Die hofstat daer dat huys op plach te staan

(OVERGENOMEN)
De vierde bundel van de Stichting Kastelenstudies Nederland (SKN) bevat wederom een rijk en breed overzicht van recent onderzoek op het gebied van kastelen en buitenplaatsen. Daarmee sluit dit boek aan bij het doel van de SKN: het bevorderen en publiceren van wetenschappelijk onderzoek naar kastelen, buitenplaatsen, landgoederen en het hieraan gerelateerd historisch groen. De bundel staat voor een deel in het teken van hernieuwd onderzoek. Dat wil zeggen, onderzoek naar kastelen en buitenplaatsen waarvan we dachten dat we er al alles van wisten. Het levert verrassende resultaten op. Zo bevat dit boek artikelen over de wederwaardigheden van het kasteel Oud Haerlem, de zoektocht naar het kasteel van graaf Dirk III te Vlaardingen, de bouwgeschiedenis van het kasteel Batenburg en van de donjon van de ruïne van Teylingen en doet verslag van de vondst van een deel van het kasteel De Blauwe Toren te Gorinchem. Daarnaast vindt u in de inhoud onder meer ook de heropening van de cold-case van het Amsterdamse kasteel, een discussie over de positie van het Gravensteen te Leiden en is er aandacht voor de rol van Het Huys ten Donck in de Tweede Wereldoorlog. ‘Die hofstat daer dat huys op plach te staan’ is mede door de toegankelijke toon een uniek naslagwerk en een must voor iedereen die belangstelling heeft voor kastelen en buitenplaatsen.

Rob Gruben en Taco Hermans (red), ‘Die hofstat daer dat huys op plach te staan’ Recent onderzoek naar kastelen en buitenplaatsen, Zwolle 2022, ISBN 9789089320667, € 34,95, 272 p.

Uitnodiging tot publiceren in CASCADE bulletin voor tuinhistorie

Het CASCADE bulletin voor tuinhistorie is een onafhankelijk wetenschappelijk tijdschrift uitgegeven door Tuinhistorisch Genootschap CASCADE. Het is dit jaar vijfendertig jaar geleden dat CASCADE werd opgericht.

In het bulletin hebben onderzoekers de mogelijkheid nieuwe onderzoeksresultaten te publiceren. De redactie ziet uw bijdrage heel graag tegemoet. Dit mag ook een boekrecensie zijn. Mocht je willen publiceren, stuur dan je voorstel voor 1 mei aanstaande aan redactie@cascade1987.nl.

Een wonder-werck, de aanleg van de Scheveningseweg

Indertijd gemist:
Kees Stal, Een wonder-werck, door menschen handen. De aanleg van de Scheveningseweg. Historische Reeks Muzee Scheveningen nr. 21, 2017, ISBN 978 90 820 8255 5, € 14,95, 128 p.

Een recensie valt te lezen op de website Huygens Hofwijck, zie hier.
Hieruit het volgende citaat: De mythe is dat de weg is bedacht door de dichter en staatsman Constantijn Huygens (1597-1687), heer van Zuylichem, en naar zijn ontwerp is uitgevoerd. Huygens is daarvoor bij het derde eeuwfeest van zijn geboorte (1897) geëerd met een borstbeeld en bij de herdenking van zijn driehonderdste sterfdag (1987) met een zwerfkei, die aan de kant van de weg is geplaatst met twee versregels uit zijn Batava Tempe. Stal stelt echter vast dat de weg is bedacht door twee regenten en aangelegd naar een ontwerp van de landmeter Johan van Swieten. Wel was Huygens een vroege, visionaire en invloedrijke pleitbezorger voor de ‘snelweg’ van Den Haag naar Scheveningen – een lobbyist, zouden wij nu zeggen. Dit boek werpt daarom tevens een nieuw en onthullend licht op Huygens’ fameuze lofdicht De zee-straet van ’s Graven-Hage op Schevening, dat in 1667 in de Haagse boekhandel een bestseller was.

BAP-Symposium Feest en Feestelijkheden

(OP VERZOEK)
Op 10 maart 2022 zal na de jaarlijkse ledenvergadering het BAP-Symposium plaatsvinden. Het thema van het symposium is Feest en Feestelijkheden, want het BAP bestaat dit jaar 10 jaar. Biologisch-Archeologisch Platform is een onafhankelijk platform van biologisch-archeologische specialisten in de archeologie (website). Die Bredase Naussaus komen we in de tuinhistorie ook tegen. En de bundel met het deeltje Den Nederlandtsen hovenier (1669) van Jan van der Groen, zit daar niet ook De verstandige kock … met de verstandige confituurmaker.

Spreker en culinair historicus Marleen Willebrands was met Christianne Muusers te gast in NOS Met het Oog op Morgen. Voor hun boek Het excellente kookboek van doctor Carolus Battus uit 1593 kregen ze de Joop Witteveenprijs in de categorie ‘de beste historische publicatie op het gebied van de eetcultuur in de Lage Landen’ (terugluisteren).

Een buitenplaats … in het klein voorgesteld

In de catalogus bij de Internationale tentoonstelling van tuinbouw en van voortbrengselen uit het plantenrijk, in het Paleis voor Volksvlijt, April 1877 te Amsterdam staat beschrijving nr. 1098: ‘De aanleg van een buitenplaats natuurlijk in het klein voorgesteld…’. Dit lezende moest ik aan een aantal foto’s uit de RCE beeldbank denken. Foto’s uit 1973 van een maquette van een tuinhuis met ommuurde tuin. Toch even laten zien. Hier doorklikken naar de serie.
Jan Holwerda

Fraailemaborg


Ontwerp voor Fraeylemaborg (Slochteren), uit 1802 (in potlood genoteerd)

Lang had ik moeite om de naam Fraeylemaborg in één keer goed te schrijven. Dat had F.F.N. van Hulten, de landmeter van de Kadastraal Minuutplan met Fraeylemaborg, blijkbaar ook. Hij noteerde Fraailemaborg. Ik dacht even googelen met Fraailemaborg… Dan vind je de ‘Redevoering over het schoone in de natuur’, van Th. van Swinderen, gepubliceerd in Verslag van de inrigting van het Natuur- en scheikundig genootschap te Groningen uit 1807.

Hierin valt te lezen: ‘Of is het iets anders, mijne Hoorders! dat ons in de zoogenoemde Engelsche Bosschen zoo zeer bevalt, dan dat wij daar de Natuur zoo naauwkeurig nagebootst vinden? Zegt het, gij , die met mij het verrukkelijke Luutsburg [Duitse Schloß Lütetsburg], doorwandeldet, of, om naderbij te blijven, gij, die gelegenheid hadt om te Slochteren den nieuwen aanleg op Fraailemaborg; of te Paterwolde het dagelijks nog verrukkelijker wordende Noordwijk te beschouwen.

Leuk, de opmerking ‘den nieuwen aanleg op Fraailemaborg‘. Dat doet direct denken aan het ontwerp uit 1802. Het is niet gesigneerd en je vindt toeschrijvingen aan J.G. Michaël, aan J.D. Zocher sr. en aan J.D. Zocher sr. in samenwerking met J.G. Michaël. Mooi is dat het ontwerp tegenwoordig in de beeldbank van Groninger Archieven zit. Lekker inzoomen en details bekijken. Er staan potloodaantekeningen op, van later datum? Met potlood staan afstanden vanaf de oostelijke huisgevel genoteerd, zijn enkele paden ‘weggekrast’ en zijn een nieuw pad en verschillende vijvervormen ingetekend. En dat jaartal 1802 staat ook in potlood…
Jan Holwerda

Inzoomen: westelijke helft en oostelijke helft

150 jaar Collectie Bodel Nijenhuis


Brouillon de carte – ou plan des prairies de Doorweerth (Bron: UB Leiden COLLBN Port 10 N 208)

150 jaar Collectie Bodel Nijenhuis bij de Universiteitsbibliotheek Leiden valt hier en daar te lezen. Kaarten en deze collectie komen naar voren in een leuke filmopname van een tafelgesprek (zie hier). Het ‘Bodel Nijenhuis Jaar’ zal worden gemarkeerd met onder andere een tentoonstelling in Museum Volkenkunde en de publicatie van twee boeken.
Eén van die boeken zal Grensverkenningen. Langs oude grenzen in Nederland (april 2022) zijn. Twee van de sprekers in de film werken hier aan. Kester Freriks, auteur van onder andere Verborgen wildernis. Ruige natuur & kaarten in Nederland (2010), is aangesteld als gastschrijver bij de Universitaire Bibliotheken Leiden (UBL). Samen met Martijn Storms, conservator Kaarten & Atlassen, gaat Freriks aan de hand van bijzondere grenzen op oude landkaarten op zoek naar de sporen van deze grenzen in de cultuurgeschiedenis én in het Nederlandse landschap.


Uitsnede met kasteel Doorwerth en directe omgeving

Bij deze aankondiging (zie hier) is een kaart opgenomen van de omgeving van kasteel Doorwerth: Brouillon de carte – ou plan des prairies de Doorweerth van ca. 1700 (inzoomen). Die moet maar eens naast de kaarten van Dirk Klinkenberg gehouden worden (zie deze map op Wildernis Kaartenkamer, bv deze kaart, maar liever nog de originelen in Nationaal Archief). En ‘naast’ of ‘over’ het terrein natuurlijk. Heel benieuwd.
Jan Holwerda

Koepel van Stoop (Woudenberg)


De Koepel van Stoop (Woudenberg, 2017)

Op twitter zag ik een foto van de Koepel van Stoop bij Woudenberg voorbij komen, naar ontwerp van J.D. Zocher jr en met zuilen afkomstig van de Amsterdamse Beurs stond er bij. Over dat laatste had ik eens iets anders gelezen, maar wat en waar? Na wat zoeken gevonden, in het blad Oud Woudenberg van de Stichting Oud Woudbergen dat citeerde uit de Nieuwsbrief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, mei 2004.

De koepel bestaat uit een ingangspartij met portiekgevel, waardoor je een ronde ruimte betreedt. Daarin zitten zes dubbele deuren. Rondom bevindt zich een overdekte galerij, waarvan de brede rand van het overstekende dak rust op zes kolommen. De ingangpartij wordt bekroond door een opengewerkte houten aedicula, een renaissancistische tempelachtige versiering. Van de hardstenen zuilen werd inderdaad altijd beweerd dat ze afkomstig waren van de oude Amsterdamse Beurs (1608-1611) van Hendrick de Keyser. Deze Beurs was afgebroken om plaats te maken voor een nieuwe gebouwd in de jaren 1841-1845 naar ontwerp van J.D. Zocher. De architect kon toen ongetwijfeld over de zuilen beschikken en zou ze hebben toegepast bij onder andere deze koepel.

Historisch bouwkundig onderzoek uit ca. 2003 toonde echter aan dat de zuilen waarschijnlijk niét van de Amsterdamse Beurs afkomstig zijn. De natuursteendeskundige van de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg had de steensoort en de afwerking van de zes Toscaanse zuilen onderzocht en stelde vast dat deze afwerking in de zeventiende eeuw niet voorkwam. Daarentegen wel in het tweede kwart van de negentiende eeuw. Ook de verouderingsverschijnselen waren niet sterk genoeg om een datering in de vroege zeventiende eeuw enigszins aannemelijk te maken. Bovendien zouden zuilen in die periode eerder van zandsteen dan van hardsteen vervaardigd zijn, zoals de koepelkolommen. Als de kolommen van de destijds gesloopte beurs van hardsteen waren, is aannemelijk dat ze, in verband met de toen ook al aanwezige verwering, bij demontage onbruikbaar zouden zijn geweest.

Een laatste argument dat naar voren werd gebracht betrof de plaatsing in de tijd. De koepel werd gebouwd in 1840. De nieuwe beurs enkele jaren later en pas daarna werd de oude beurs gesloopt. De zuilen zouden dan later toegevoegd moeten zijn. Gezien de constructie is dat een mogelijkheid, maar de stucafwerking maakt dit een onmogelijkheid. Het gaat hier dus vrijwel zeker om kopieën van de Amsterdamse kolommen.

Het voorgaande argument zou echter betekenen dat die afbraak van de oude Amsterdamse Beurs later was dan de gangbare periode 1836-1838 die je overal tegenkomt. Dus mogelijk moet dit laatste argument worden geschrapt en moeten we het met de andere argumenten doen.

Tja en dan kijk ik in Delpher en dan valt in het Het nieuws van den dag van 9 september 1895 te lezen: ‘Uit de handen des sloopers is van de oude Beurs een zestal kolommen gered, dat, aangekocht door den Heer J. B. Stoop, gebruikt werd om het koepeldak te schragen zijner hofstede, niet verre van Woudenberg, waardoor tot op den huidigen dag tot zelfs in het Sticht de herinnering wordt levendig gehouden aan den verdwenen Mercuriustempol der hoofdstad.’ Dus de bewering gaat al heel lang rond. Heeft dit krantenbericht de bewering in het leven geroepen? Of is het toch meer dan een bewering? Ligt er ergens een ver- of aankoopbewijs?
Jan Holwerda


De oude Amsterdamse Beurs van Hendrick de Keyser in 1836, net voor de sloop, door Kasparus Karsen (Bron: Amsterdam Museum)

Een weggepoetste formele tuin

‘Van de Cascade af te sien’ (foto uit 2021, klik hier voor een hogere resolutie).

Eén van de vogelvluchten met randprenten waar Jan Holwerda ons onlangs op trakteerde (link) is van de buitenplaats Sparrendaal te Driebergen-Rijsenburg, in 1758 getekend door Abraham en Dirk Verrijk. Deze oude tekening is bijna verloren gegaan, maar werd in 1956 door Wim Harzing in een Utrechtse kelder herontdekt. De tekening was in abominabel slechte staat, de vellen moeten erbij gehangen hebben. Hij is daarom eind jaren vijftig door een medewerker van het Rijksarchief in Utrecht gerestaureerd.

Het papierrestauratievak stond destijds nog in de kinderschoenen. Vaak was het de boekbinder van een archief — een handig manusje-van-alles die ook wel conciërgetaken had — die zich er mee bezig hield, soms in privétijd. Zo ook in Utrecht. De betrokken boekbinder ging met de inzichten van die tijd aan de slag om de tekening te redden. Het eindresultaat hangt sindsdien als een – nog steeds flink aangeslagen – getuige van de geschiedenis op Sparrendaal, met historisch interessante afbeeldingen van en rondom het huis (zie hier en hier). Op één van de 18 randpanelen, het hierbij in kleur getoonde ‘Van de Cascade af te sien‘, zien we aan weerszijden van een water enkele mensen, twee stoeltjes, en wat groen.

Onlangs zijn er echter zwart-witfoto’s van de vogelvluchttekening opgedoken die net vóór de restauratie door Harzing zijn gemaakt (RAZU-485/142). Niet álles staat erop, maar op twee van die foto’s toevallig wél ‘Van de Cascade af te sien’ – niet heel scherp, niet altijd compleet, maar beter dan niks. Een composiet van die foto’s staat hieronder. En dan is het wel even schrikken. Zo zijn er tijdens de restauratie nog best wat delen van het paneel verloren gegaan (de gaten zijn licht ingekleurd). Daarnaast, en veel erger: de hele tuin heeft een make-over gekregen…


‘Van de Cascade af te sien’ vóór de restauratie (foto Wim Harzing, rond 1956; klik hier voor een hogere resolutie).

Op de pre-restauratie foto zien we allerlei kenmerken van een formele tuinstijl. Links een hoge strakke haag met uitsparingen, met in twee daarvan heel vaag nog een borstbeeld te zien. Onder het rechter borstbeeld een tuinbank met sterk gekrulde zijkanten, net achter twee mensen. Rechts een dubbele bomenrij, met daartussen een strak belijnde strook. In het midden een Grand Canal-achtig water. Tussen twee stoeltjes een man en, heel vaag, een vrouw, bij wat een opbouw boven ‘de Cascade‘ moet zijn, aan de onderkant links en rechts geornamenteerd (de waterspuwer die daar zat bestaat nog steeds, maar is door de gemeente verhuisd naar een andere buitenplaats).

Tijdens de restauratie is dat alles weggepoetst. De hoge heg met tuinbeelden is verdwenen, vervangen door een los verband van bomen en struiken. De dubbele bomenrij rechts is een enkele geworden, en heeft nu meer weg van een bosrand. De tuinbank is onherkenbaar. En de belijning van het water is ook losser, het gevoel van een Grand Canal is weg. Het is alsof de restaurator eigenhandig de eerste stapjes richting vroege landschapsstijl heeft willen zetten.

Waarom? Dat weten we niet. Wél weten we dat het moderne beleid om ‘minimaal’ te restaureren in de jaren vijftig van de vorige eeuw zeker niet vanzelfsprekend was. Aangetaste banden van oude boeken werden bijvoorbeeld niet gered, maar gewoon met de beste bedoelingen vervangen door een stevig nieuw exemplaar. Er werd niet gedocumenteerd of gefotografeerd. Soms werd er wat ‘verfraaid’. En omdat er nog weinig expertise was ging er ook nog wel eens wat mis.

Zijn er op de rest van de vogelvluchttekening van Sparrendaal ook gewoon dingen weggepoetst? Dat lijkt vooralsnog mee te vallen. Sommige panelen zijn weliswaar in een wat houterige stijl opnieuw ingekleurd en -getekend (en soms verplaatst), maar wél met meer respect voor de oorspronkelijke afbeelding. Momenteel wordt onderzocht of de eind jaren vijftig ondernomen restauratiewerkzaamheden nog omkeerbaar zijn. Misschien kan ook de huidige bruinige tint, een gevolg van onhandige materiaalkeuzes destijds, nog worden verwijderd.

Hoe dan ook, deze casus roept ongemakkelijke vragen op, over deze tekening, maar misschien ook wel over sommige andere oude tekeningen van ons groene erfgoed. Dat tekenaars zélf soms keuzes maakten die de aantrekkelijkheid van het beeld ten goede kwamen, dat is bekend. Maar indien er lang geleden ook een restaurator aan te pas is gekomen, dan kan dat een reden zijn om even heel goed op te letten…
Jos van Berkum

Met dank aan Francien van Daalen, Winfried Leeman, Stefan van Berkum (voor Image Overlayer, een Matlab beeldoverlay-app), vereniging Hendrick de Keyser, en het regionaal Archief Zuid-Oost Utrecht.