Wandelen in het Doorwerth van 1847

(OVERGENOMEN)
Wat is er nog te zien van het Doorwerth, Heelsum, Duno en Wolfheze uit 1847? Veel meer dan je denkt.
In 1847 schreef de rentmeester van kasteel Doorwerth een wandelboek met zes wandelingen door het landgoed. De auteurs lopen hem in 2019 na. Ze beschrijven de routes en vertellen wat ze onderweg tegenkomen. Ze kijken naar het grote geheel van het landschap en naar de kleinste details. Ze onderzoeken de geschiedenis van de plekken waar ze langs lopen en vertellen wat er nog te beleven is van het landgoed uit 1847. Ze zoeken antwoorden op vragen als: Welke huizen en welke bomen van toen staan er nog? Waarom zijn de uitzichten weg? Steken we de beken op dezelfde plekken over als toen? Welke wegen waren verhard? Stonden de Wodanseiken toen ook in het bos?
Ze laten schilderijen zien uit diezelfde tijd van schilders van de Oosterbeekse School die graag buiten in Doorwerth, Duno en Wolfheze het prachtige landschap schilderden en vergelijken die met foto’s van nu.
Gedetailleerde kaarten en afbeeldingen van het Algemeen Hoogtebestand Nederland verduidelijken het verhaal

Mathilde Maijer en Geert Nijland, Wandelen in het Doorwerth van 1847. In het voetspoor van Van der Dussen, Wageningen – Renkum, 2019, ISBN 9789402123036, 23,90, 138 pp.

De oorspronkelijke publicatie is Johan Gerard Hendrik van der Dussen, Gids door de Heerlijkheid Doorwerth, Arnhem 1847 ; zie hier.

Vraye Representations Des Portals, Palissades et Pavillions


Pallisade en forme de Portail (1635), Isaac Leschevin (Bron: The Met)

In onze Tuingeschiedenis in Nederland deel 1 staat de bijdrage ‘Palissaden en parterres voor een prinselijke tuin’ van Vanessa Bezemer-Sellers. Een bijdrage over de publicatie Vraye Representations Des Portals, Palissades et Pavillions (1635) van Isaac Leschevin. Tegenwoordig is het kleine werkje van Leschevin digitaal door te bladeren, kijk bij The Metropolitan Museum of Art. Herlees de bijdrage van Vanessa met het digitale werkje er naast en/of pak Courtly gardens in Holland 1600-1650 er ook nog bij.
En als je dan toch bezig bent, houd dan Den Nederlandtsen hovenier (1669) van Jan van der Groen er ook nog naast (bv hier) en kijk welke trelliswerken Jan van Isaac heeft gepikt.
Jan Holwerda


Modellen van Lat-wercken (1669), Jan van der Groen

Film Arnhem en omstreken (1919)


Het niet meer bestaande Oosterbeekse Sonnenberg.

Een aantal jaren geleden al eens gezien, nu net weer even: Arnhem en omstreken (1919). Al de bekende plekken komen voorbij. Herkenbaar en vaak toch anders. Maar ook landhuizen die nu niet meer bestaan. En iedereen loopt of fietst. Horeca in het park, lees Sonsbeek, deed het toen ook goed, zie de laatste minuut van de film. Voorbij komen onder andere: de singels van Arnhem, tuinen aan de Velperweg, Bronbeek, Daalhuizen, park Rosendael, Beekhuizen, Biljoen, Valkenberg, Middachten, Hof te Dieren, Hemelsche Berg, Doorwerth, Sonnenberg en Sonsbeek. Hier te starten.

Buitenplaatsen op burgerlijke familieportretten


De buitenplaats Westwijck (Purmer), Cornelis Holsteyn (1618 -1658) (Bron: RKD)

(OVERGENOMEN)
Tanny van der Wolf, De sleutel van mijn hert is die van desen thuyn. Buitenplaatsen op burgerlijke familieportretten uit de Gouden Eeuw als uiting van zelfrepresentatie, masterscriptie Open Universiteit 9 jan 2020.

Voor de masterscriptie over Buitenplaatsen op burgerlijke familieportretten uit de Gouden Eeuw als uiting van zelfrepresentatie met als titel ‘De sleutel van mijn hert is die van desen thuyn’ zijn 43 burgerlijk familieportretten (inclusief elf pendanten) met op de achtergrond een buitenplaats onderzocht. De probleemstelling die de basis vormde voor dit onderzoek was In hoeverre fungeerde de afbeelding van een buitenplaats op de achtergrond van een familieportret van de gegoede burgerij in de Gouden Eeuw in de Republiek als uiting van zelfrepresentatie?
De werken zijn geselecteerd op grond van het feit of de geportretteerden en/of de afgebeelde buitenplaats geïdentificeerd konden worden. Daarvoor kwamen 38 werken in aanmerking. Om sommige argumenten kracht bij te zetten, zijn vijf werken toegevoegd waarvan noch de geportretteerden, noch de buitenplaats bekend zijn. Bij de analyse van de afzonderlijke schilderijen is ondermeer aandacht besteed aan de manier waarop de buitenplaatsen en de geportretteerden zijn afgebeeld, evenals aan hun maatschappelijke positie.
De theorie van Erving Goffman over de wijze waarop mensen hun identiteit vormgeven in het sociale verkeer vormde de theoretische onderbouwing. Voor aanvullende informatie over de onderzochte werken is gebruik gemaakt van de database van het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis (RKD), monografieën, tentoonstellingscatalogi et cetera.
Er bleek geen eenduidig antwoord mogelijk op de probleemstelling. De functie van de buitenplaats op de burgerlijke familieportretten bij de zelfrepresentatie lijkt veeleer samen te hangen met andere onderdelen van de entourage en persoonlijke façade van de geportretteerden, waarbij voor de buitenplaats wel de hoofdrol is weggelegd.

Zie research.ou.nl voor download van scriptie en bijlage.


Westwijk (Purmer, 1637), Philips Vingboons (Bron: geheugen.delpher.nl)

Houtschijven


Bestrating met houtschijven ‘inlandsch grenen bij Breda’


Bestrating met houtschijven ‘inlandsch grenen bij Breda’


‘Bedrijfsvloer met inlandsch grenen blokjes’

Zat te bladeren door Inlandsch hout (1939) van J.R. Beversluit, landbouwkundige aan de Landbouwuniversiteit te Wageningen. Hij schreef dit propagandaboekje in opdracht van de Commissie inzake het Gebruik en de Verwerking van Inlandsch Hout in Nederland. Doel was meer bekendheid te geven aan de gebruiksmogelijkheden van ‘inlandsch hout’, de buitenlandse concurrentie was groot in de jaren 30 van de vorige eeuw. Bladerend waren er een aantal foto’s die m’n oog trokken. Foto’s met een toepassing van houtschijven die ik nog niet kende. Hoewel, in sommige tegenwoordige tuinen zie houtschijven wel eens toegepast. Of is die ‘mode’ alweer voorbij geschoten? En van ‘houten straatstenen’ had ik wel eens gehoord, maar nooit gezien.

Uit Magazijn van tuin-sieraaden [1802-1809] van Gijsbert van Laar kende ik al wel de toepassing van houtschijven tegen de wand van een prieel:
‘XII: De wanden zijn met afgezaagde houten schijven bedekt.’
‘XLI: Eene hut, met houten schijven bespijkerd en met stro of riet gedekt.’

In het propagandaboekje heet het:
‘Zeer geschikt is het inlandsch grenen na impregneering voor bestratingsblokjes, hetzij in ronden vorm voor de verharding van wegen, of vierkant bezaagd voor straten, bruggen, vloeren van garages, werkplaatsen, fabrieken en andere bedrijfsgebouwen.’ Voor veel bedrijfsruimten ‘waar een vloer van houtblokjes veel beter zou voldoen, dan een koude kille betonvloer…’
Jan Holwerda


Houtschijven tegen prieelwand, uit Magazijn van Tuin-sieraaden [1802-1809]

Handbuch der deutschen und holländischen gartenkunst

In Google Books vond ik twee, drie jaar geleden:
J. H. F. Lerz, Handbuch der deutschen und holländischen gartenkunst. Für gärtner, garten- und gutsbesitzer, landwirthe und freunde der botani, 1849 (2e druk, 1e druk in 1848) PDF

Al bladerend blijkt dit de Duitstalige versie van de driedelige Nederlandsche Tuinkunst uit 1837-1838 te zijn (zie hier). We weten dat veel Nederlandstalige tuintractaten  vertaalde al dan niet bewerkte buitenlandse werken zijn. Hier is sprake van de omgekeerde weg. In de haast weet ik twee andere werken:
– de Duits-/Franstalige versie van Jan van der Groen: Le Jardinier Hollandois… / Der Niederländische Gärtner… PDF
– de Franstalige versie van Pieter de la Court van der Voort: Les Agrémens de la campagne PDF

Wie heeft er zo nog een ander voorbeeld van een voor 1900 verschenen NL-werk dat ook vertaald in een andere taal is uitgegeven?
Jan Holwerda

Cascade bulletin voor tuinhistorie 2019-2 is uit

Dit nummer hadden onze donateurs nog te goed. Ons vorig jaar uit gekomen boek Tuingeschiedenis in Nederland III is oorzaak van de vertraging. Over bulletin 2019-2 het volgende:

Onze meest recente bundel Tuingeschiedenis in Nederland III brengt onder andere verdwenen tuinen naar voren. In dit bulletin worden haast in het verlengde hiervan drie vergeten of misschien zelfs ‘nooit geweten’ tuinen naar voren gebracht. Opgedoken door AHN en door minimale documentatie eigenlijk uit ons blikveld verdwenen. Het betreft de door Louis Reutelingsperger geschetste Doolgaard van Arcen, het door Jan Holwerda ontdekte Sterrebos van Huis te Leeuwen en de aanleg van Coldenhove bij Eerbeek, aan Maarten Veldhuis gewaargeworden en door Jan Holwerda met archiefstukken gestaafd.

Voorafgaand aan dit drietal is sprake van liefst nog drie bijdragen. Wim Meulenkamp definieert de tuinstijl jardin anglo-chinois voor de Nederlanden. Inderdaad Nederlanden, al was het alleen al omwille van het voorbeeld Boekenbergpark te Antwerpen-Deurne. Een slootje zichtbaar vanuit de trein op het traject Den Haag – Leiden weet Hein Krantz aan de hand van een kaart uit 1706 en een ontwerp van Marot te duiden als een restant van het grand canal van Rosenburg onder Voorschoten. En Henk van der Eijk is, op zoek naar Adriaan Snoek, opnieuw de archieven ingedoken. Eerder publiceerde Henk al over deze landmeter op Westerhout (Haarlem), nu gaat hij in op de in tuinhistorische literatuur gelegde relatie Snoek – Woestduin (Vogelenzang). Zijn archiefonderzoek bracht niet alleen Snoek, maar ook een nieuwe naam, te weten Hendrik Horsman, naar voren. Ook Henk heeft AHN benut om de echo uit het verleden die in het terrein nog doorschemert naar voren te laten komen.

Bloemmandjes

‘De hofstede Vreedelust aan de Spanjaardslaan te Haarlem’ (1799), W.B. Craan en een uitsnede met het ‘bloemmandje’ aldaar (Bron: Rijksmuseum Amsterdam)

In ‘Bloemtuinen’, hoofdstuk IV in het tweede deel van Nederlandsche tuinkunst (1837), onderscheidt de anonieme auteur perken in:
A. Bloemheesterboschjes, met van binnen naar buiten middelhoge bloemheesters, hoog groeiende bloemplanten, laagblijvende plant- of zaaibloemen;
B. vakken met alleen hoog en laag groeiende bloemgewassen, hogere in het midden;
C. vooral in het gezigt van het woonhuis, kleine perkjes of zoogenaamde bloemmandjes, rond, ovaal of van eene andere bevallige gedaante, meestal versierd met fijne bloemen, bolplanten en potgewassen.’

Zo’n klein perkje, zo’n zogenaamd bloemmandje kun je ook letterlijk nemen. De bovenstaande afbeelding uit 1799 (40 jaar voor het boek) laat dit zien. Twee andere, wat ‘gewonere’, voorbeelden die me te binnen schoten staan hier onder.
Jan Holwerda

Uitsnede Angerenstein (Arnhem 1850-1854), Augustus Wijnantz (Bron: Gelders Archief)

Uitsnede ontwerptekening voor de tuin van het Trommiushuis aan de Turfsingel westzijde in Groningen, ongedateerd, ongesigneerd (Bron: Groninger Archieven)

Houte geschilderde katten

‘Vier en twintigh houte geschilderde katten om in de boomen te hanghen’ (1686), uit Inventarissen van de nalatenschap van Joseph Deutz en stukken betreffende de scheiding van de meubelen en inboedel tussen Agneta Deutz en de familie van Lucretia Ortt (1685-1688)

Hoe leuk!! ‘Vier en twintigh houte geschilderde katten om in de boomen te hanghen’. Een citaat uit 1686 aangereikt door Juliette Jonker-Duynstee. Ongetwijfeld betreft het vogelverschrikkers. Genoemd in een inventaris uit 1686, van Joseph Deutz, echtgenoot van Lucretia Ortt. Het is een lijst van goederen op Het Pannenhuys in De Beemster. Het moet een visvijver hebben gekend en een tuin waarvoor Deutz citrusbomen en jasmijnstruiken uit Genua had laten komen. Zijn landerijen werden gebruikt voor de ossenhandel: aankoop in Denemarken en Sleeswijk-Holstein, vetmesten in De Beemster en verkoop aan o.a. de VOC.

Zelf kende ik ‘geschilderde katten’ op staalplaat. Uit een catalogus van bijna drie eeuwen later, uit Heenk’s land- en tuinbouwgereedschap uit 1941. Daarin staan twee katten als vogelverschrikkers, onder de modelnamen ‘Kattekop’ en ‘Poes’.
Jan Holwerda


De vogelverschrikkers ‘Kattekop’ en ‘Poes’ (1941), uit Heenk’s land- en tuinbouwgereedschap