Houtschijven


Bestrating met houtschijven ‘inlandsch grenen bij Breda’


Bestrating met houtschijven ‘inlandsch grenen bij Breda’


‘Bedrijfsvloer met inlandsch grenen blokjes’

Zat te bladeren door Inlandsch hout (1939) van J.R. Beversluit, landbouwkundige aan de Landbouwuniversiteit te Wageningen. Hij schreef dit propagandaboekje in opdracht van de Commissie inzake het Gebruik en de Verwerking van Inlandsch Hout in Nederland. Doel was meer bekendheid te geven aan de gebruiksmogelijkheden van ‘inlandsch hout’, de buitenlandse concurrentie was groot in de jaren 30 van de vorige eeuw. Bladerend waren er een aantal foto’s die m’n oog trokken. Foto’s met een toepassing van houtschijven die ik nog niet kende. Hoewel, in sommige tegenwoordige tuinen zie houtschijven wel eens toegepast. Of is die ‘mode’ alweer voorbij geschoten? En van ‘houten straatstenen’ had ik wel eens gehoord, maar nooit gezien.

Uit Magazijn van tuin-sieraaden [1802-1809] van Gijsbert van Laar kende ik al wel de toepassing van houtschijven tegen de wand van een prieel:
‘XII: De wanden zijn met afgezaagde houten schijven bedekt.’
‘XLI: Eene hut, met houten schijven bespijkerd en met stro of riet gedekt.’

In het propagandaboekje heet het:
‘Zeer geschikt is het inlandsch grenen na impregneering voor bestratingsblokjes, hetzij in ronden vorm voor de verharding van wegen, of vierkant bezaagd voor straten, bruggen, vloeren van garages, werkplaatsen, fabrieken en andere bedrijfsgebouwen.’ Voor veel bedrijfsruimten ‘waar een vloer van houtblokjes veel beter zou voldoen, dan een koude kille betonvloer…’
Jan Holwerda


Houtschijven tegen prieelwand, uit Magazijn van Tuin-sieraaden [1802-1809]

Handbuch der deutschen und holländischen gartenkunst

In Google Books vond ik twee, drie jaar geleden:
J. H. F. Lerz, Handbuch der deutschen und holländischen gartenkunst. Für gärtner, garten- und gutsbesitzer, landwirthe und freunde der botani, 1849 (2e druk, 1e druk in 1848) PDF

Al bladerend blijkt dit de Duitstalige versie van de driedelige Nederlandsche Tuinkunst uit 1837-1838 te zijn (zie hier). We weten dat veel Nederlandstalige tuintractaten  vertaalde al dan niet bewerkte buitenlandse werken zijn. Hier is sprake van de omgekeerde weg. In de haast weet ik twee andere werken:
– de Duits-/Franstalige versie van Jan van der Groen: Le Jardinier Hollandois… / Der Niederländische Gärtner… PDF
– de Franstalige versie van Pieter de la Court van der Voort: Les Agrémens de la campagne PDF

Wie heeft er zo nog een ander voorbeeld van een voor 1900 verschenen NL-werk dat ook vertaald in een andere taal is uitgegeven?
Jan Holwerda

Cascade bulletin voor tuinhistorie 2019-2 is uit

Dit nummer hadden onze donateurs nog te goed. Ons vorig jaar uit gekomen boek Tuingeschiedenis in Nederland III is oorzaak van de vertraging. Over bulletin 2019-2 het volgende:

Onze meest recente bundel Tuingeschiedenis in Nederland III brengt onder andere verdwenen tuinen naar voren. In dit bulletin worden haast in het verlengde hiervan drie vergeten of misschien zelfs ‘nooit geweten’ tuinen naar voren gebracht. Opgedoken door AHN en door minimale documentatie eigenlijk uit ons blikveld verdwenen. Het betreft de door Louis Reutelingsperger geschetste Doolgaard van Arcen, het door Jan Holwerda ontdekte Sterrebos van Huis te Leeuwen en de aanleg van Coldenhove bij Eerbeek, aan Maarten Veldhuis gewaargeworden en door Jan Holwerda met archiefstukken gestaafd.

Voorafgaand aan dit drietal is sprake van liefst nog drie bijdragen. Wim Meulenkamp definieert de tuinstijl jardin anglo-chinois voor de Nederlanden. Inderdaad Nederlanden, al was het alleen al omwille van het voorbeeld Boekenbergpark te Antwerpen-Deurne. Een slootje zichtbaar vanuit de trein op het traject Den Haag – Leiden weet Hein Krantz aan de hand van een kaart uit 1706 en een ontwerp van Marot te duiden als een restant van het grand canal van Rosenburg onder Voorschoten. En Henk van der Eijk is, op zoek naar Adriaan Snoek, opnieuw de archieven ingedoken. Eerder publiceerde Henk al over deze landmeter op Westerhout (Haarlem), nu gaat hij in op de in tuinhistorische literatuur gelegde relatie Snoek – Woestduin (Vogelenzang). Zijn archiefonderzoek bracht niet alleen Snoek, maar ook een nieuwe naam, te weten Hendrik Horsman, naar voren. Ook Henk heeft AHN benut om de echo uit het verleden die in het terrein nog doorschemert naar voren te laten komen.

Bloemmandjes

‘De hofstede Vreedelust aan de Spanjaardslaan te Haarlem’ (1799), W.B. Craan en een uitsnede met het ‘bloemmandje’ aldaar (Bron: Rijksmuseum Amsterdam)

In ‘Bloemtuinen’, hoofdstuk IV in het tweede deel van Nederlandsche tuinkunst (1837), onderscheidt de anonieme auteur perken in:
A. Bloemheesterboschjes, met van binnen naar buiten middelhoge bloemheesters, hoog groeiende bloemplanten, laagblijvende plant- of zaaibloemen;
B. vakken met alleen hoog en laag groeiende bloemgewassen, hogere in het midden;
C. vooral in het gezigt van het woonhuis, kleine perkjes of zoogenaamde bloemmandjes, rond, ovaal of van eene andere bevallige gedaante, meestal versierd met fijne bloemen, bolplanten en potgewassen.’

Zo’n klein perkje, zo’n zogenaamd bloemmandje kun je ook letterlijk nemen. De bovenstaande afbeelding uit 1799 (40 jaar voor het boek) laat dit zien. Twee andere, wat ‘gewonere’, voorbeelden die me te binnen schoten staan hier onder.
Jan Holwerda

Uitsnede Angerenstein (Arnhem 1850-1854), Augustus Wijnantz (Bron: Gelders Archief)

Uitsnede ontwerptekening voor de tuin van het Trommiushuis aan de Turfsingel westzijde in Groningen, ongedateerd, ongesigneerd (Bron: Groninger Archieven)

Houte geschilderde katten

‘Vier en twintigh houte geschilderde katten om in de boomen te hanghen’ (1686), uit Inventarissen van de nalatenschap van Joseph Deutz en stukken betreffende de scheiding van de meubelen en inboedel tussen Agneta Deutz en de familie van Lucretia Ortt (1685-1688)

Hoe leuk!! ‘Vier en twintigh houte geschilderde katten om in de boomen te hanghen’. Een citaat uit 1686 aangereikt door Juliette Jonker-Duynstee. Ongetwijfeld betreft het vogelverschrikkers. Genoemd in een inventaris uit 1686, van Joseph Deutz, echtgenoot van Lucretia Ortt. Het is een lijst van goederen op Het Pannenhuys in De Beemster. Het moet een visvijver hebben gekend en een tuin waarvoor Deutz citrusbomen en jasmijnstruiken uit Genua had laten komen. Zijn landerijen werden gebruikt voor de ossenhandel: aankoop in Denemarken en Sleeswijk-Holstein, vetmesten in De Beemster en verkoop aan o.a. de VOC.

Zelf kende ik ‘geschilderde katten’ op staalplaat. Uit een catalogus van bijna drie eeuwen later, uit Heenk’s land- en tuinbouwgereedschap uit 1941. Daarin staan twee katten als vogelverschrikkers, onder de modelnamen ‘Kattekop’ en ‘Poes’.
Jan Holwerda


De vogelverschrikkers ‘Kattekop’ en ‘Poes’ (1941), uit Heenk’s land- en tuinbouwgereedschap 

Uyt de grond gestoolen 10 Piramide Taxis Boomen


Blommarkt Amsterdam, uitsnede Gezicht op het stadhuis te Amsterdam (ca 1720), Andries en Hendrik de Leth (Bron: Rijksmuseum Amsterdam, groot)

Tusschen den 25 en 30 April is by het dorp Nichtevegt over de Plaets van den Hr. Christoffel Brants genaemt Petersburg, uyt de grond gestoolen 10 Piramide Taxis Boomen, van 8, tot 10 a 11 voeten hoog, die den daeder weet aen te wyzen, of de boomen te regt brengt aen Cornelis van Oosten op de Bloemmarkt tot Amsterdam sal 25 gulden tot een vereering genieten’, aldus een bericht in de Amsterdamse Courant van 6 mei 1717.

Het chagrijn van de rijke Amsterdamse koopman Brants zal groot geweest zijn. Niet alleen omdat dergelijke piramides duur waren, maar vooral ook omdat tsaar Peter de Grote en zijn gevolg de buitenplaats Petersburg in 1717 bezochten. In augustus van dat jaar gaf Brants een groot tuinfeest voor de tsaar. Of de gestolen piramides toen weer gevonden waren of dat er nieuwe taxusbomen zijn geplaatst, is helaas niet bekend.

Cornelis van Oosten (1673-1723) was een vooraanstaand entenier, die in Leiden en Amsterdam enterijen had met een breed assortiment (fruit)bomen. Ook kon je bij hem terecht voor grote taxusbomen. Hij adverteerde bijvoorbeeld in de Oprechte Haerlemsche courant van 25, 28 en 30 maart 1713 de verkoop van ‘3000 taxis-piramides-bomen van 4, 5, 6, 7 en 8 voet hoog en 1000 taxisbomen van 2, 3 en 4 voet hoog tot hagen’.

Cornelis was een neef van Hendrick van Oosten, de Leidse entenier die het traktaat De Nieuwe Nederlandse Bloem-hof ofte de sorgvuldige Hovenier (1700, zie hier) schreef. Na de dood van Hendrick in 1719 kocht Cornelis zijn huis en enterij met alles erop en eraan voor in totaal 8.800 gulden (4.000 voor het huis en 4.800 voor al het plantsoen op de enterij). Met handel in bomen viel goed geld te verdienen.

De bloemmarkt die in de advertentie wordt genoemd, vond plaats in de zomer op maandagmorgen op de Deventer Houtmarkt in Amsterdam. In het voor- en najaar was er op maandagmorgen een boommarkt op de St. Lucien Burgwal achter het Weeshuis (het huidige Amsterdam Museum). Cornelis was daar regelmatig te vinden.
Lenneke Berkhout, met dank aan Leo van der Meer voor de advertentie


Petersburg (1718/1719), Daniel Stoopendaal (Bron: Het Utrechts Archief)

Het Buiten nr 4


De voorgevel van Beeckestijn in 1952, met de in WO II opgeschilderde bomen (Bron: NH Archief)

Het Buiten nr. 4, een speciale WO II editie, viel afgelopen week in de bus. Hij staat ook al online, klik hier. Net als het essay van Hanneke Ronnes en Conrad Gietman, De laatste oorlog van het kasteel, in het kader van Dag van het kasteel 2020: Bezet & Bevrijd, klik hier.

Naast de verhalen die in beide publicaties staan zijn er nog veel andere en zeker ook vele andere beelden. Zo kende ik wel de foto van Beeckestijn van direct na WO II, maar had ik nooit bewust de op de gevel geschilderde bomen gezien. Eens te meer bewijs dat zien iets anders is dan kijken. (Zie ook de eerdere weblog van 6 sept 2016).


Uitsnede foto van voorgevel van Beeckestijn in 1954, met de in WO II opgeschilderde bomen (Bron: NH Archief)

Agtkantig Weener renbaan-paviljoen op Moskou bij de Muiderpoort (Amsterdam)


Gezigt van het Agtkantig Weener renbaan-paviljoen bevatte een amusant wedrennen of ridderspel, staande en gelegen in den Tweeden of Achter-Tuin van Moskou, buiten de Muiderpoort te Amsterdam (1825), N. de Vries (Bron: Stadsarchief Amsterdam)

Bladerend kwam ik het boven staande Agtkantig weener renbaan-paviljoen tegen. Staande in de Tweeden of Achter-Tuin van Moskou, buiten de Muiderpoort te Amsterdam.

Twee toenmalige krantenberichtjes (1826) maken reclame:


Het kunstmatig Weener renbaan-paviljoen met ridderspel


Nu ook met nieuwe exercitie-voorwerpen én Tursch-Muzijk

En het Algemeen Handelsblad van 19 augustus 1904 geeft terugblikkend een beschrijving: ‘Het was op alle feestdagen, Zon- en Woensdagen geopend; de intreê was voor de zitplaatsen een kwartje per persoon, kinderen beneden de 12 jaar betaalden slechts een dubbeltje. Het was er tamelijk duur, want voor elken toer op een der verschillende vehikels of beesten betaalde men nog extra een dubbeltje tot een schelling, al naar gelang van de pracht van het gekozene. Trouwens de keuze was ruim, men trof er eene Russische slede, een triomfwagen, een kameel, een adelaar, een wolf, een tijger en nog tal van andere in hout nagebootste en berijdbaar gemaakte exemplaren van het dierenrijk.
Mits een dag te voren bij den boekhandelaar F. H. Hoorn op den N.Z. Voorburgwal bij de Kolk besproken, werden ook door den eigenaar private voorstellingen georganiseerd. De prijzen daarvoor waren niet bepaald matig, want voor 25 personen waren die gesteld op 25 gulden, ƒ 40 voor 50 en ƒ 70 voor honderd personen.
De voorstelling duurde dan 5 uren en met tusschenpoozen van 6 minuten werden – het geheel 25 toeren, die elk 6 minuten duurden gedaan. Die rustpoozen waren noodig om de werklieden niet te zeer af te beulen, want de stoom werd nog niet aangewend als beweegkracht en alles kwam aan op de spieren der duwers. Voor het orkest werd twintig gulden extra in rekening gebracht.
Ik geloof niet dat men tegenwoordig heel veel liefhebbers zou vinden voor het zeer twijfelachtige genot om gedurende 150 minuten gezeten op een houten rijdier rond gedraaid te worden.’


‘Caroussel im Chinesischen Styl’ (1798), uit: Ideenmagazin für Liebhaber von Gärten,
Englischen Anlagen und für Besitzer von Landgütern
van J.G. Grohmann.

Afbeelding en beschrijving klinken als een overdekte carrousel. Een toestel dat verbeeld werd door Grohmann en op meerdere buitenplaatsen voorkwam. Meerdere reisverslagen noemen namelijk een carrousel op de buitenplaats Rhederoord (De Steeg) en een van de verslagen noemt de (tuin)architect Johan Philip Posth (1763-1831) als de vervaardiger. Ook Het Loo kende een carrousel, ingebracht door de (tuin)architect Johann David Zocher (1763-1817). In een door hem ondertekende brief gedateerd met 16 maart 1809 valt namelijk te lezen: ‘... ’t carroussel aftezenden … ’t zelve naar ’t Loo, behoorlijk geembaleerd, geexpedieerd heb, ten overvloede heb ik een timmermansknegt mede gegeeven, ten einde ’t zelve in goede orde weder te kunnen zetten …
Jan Holwerda

Druppelirrigatie in Den Nederlandtsen hovenier


Uit Den Nederlandtsen hovenier (1669) van Jan van der Groen

Het groen buldert de grond uit, potten en kuipen raken gevuld en het is droog!! Dat en het eerdere bericht over de inzet van de brandspuit van Jan van der Heyden op de buitenplaats (zie hier) schoten me door het hoofd toen ik bovenstaande afbeelding uit Den Nederlandtsen hovenier van Jan van der Groen vandaag weer eens zag.

Het gaat mij ook hetgeen waar de E. bij staat, aan de voet van de oranje- en vijgeboompjes:

E. Zijn water-testen waer in een reepje laken lent / waer upt het water langs het selve geduurig na de wortel afdruppt.

Uit een citaat dat ik eens aanhaalde in een artikel over het overbrengen van volwassen bomen met mallejannen van elders naar kasteelpark De Haar, komt eenzelfde toepassing naar voren. Het Algemeen Handelsblad uit 1895 weet te melden:

Deze boomen worden gedurende den aanleg kunstmatig gevoed. Aan eiken stam is bevestigd een bloempot, half gevuld met aarde en katoenen of wollen draad, en verder met water. Uit de opening in den bodem van den pot hangen losse draden af, die met het andere einde in den grond tusschen de wortels verspreid zijn. Door het voortdurend afsijpelen van vocht uit den pot langs de draden blijft de grond om den wortel ook in ’t droogste weer steeds vochtig en kunnen de wortelvezels gelijkmatig het noodige voedsel opnemen.

Gezien de omvang van de verplaatste bomen en hun waterbehoefte denk je onwillekeurig aan flinke bloempotten.
Jan Holwerda