Tuinweekend Het Loo

(OVERGENOMEN)

In het tuinweekend van 5 en 6 september 2020 kun je de hele dag verspreid door de tuin luisteren naar verhalen. Op zaterdag staan deze in het teken van Planten van Herinnering, zondag gaat het over Groen Vakmanschap. Kijk op de website van Het Loo voor de verhaaltitels, tijden en sprekers, o.a. Willem Zieleman en Lenneke Berkhout zullen verhalen. Naast de verhalenpodia zijn er diverse kraampjes met tuingerelateerde informatie en regionale producten, zoals groenten en fruit, een imker en botanische kunst.

Hoveniers van Oranje

Afgelopen middag verdedigde Lenneke Berkhout met verve haar proefschrift Hoveniers van Oranje. Functie, werk en positie 1621-1732. En jawel, ze is gepromoveerd!!
Haar proefschrift is als boek verschenen. Met warm aanbevolen doe ik het boek en Lenneke te kort, dus ik zeg kopen! Zeer de moeite waard.
Jan Holwerda

(OVERGENOMEN)
De tuinen van de prinsen en prinsessen van Oranje waren toonaangevend in de zeventiende eeuw. Op basis van intensief onderzoek in archieven heeft Lenneke Berkhout een vijftigtal hoveniers en ander tuinpersoneel kunnen identificeren die deze indrukwekkende tuinen verzorgden. Ze beschrijft hun verantwoordelijkheden, hun (financiële) positie, hun relatie met de prins(es) van Oranje en de veranderingen die hierin de loop van de tijd optraden. De hoveniers hielden zich onder andere bezig met de teelt van groenten en fruit, de aanleg van parterres, de verzorging van uitheemse planten en de ‘broeikunst’. Zij speelden ook een rol in de professionalisering van het hoveniersvak, de ontwikkeling van nieuwe technieken en de (internationale) uitwisseling van horticulturele kennis. Berkhout schetst een kleurrijk beeld van de dagelijkse gang van zaken in en om de tuinen, van een prinses die haar hoveniers zeer waardeerde tot een snoeischaar voor de Franse koning als vredesgeschenk.

Een interview met de auteur over haar boek staat op youtube.com. De eerste pagina’s met inhoudsopgave vindt u hier.

Lenneke Berkhout, Hoveniers van Oranje. Functie, werk en positie 1621-1732, Hilversum 2020, ISBN 9789087048358, € 39,-, pp. 471.

Vrijwilligersklus bij de RCE: digitalisering fotocollectie Marijke Heuff

(INGEZONDEN)
Wie kent ze niet: de sfeervolle tuinfoto’s van Marijke Heuff? Haar dia’s geven een breed beeld van de Nederlandse tuincultuur: van geveltuin tot kasteeltuinen en tuinen van beroemde ontwerpers als Piet Oudolf en Henk Gerritsen. In de periode 1975-2005 heeft Marijke zo’n 700 tuinen gefotografeerd. Haar foto’s zijn gepubliceerd in honderden nationale en internationale boeken en tijdschriften. De hoge kwaliteit van de fotografie en de brede onderwerpkeuze geven het werk een belangrijke documentaire waarde. Om de fotocollectie van Marijke Heuff als geheel te behouden en in de toekomst toegankelijk te maken, neemt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) de collectie in beheer. De tuinfoto’s worden, in samenwerking met Marijke Heuff, gedigitaliseerd. Via de beeldbank van de RCE komen de foto’s beschikbaar voor een breed publiek.

De RCE zoekt daarom vrijwilligers met enige kennis van tuinarchitectuur die mee willen werken aan dit bijzondere project. Het project wordt begeleid door kundige archiefmedewerkers en de specialist historische tuinen van de RCE.

De werkzaamheden bestaan uit:
Beoordelen van dia’s op informatiewaarde (selecteren);
Trefwoorden (zoals haag, vijver, rozen, border, zichtas) toevoegen op een Excellijst;
Opzoeken en toevoegen van het monumentnummer;
Diaraampjes openen, dia ontdoen van plastic beschermlaagje, diaraampje sluiten en op chronologische volgorde in een diaslede zetten en voorzien van een code.

De Rijksdienst hoopt dit project met vele handen op te kunnen pakken. We starten begin september en ronden eind oktober af. De startbijeenkomst is bij de RCE in Amersfoort. Na een kennismaking met koffie en een introductie op het werk van Heuff, worden de werkzaamheden gedemonstreerd en eventueel geoefend. In verband met Corona kunt u de werkzaamheden daarna grotendeels bij u thuis uitvoeren. Voor vervoer van de materialen wordt uiteraard gezorgd.

Heeft u interesse om deel te nemen aan dit project? Neemt u dan contact op met Josette Custers, vrijwilligerscoördinator bij de RCE, op J.Custers@cultureelerfgoed.nl.

Het Loo, als ‘eene schone joffer’ ‘onder een party rimpelige vervalle besjes’


Een jachtscène met prins Willem III. Dirk Maas (vóór 1692) (Bron: Collectie Paleis Het Loo)
(zie ook eerdere bericht over dit schilderij)

Menig publicatie gaat in op de vraag waarom een kasteel of buitenplaats ligt waar het ligt (of zoals de makelaar zou zeggen: ‘locatie locatie locatie’). In geval van Het Loo gesticht op de toen woeste lege Veluwe komt dan in ieder geval de jachtbehoefte naar voren. Maar ook de tegenstelling tussen Het Loo en de omringende woestenij wordt dan wel aangestipt. De schrijver van een reisboek uit 1734 doet dat wel heel beeldend:

‘... dat de luister van een fraai landhuis nog meer afteekt wanneer het op eene woeste, dorre, eenzame plaats, alwaar men diergelyke schoonheit niet verwacht, gebouwt is, dan dat het gevonden word op landstreken die reets aangenaam van zich zelve zyn, en alwaar meer lustplaatzen gevonden worden; even gelyk eene schone Juffer meer de oogen en verwondering in ’t byzonder tot zich trekt, wanneer zy onder een party rimpelige vervalle besjes, of magere lelyke tronien zit, dan dat zy by meer andere schone Juffers geplaatst is. De kunst munt niet zeer uit, wanneer zy in allen delen van de natuur geholpen word, maar als dan toont zy eerst haar meesterstuk, wanneer de natuur haar in alles dwarsboomt, en zy echter alle die hinderpalen te boven komt, om de natuur zo te zeggen te dwingen, en te doen blyken wat zy doen kon tot lof van haren werkmeester of insteller. Het Loo zou nooit zo veel roem in de waereld gegeven hebben, nog de ogen en verwondering van ieder een zo tot zich hebben getrokken, als ’t nu gedaan heeft, indien ’t niet op eene plaats gebouwt was geworden alwaar men weet dat ongelooflyk veel moeite, arbeid konst en koste vereischt is geweest om het tot zo eene volmaaktheit te brengen als waar in men het thans ziet. Het vinden van fraie gezichten, en voorwerpen of plaatzen alwaar men die in ’t minst niet verwacht had, verrast op eene aangename wyze de aanschouwers.’

Coronaproof theedrinken in de prieeltjes van Café Valk (Ubbergen)

Aan de Pompweg te Ubbergen staat het tegenwoordige woonhuis ‘De Hartenbeek’. Het wordt reeds in 1520 vermeld. In 1796 werd het buiten, bestaande uit herenhuis, schuur, tuinen, visvijvers en lanen verkocht aan de familie Valk. Deze familie maakte er in de negentiende eeuw een koffiehuis met uitspanning van. Eerst onder de naam ‘Hartenbeek’, later als Café Valk. Op de helling achter het café verrezen prieeltjes waar de wandelaars uit Nijmegen verpozing zochten en van de ‘onovertreffelijke uitzichten’ op de Ooijpolder genoten. Tegen geringe vergoeding waren een theestoof, servies en kokend water te verkrijgen. Tegenwoordig zouden we vervolgens coronaproof thee gaan drinken. (In 1934 was er het vakantiecentrum Hartenbeek met weekendhuisjes en kampeerterrein gevestigd).
Jan Holwerda

(alle afbeeldingen dateren uit de periode 1902-1917 en komen uit de beeldbank van Regionaal Archief Nijmegen)

Abriß eines holländischen Gartens (1690)


‘Abriß eines holländischen Gartens’ uit Neue Garten-Lust van Heinrich Hesse (1690).

Neue Garten-Lust van Heinrich Hesse had ik wel eens eerder digitaal ingezien, maar ja da’s in gotisch Duits. Daar ga je niet eens lekker in hangen. Nu na het lezen van de titel ‘Abriß eines holländischen Gartens’ en het zien van de bijbehorende afbeelding, toch maar eens de bij de afbeelding horende tekst gelezen.
De boektitel luidt eigenlijk Heinrich Hessens, Churfürstl. Mayntzischen Garten-Vorstehers, Neue Garten-Lust… en dan loopt het door tot de hele titelpagina vol loopt. Waarom zou je ook ruimte vrijlaten.
Er zijn drukken uit 1690, 1696, 1703, 1705, 1706, 1710, 1714, 1734, 1742. Allen kennen drie plattegronden/vogelvluchten voorin, twee ‘Franßösischen Lust-Gartens’ en die ene ‘holländischen’. In de drukken 1690 en 1696 zit er ook een legenda bij het drietal plattegronden/vogelvluchten.

Ik heb de letters in de afbeelding omwille van de duidelijkheid in rood overschreven. Hier valt het boekwerk in te zien en is in te zoomen, klik hier. De legenda luidt
Abriß eines holländischen Gartens
A Wasser-künste
B Citronen- und Pomeranzen-Bäume
C holländisch Laubwerck
D Garten-Modelle
E Stücke zum Küchen-Kräutern
F Teiche mit Wasser-künsten
G Lustgänge von Linden und Hain-büchen
H allerhand fruchtbahre Bäume
I Lusthäuser
K Graß Pläße / in der Mitten Brunnen
L Lusthäußlein
M Ein Garten-hauß
N Eine Hecke von Bäumen geflochten / in deren Mitten eine Thüre
O Baum Stücke met Franß-Bäumen / in der Metten eine Wasserkunst
P Quartier met Laubwerck
Q Quartiere met Garten-Modeln
R Das Wohnhauß
S Der Hof des Wohnhauses
T Die Thür am hofe des Wohnhauses
V Vorgebäube
X Eine Brusthecke met Ipern und Lindenbäumen befeßet
Y Ein grüner Gang am Wohnhauß und Garten
Z Eine Thüre / da man unten aus dem Garten gehen kan
Aa Grotten an de Seite des Gartens
Bb Gebogene Thüren am Eingange der Gänge
Cc Ein Wassergrabe rings umb den Garten her
Dd Eine Brücke über den Graben

De ‘Abriß eines holländischen Gartens’ doet direct denken aan de weergave van ’t Princelyk Huys en Hof te Ryswyck’ (Huis ter Nieuburch) in Den Nederlandtschen hovenier van Jan van der Groen (1669 en latere drukken). Zeker, net zoveel verschillen als overeenkomsten. Maar toch… (Hesse heeft vast de FR/DE versie Le Jardinier Hollandois… / Der Niederländische Gärtner... (1669) ingezien).
En als je vervolgens de paragraaf ‘De Hollands Classicistische Tuin’ uit Natuur Bezworen (PDF) er naast legt, dan verbeeldt Heinrich Hesse het toch wel heel goed.
Jan Holwerda


’t Princelyk Huys en Hof te Ryswyck’ (Huis ter Nieuburch) in Den Nederlandtschen hovenier van Jan van der Groen (1669 en latere drukken)

Singels en ronde grachteilanden bij Leusdense buitens


Studie van de vereenvoudigde vormen van de drie buitenplaatsen, naar voorbeeld van de kaart uit 1832 en een tekening van Stoutenburg eind 18e eeuw. Voor het overzicht heb ik de figuren met de top naar boven geplaatst. In werkelijkheid liggen de figuren met hun top in oostelijke richting en met de basis naar het westen. Het ronde grachteiland van Stoutenburg is in 1832 een schiereiland, maar mogelijk in eerder jaren een eiland. Het eiland van Emelaar lijkt niet helemaal zo rond te zijn geweest op de bovengenoemde kaart.

Bij mijn onderzoek naar buitenplaatsen in Leusden kom ik een aantal zaken tegen die vragen oproepen.
1. De buitenplaatsen Stoutenburg, Emelaar en Zandbrink hebben allen een rond grachteiland binnen een groter terrein, dat een geometrische vorm heeft. Bijzonder hierbij is ook de variatie aan geometrische vormen: een ovaal, een rechthoek en een driehoek. Bestaan er meer buitenplaatsen in Nederland met dergelijke vormen van een rond huiseiland in een geometrische vorm?

2. De hiernaast geplaatste kaart is een uitsnede uit de Carte von Utrecht von F.L. Güssefeld uit 1787. Er is geen legenda bij de kaart. Weet iemand wat de symbooltjes van Stoutenburg, Emeren (Emelaar) en Santbrinck precies betekenen? Met andere woorden, kent iemand de legenda wel?
Van Emelaar en Stoutenburg is het heel zeker dat er een buitenplaats rond die tijd was, dus dat zal de betekenis van dat symbooltje zijn. Zandbrink is wat onduidelijker, wat zou dat kruis bijvoorbeeld betekenen? Dat de buitenplaats is verdwenen?

3. De buitenplaatsen die ik onderzocht, hebben allen een gracht om het huiseiland en een gracht rondom de buitenzijde van het buitenplaatsterrein. (of langs een deel daarvan, Zandbrink en Zwanenburg). Deze worden ‘Singels’ genoemd, in de volksmond (Zandbrink) of in de administratie van de rentmeester (Emelaar), of in een akte (Stoutenburg). Ook Zwanenburg had een singel, in de volksmond de Kuperssingel en later werd deze naam overgenomen bij de inrichting van de nieuwe woonwijk. Ik ga er vanuit dat de naam ‘De Singel’ komt van ‘omsingelen’, oftewel lopende langs de buitenrand? Want hebben de singels van de steden ook niet ooit die betekenis gehad, de afbakening van de buitenrand van de stad?

Lia van Burgsteden, tuinontwerpster, bestuurslid en lid werkgroep ‘Buitenlui’ van de Historische Kring Leusden


De Kuperssingel lag eveneens langs één van de buitenranden van de buitenplaats Zwanenburg. Deze singel liep door tot aan de Grift, om via deze watergang het waterpeil van de grachten van de buitenplaats te regelen.


De erven van de boerderijen en de voormalige huize of slot Emelaar op de kadastrale kaart van 1832. In 1819 was er nog sprake van dat er een huize Emelaar was, maar die is kennelijk in de tussentijd verdwenen. Het lijkt erop dat de huize of slot steeds op het omgrachte vierkante terreintje heeft gelegen. Vermoedelijk heeft er op het ronde terreintje een koepel gestaan. In de inventaris van huize Emelaar, na het overlijden van de eigenaresse in 1819 en bewoonster van huize Stoutenburg, staan ook wat meubeltjes die in tuinhuizen stonden: zes stoelen een hangoortafel, een hoekbuffet met fontein en bak en nog wat spulletjes die je nodig hebt bij het theedrinken, zoals een theestoof en een tabakscomfoor. Er woonde toen een huurder in het slot of huize zelf, maar kennelijk had Lucia van Lilaar nog een kamer of theekoepel op het erf Emelaar staan, al staat er niet bij vermeld dat zij iets dergelijks zelf gebruikte. Zij had op Stoutenburg haar herenhuis met landgoed.

Dekema State Jelsum

(OVERGENOMEN)
De rijke geschiedenis van het slot Dekema State, dat in het oude Friese terpdorp Jelsum staat, gaat terug tot de late middeleeuwen. Geruime tijd bestaat er een band tussen de state en het Stadhouderlijk Hof in Leeuwarden. In het begin van de negentiende eeuw krijgt het huis de functie van buitenplaats. Vervolgens revitaliseren twee generaties van opvolgende landheren het complex weer tot landgoed. In deze ‘geschiedenis van de lange duur’ weerspiegelt zich de voor Friesland kenmerkende band tussen voornaam buitenleven en grootgrondbezit. Al meer dan honderd jaar ontneemt een hoge muur het zicht vanuit het dorp op tuin en huis. In dit boek kijken de auteurs op verschillende manieren achter die muur: ze brengen de geportretteerden tot leven, verhalen de band tussen state en dorp en belichten de waarde van dit bijzondere landgoed als Fries historisch erfgoed.

Yme Kuiper en Sjoerd Cuperus, Dekema State Jelsum. Biografie van een landgoed, Reeks Adelsgeschiedenis XIX, Gorredijk 2020, ISBN 9789056156015, € 49,90, 704 pp.

Watervallen van Springer


Rots en waterval, van Leonard Springer, op de Algemeene tentoonstelling te Haarlem in 1889 (Bron: Noord-Hollands Archief groot1 groot2)

Niet onbekend is de foto van de 10 meter hoge rotspartij en waterval op de 35e Algemeene tentoonstelling van vee, voortbrengselen van en werktuigen voor den landbouw georganiseerd door de Hollandsche Maatschappij van Landbouw van 11 tot 16 september te Haarlem; op het grasveld ten zuiden van den Haarlemmerhout. Toch nog even naar voren brengen, want indrukwekkend blijft het.

Op 5 september 1889 viel te lezen: In den hoek is door den tuinarchitect Leonard Springer voor rekening van den heer Visser van Hazerswoude, voorz. van het hoofdbestuur, een 10 meter hoog rotsgevaarte opgesteld, met groene heesters overvloedig beplant, en waarvan een waterval afstroomt. Het noodige water wordt verkregen door een diepe put op het terrein gegraven, waaruit het door middel van stoomkracht tot een hoogte van 10 meter wordt opgevoerd. Deze rotspartij met waterval maakt een prachtig effect tegen het hooge geboomte van de Spanjaardslaan.

Genoemde financier was advocaat en politicus Dirk Visser, heer van Hazerswoude, eigenaar van de buitenplaats Westerhout (Heemstede) en voorzitter van de tentoonstellling-organiserende Hollandsche Maatschappij van Landbouw.


Gouden medaille voor Leonard Springer (Bron: Teylers Museum)

Springer ontving een gouden medaille voor zijn waterval. Een extra bestuursprijs, ook een gouden medaille, was er voor ‘stoommachine en pompmachine tot opvoering van het water voor den waterval (200.000 liters water per uur)’. Een andere krant omschrijft het anders ‘een gouden medaille voor de locomotief, die het water voor den waterval naar boven bracht.


Rots en waterval, van Leonard Springer, op de Voedings tentoonstelling te Amsterdam in 1887 (Bron: Noord-Hollands Archief

Twee jaar eerder stond Springer ook al met een waterval, toen 4 meter hoog, op twee in tijd aansluitende tentoonstellingen te Amsterdam: ‘Een der zijzalen aan de westzijde van het gebouw, is als serre ingericht Aan de zuidzijde is men thans bezig met het aanbrengen van een rots van welker top een waterval van 4 meter zich in een bassin zal neerstorten. Zware blokken natuurlijke steen (Andernachsche lava) worden als constructie-material gebezigd. Bloemen en heesters zullen het geheel bedekken. Het zou te wenschen zijn dat dit fraaie werk, onder leiding van den heer Sprenger [sic] aangebracht, niet uitsluitend voor de bloemen-tentoonstelling bestemd bleef, zooals aanvankelijk bepaald is, maar dat het in stand gehouden wordt om ook by de voedings-tentoonstelling tot opluistering te dienen.

In p. 30 in Constance D.H. Moes, L.A. Springer Tuinarchitect Dendroloog 1855-1940 (2002) staat een foto met bewuste waterval. Het is dus niet de Internationale Tuinbouwtentoonstelling zoals het bijschrift aangeeft.
Jan Holwerda

Plek op de kaart te koop


De gemonteerde bladen van de Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht (1743), Bernard de Roij (Bron: Universiteit Utrecht)

De eerste versie van deze kaart, Tabula nova provinciae Ultrajectinae (1715), kwam al eens ter sprake in ’t Burghje bij Odijk met een grootse tuin, maar … alleen op kaart. Nu even de tweede druk onder de titel Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht (1743).

Daar staat de gedachte parkaanleg van ’t Burghje bij Odijk niet op maar wel een aansprekende advertentie: ‘Indien iemands Hofstede, of Hofsteden in deze Kaart nog mogte manqueren, en hy de zelve gaarn daar in wilde gebragt hebben, die gelieve zig ten dien eynde t’adresseren tot Amsterdam aan Cóvens en Mortier, welke presenteere omme zoodanige Hofstede of Hofsteden in deze Kaart te laten snyden, wanneer aan haar de nette cituatie van de zelve werde ter hand gestelt; of aangewezen; mitz dat alvoorens daar voor werde betaalt den beloop van een complete Kaart, volgens de gestelde prys: des zoo zal na het insnyden van het begeerde, zonder betalinge wederom kunnen genieten een compleet exemplár van deze Kaart.’

Je kon je dus als het ware inkopen. Een soortement van ‘ik sta op kaart, dus ik besta’, vrij naar Descartes. Op grond van de legenda valt dan te kiezen uit: Riddermatige Huizen, Adelijke Huizen en Hof Steden.

Bekijk vooral de fraaie versie van Universiteit Utrecht. De tot een grote kaart gemonteerde bladen ziet u hier. Met de pijltjestoetsen linksboven is door de losse bladen te bladeren.
Jan Holwerda