24,50), p. 120 (met uitvouwbare kaart)

Te bestellen via onsbloemendaal@live.nl of door overmaking op NL77 ABNA 0562 3202 02 t.n.v. Stichting Ons Bloemendaal o.v.v. ‘Vinkenbanen’ en uw adres.

Vinkenbaan op grond van Mw. van Vliet-Borski, op de voorgrond de kooien met lokvinken. NB. In het najaar van 1908 zijn in de omstreken van Haarlem ongeveer 16000 vogels gevangen. Bron: beeldbank Noord-Hollands Archief

Vinkenbaan op grond van Mevr. van Vliet-Borski, de mannen zijn bezig het net, na de vangst weer in orde te maken. Bron: beeldbank Noord-Hollands Archief

Vinkenbaan op grond van Mw. van Vliet-Borski, aan de zijkant van de Vinkenbaan de ineengeslagen netten, een ruk aan het touw en de netten sluiten. Bron: beeldbank Noord-Hollands Archief

Water via een draadje, nu en toen

In mijn krant van vandaag staat een stuk over de Achterhoekse Touwfabriek Helmes-Wellink. Over theezakjestouw dat, hoe lang het zakje ook in de pot hangt, wit moet blijven. Maar ook over allerlei andere heel specifieke touwen. Als slot wordt nog een speciaal voorbeeld naar voren gebracht. Het betreft een toepassing van een speciaal touw bij bomen geplant in de woestijn van Palestina. In de woestijngrond komt een afbreekbare cocon met water met in het midden een gat voor de boom. In de bak hangen speciale koorden. Die zuigen het water op en transporteren dit gedoseerd naar de boomwortels. Tot de boom diep genoeg wortelt en op eigen kracht water vindt.

Dit lezende herinnerde ik me een krantenartikel dat ik al eens voor De Tuinbaas aanhaalde. Over de volwassen bomen en het transport ervan met mallejannen naar het kasteelpark van De Haar (Haarzuilens). En ook over een ‘bewateringsysteem’: ‘Deze boomen worden gedurende den aanleg kunstmatig gevoed. Aan elken stam is bevestigd een bloempot, half gevuld met aarde en katoenen of wollen draad, en verder met water. Uit de opening in den bodem van den pot hangen losse draden af, die met het andere einde in den grond tusschen de wortels verspreid zijn. Door het voortdurend afsijpelen van vocht uit den pot langs de draden blijft de grond om den wortel ook in ’t droogste weer steeds vochtig en kunnen de wortelvezels gelijkmatig het noodige voedsel opnemen.’ (Algemeen Handelsblad 1 oktober 1895)
Jan Holwerda

Schoffelwagen van Clingendael

Uit Dictionnaire du jardinage (1777) van Antoine-Nicolas Dezallier d’Argenville

Zit in Plezierreis in de zomer van 1718 van Johan R. ter Molen te lezen, zie hier. Op p. 160 staat een duwkarretje, in gebruik op Clingendael, met 1 wiel voor en 2 achter, op de hoeken van een driehoek van latten. Tussen beide achterwielen is een lang horizontaal ‘mes’ en er boven een ‘duwstang’. Hiermee hadden ze ‘ein artig Instrument, so man fort rollet, undt damit man spielendt die vom unkraut reinigen kan’. Het ziet er dan ook uit als een hele brede schoffel op wielen.
Ik herkende die ‘schoffel achter een wiel met twee bomen’, die je vroeger wel zag bij rijenteelt. Maar hoe noem je zoiets nou als je er over wilt schrijven. Schoffelwagen was een kreet die me te binnenschoot. Daarmee eens gezocht…

Pieter de la Court van der Voort noemt het in zijn Byzondere aenmerkingen over het aenleggen van pragtige en gemeene landhuizen, lusthoven, plantagien en aenklevende cieraeden (Leiden 1737): ‘Een Schoffel-wagen, bestaende uit twee agter- en een voor-rol met een breed-snydend schoffel-yzer, dat men hoog en laeg kan stelten, na dat men den grond tot min of meer diepte wil roeren: deze is van nuttig gebruik in zand-gronden, maer in vaste gronden van geenen dienst.’
En ook Johann Hermann Knoop noemt hem, in De beknopte huishoudelyke hovenier (Harlingen/Amsterdam 1766): ‘Schoffels: tot afschoffeling van het Onkruid – in Paden en elders.  Schoffel Wagen: synde eene machine die op drie rollen loopt, agter 2 en voor een, met een scherp schoffel-yser overdwars, van circa 3 voeten lengte en 4 vinger breete, dat aan ’t agtereind vast is, en hoger of lager kan gestelt worden, naar dat de grond min of meer diep sal geroert worden; wordende van den werkman by stuiten voorsig weggestoten. Dit is eene seer nuttige machine op groote plaatsen om de grond te schoffelen en schoon te maaken, dewyl een man daarmede meer uytvoeren kan als 4 a 6 andere met kleine gewonelyke schoffels; dog kan alleen gebruikt worden in and-, veen-, en andere losse gronden, of die met sand of turf-mot overstroit syn.’

Een foto van de afbeelding uit het boek plaatsen wilde ik toch maar niet (ja Joost, privé sturen moet kunnen :-)). Dus ik heb twee voorbeelden uit Dictionnaire du jardinage (1777) van Antoine-Nicolas Dezallier d’Argenville genomen, de een met een wiel, de ander zonder.
Jan Holwerda


Uit Dictionnaire du jardinage (1777) van Antoine-Nicolas Dezallier d’Argenville

De imaginaire tuin van Petronella Oortman


Uitsnede met tuin, uit Poppenhuis van Petronella Oortman (ca. 1710), Jacob Appel (I)
Bron: Rijksmuseum Amsterdam

Al lezend kwam het poppenhuis (ca. 1686 – ca. 1710) van Petronella Oortman dat in het Rijksmuseum staat voorbij. Dat kende ik al wel en het schilderij (ca. 1710 ) van Jacob Appel vast ook. Op die Appel is door de gang kijkend een geometrische tuin zichtbaar, iets dat in ieder geval nooit tot me was doorgedrongen. En ik lees dat die tuin ook bij het poppenhuis aanwezig was en geen toevoeging van de schilder is. De tuin hing in een apart kastje achter het poppenhuis en was uitgerust met een echte spuitende fontein.

In het tweede deel van dit filmpje ziet u het poppenhuis en hoort u Jeroen Krabbe er over.

Poppenhuis van Petronella Oortman (ca. 1710), Jacob Appel (I) Groot
Bron: Rijksmuseum Amsterdam

Poppenhuis van Petronella Oortman (ca. 1686 – ca. 1710) Groot
Bron: Rijksmuseum Amsterdam

NKS studiemiddag: Publiek bezit? De rol van kastelen en buitenplaatsen in de samenleving

NKS studiemiddag: Publiek bezit? De rol van kastelen en buitenplaatsen in de samenleving

donderdag 2 november | Kasteel Ruurlo
Dagvoorzitter: dr. Bouke van Gorp (UU)

Voorprogramma
13.00-14.00 uur
Rondleiding Kasteel Ruurlo onder begeleiding van een gids. Alleen bij voldoende belangstelling. De bijdrage hiervoor bedraagt € 6,50 exclusief museumtoegang. Museumjaarkaart is geldig. Gaarne aanmelding vooraf.

Programma
14.00 uur
Ontvangst met thee en koffie

14.15 uur
Welkom en inleiding door mw. drs. ir. Heidi van Limburg Stirum, directeur NKS en mw. dr. Bouke van Gorp, assistant-professor Human Geography and Planning, Universiteit van Utrecht

14.30 uur
Kastelen als museum
• Ing. Denny Perdok, projectleider Verlaan & Bouwstra architecten; Restauratie van Kasteel Ruurlo tot museum voor moderne kunst
• Frank Louhenapessy MA, hoofd bedrijfsvoering Huis Doorn; Huis Doorn een praktijkvoorbeeld van een kasteel als museum

Key note
• Prof. dr. Jan Rouwendal, VU Amsterdam
Titel: De economische waardering van erfgoed. De case voor kastelen en buitenplaatsen

Particulier bewoonde kastelen en buitenplaatsen. Presentatie studentenonderzoek.
• Roy Tijsmans BCs, student Universiteit Utrecht, Rol van de gemeente bij behoud van particuliere kastelen en buitenplaatsen
• Arjen Cools MSc, student Universiteit Utrecht, Open huis? Motieven voor openstelling

Herbestemming
• Dr. Fred Vogelzang, wetenschappelijk onderzoeker NKS, Nieuwe functies en traditioneel gebruik: kastelen en buitenplaatsen in de 21ste eeuw

Afsluiting
17.00-18.00 uur
Napraten met hapje en drankje

Voor achtergrondinformatie, over kosten, voor aanmelden enz, zie Uitnodiging studiemiddag.