Nieuwe huisvesting Speciale Collecties

Per 16 juli is Bibliotheek Forum (WUR) geopend. De collecties van de meeste Wageningse bibliotheeklocaties zijn nu onder één dak te samen gevoegd.

Special Collections is verder uitgebreid en is opnieuw gehuisvest in ‘de kelder’. Nu niet meer lettelijk, maar t.o.v. van de open stellingen. Vanuit het ‘normale’ bibliotheekdeel kijk je als het ware door een glazen oog naar beneden en werp je je blik op het opengestelde deel van Special Collections. Een mooie, bijzondere vormgeving.

En een vormgeving met veel licht hout op beton, erg fraai. Net als de buitenkant van het gebouw, en de gevoelsmatig wijdse ruimte om het gebouw.
Overigens huisvest het gebouw veel meer dan enkel de bibliotheek.

Gedurende de gehele verhuisperiode was er een blog. Naast deze blog zijn er ook veel foto’s te vinden.  Beide te vinden via Forum building. New home of the library.  JH


Zicht, van boven, op Special Collections  Foto’s WUR

Freemasonic Symbolism

In weblogs van 24 april, 7 mei, 8 mei en 10 mei werd gesproken over vrijmetselarij en vernieuwende tuinarchitectuur in de tweede helft van de 18de eeuw en over het gebruik van onderdelen met een decoratie, die verwant kan zijn aan de maçonnieke symboliek.

Mochten deze weblogs aangesproken hebben, dan is het volgende artikel mogelijk ook interessant. Ik vond Freemasonic Symbolism and Georgian Gardens door Patrizia Granziera.  JH

In de afbeelding links o.a. zon, maan en sterren als in de eerdere weblogs al genoemd.

Vakantie

Frchateau_maintenonfericois    Frbreteuilvormsnoei2007

F.- E. Ricois (1795-1881) Aquaduct van Maintenon.            Vormsnoei in het park van Chateau Breteuil. Foto Joost Gieskes

Vakantie

Een heerlijke tijd, die maanden juli en augustus (2007). Vele nieuwe informatie kan binnenstromen. Doet u ook mee? Cascade-vrienden vliegen uit, gaan met vakantie of keren al weer terug. Zij willen hun vakantie graag met uitstapjes naar een historische tuin of park combineren. Joost Gieskes schreef na zijn terugkomst uit ‘Eure et Loir’ en ‘Ile de France’ het volgende:

Chateau Maintenon. Circa 25 km noord van Chartres ligt het plaatsje Maintenon, alwaar zich een interessant kasteel bevindt, van oorsprong 13e eeuws, maar later vaak uitgebreid. Het interieur is buitengewoon mooi en zeer origineel. Hier woonde Madame de Maintenon, vriendin van en later in het geheim getrouwd met Lodewijk XIV, de zonnekoning, een van de redenen waarom het kasteel er nu nog zo fraai uitziet. Het kasteel ligt aan de rivier de Eure. De tuin is een ontwerp van André Le Nôtre, maar dat is toch niet echt meer zichtbaar. Daar staat tegenover dat het uitzicht vanuit de tuin schitterend is en haar weidsheid onovertroffen. Het restant van het aquaduct, door Lodewijk XIV aangelegd om de tuinen van Versailles te bevloeien, is nog steeds te zien en draagt bij aan een bijzondere ervaring. Wonderlijk genoeg wordt in toeristische documentatie niet of nauwelijks aandacht besteed aan dit monument. Wie Chartres wil bezoeken mag Maintenon beslist niet overslaan: ‘vaut un détour’.

Chateau Breteuil. Tussen de kastelen Rambouillet en Versailles ligt Chateau Breteuil. Dubbele rijen linden vormen de oprijlaan tot het kasteel, en iets verder, langs een landweg, verrassen lanen met Italiaanse populieren. Het slot stamt uit begin 17e eeuw en is altijd in bezit geweest van dezelfde familie (Le Jay). Opvallend in de tuinen zijn de grote vijver, veel tuinbeelden en veel vormsnoei, terwijl ook een uitgestrekt bos met grote vijvers de aandacht vraagt. Een deel van het bos is als sterrenbos aangelegd. Ook spreekt men van een xe2x80x98Gallo-Romeinsexe2x80x99 duiventoren. In de droge gracht rond het kasteel lopen herten. En dan is er nog een doolhof, een orangerie en een ijskelder. Het buiten ligt nogal geïsoleerd; zodat men een bezoek goed vooraf moet plannen. Alles bij elkaar een zeer fraaie locatie, jammer genoeg met een beetje teveel speelgelegenheid voor kinderen, om geld voor onderhoud en restauratie te genereren. Gefascineerd hebben we naar het vakkundige snoeiwerk door drie hoveniers gekeken.

Cradle

Nedstaverden10juli2007_005midden_1 

Staverden. Onlangs geplaatste nieuwe berceau. Deze loopt tussen boomgaarden en moestuinen door en van parkeerplaats naar bezoekersterras. De Blauwe Regen wordt hier aangeplant. Foto Carla Oldenburger

Cradle

Een tijdje geleden werd ik opgebeld door een vertaler van een Engels boek. Hij was met een tuinbeschrijving bezig en vroeg mij of ik wist wat een cradle betekende, in verband met een tuin of park. Ik kende het woord niet in verband met tuinen, maar begreep het meteen. Dat sloeg natuurlijk op hetzelfde woordgebruik als het woord berceau. En waarom gebruiken de Fransen dit woord berceau? Ga maar eens op je rug liggen in een berceau, dan zie je dat het halfronde hemeltje lijkt op het hemeltje van een wiegje.

Het geheim van een goeie berceau is de juiste hoogte, de juiste breedte, de juiste begroeiing, en het juiste tracé.

De hoogte mag best behoorlijk zijn (soms wel drie tot vier meter); belangrijk is het evenwicht met de omringende ruimtes en andere gebouwen in de nabijheid. De berceau xe2x80x98komt bovendien naar benedenxe2x80x99, omdat bloemen en takken neerhangen.

De breedte is afhankelijk van de hoeveelheid personen die naar verwachting er door zullen lopen. De nieuwe berceau op Staverden is een verbinding tussen parkeerplaats en xe2x80x98kasteelxe2x80x99 en tussen parkeerplaats en bezoekersterras en werknemers en bezoekers zullen vaak naast elkaar in de berceau willen lopen.

De begroeiing (dus de kleur van bloemen en bladeren) is afhankelijk van de kleurencombinaties en de ruimte direct buiten de berceau. In dit verband is ook belangrijk of men denkt aan een xe2x80x98openxe2x80x99 of xe2x80x98dichtexe2x80x99 berceau (d.w.z. met of zonder uitzicht naar opzij).

Het tracé is misschien wel het allerbelangrijkst. We zien maar al te vaak een berceau die leidt van niets naar niets; of van een bepaalde plaats naar een open plek waar niets gebeurt. Ook wordt een berceau nogal eens gebruikt als een toegangslaantje voor een huis of een tuinhuis. Gevolg hiervan is vaak dat een karakteristieke gevel helemaal achter de berceau verdwijnt.

Een cradle of berceau of loofgang is dus wel een tuinsieraad om over na te denken, zowel in het geval van restauratie als in het geval van een nieuwe toepassing. CO.

Volkspark


Ontwerp van Leidse Hout, K. C. van Nes, i.s.m. Bureau Granpré Moliere, Verhagen en Kok, ca. 1927.
Bron: Speciale Collecties, Bibliotheek WUR.
In donkergroen zijn de sportvelden aangegeven.

Wat is eigenlijk een volkspark? Dit was een vraag die de Stichting Leidse Hout Monumentwaardig onlangs stelde aan het kennisinstituut RACM. Daar moest men het antwoord op schuldig blijven. Vandaar deze weblog, in de hoop dat RACM hier ook nog wat van kan leren.

Gerrie Andela schreef een uitgebreid artikel over het ontstaan van het volkspark in Wonen-TA/BK 1977, no. 9 / 10, p. 12-28. Het is bekend dat aan het eind van de 19de eeuw er sprake is van een nieuw natuurgevoel en de opkomst van een grote behoefte aan buiten-recreatie, denk aan Heimans en Thijsse, de oprichting van de Ver. Natuurmonumenten, de NJN en de AJC.

De opkomst van volksparken, afkomstig uit Duitsland, sloot naadloos bij deze behoefte aan. Pionier op dit gebied is de Duitse tuintheoreticus C.C.L. Hirschfeld. Hij stelt duidelijke eisen voor de inrichting van een volkspark: aanleg in landschapsstijl, met rij- en wandelpaden, paviljoens met versnaperingen, muziektenten, vijvers, bootjes; ook, om het volk te verlichten, pleitte hij voor monumenten van geschiedenis en kunst. Het eerste park in de zin van Hirschfeld is de Englischer Garten in Muenchen (1789); later volgt in 1824 een park dat op initiatief van het gemeentebestuur werd ingericht, het Volkspark bij Magdeburg, ontworpen door P.J.Lenné.

In de tweede helft van de 19de eeuw komt de nadruk meer te liggen op de aanleg van sportterreinen, zoals tennis- en turnbanen, spelplaatsen voor allerlei balsporten, vijvers en renbanen (Gustav Meyer, Lehrbuch der schoenen Gartenkunst, 1860).

Nog later (Hamburg, 1909) blijkt dat de landschapsstijl niet langer bepalend is voor de vorm van het park, maar eerder de vorm van de sportterreinen en andere voorzieningen. Een stadion, een renbaan,  een zwembad en sportterreinen vormen dan de hoofdbestanddelen van het park, naast een formele tuin en een vijver.

In Nederland loopt de ontwikkeling iets achter maar wel parallel. Openbare wandelgelegenheden (geen volksparken) waren er al heel lang natuurlijk. Denk aan de Maliebaan, het Lange Voorhout, De Hout in Haarlem en Alkmaar en de Plantage in Amsterdam. Echte volksparken waren net als in Duitsland en Engeland allereerst een zaak van particulier initiatief. Het waren parken in landschapsstijl, met in aanvang bescheiden sportaccomodatie. Het Vondelpark (J.D. en L.P.Zocher)  bood mogelijkheden voor wandelen, fietsen, musiceren en schaatsen. In het Oosterpark (Amsterdam) plande Leonard Springer kinderspeelplaatsen, een vijver en een muziektent.

Het eerste echte Nederlandse volkspark bestemd voor arbeiders en niet voor de gegoede burgerij, was het Volkspark in Enschede, naar ontwerp van D. Wattez (1873). Later volgden het Volkspark te Rijssen (1912) en Meppel (1914), beide ontworpen door Springer. Kort na de eeuwwisseling (Woningwet 1901) begon de traditionele opzet van een openbaar park toch te verschuiven van een esthetische beleving naar een sociale functie. In het Vondelpark kwamen tennisbanen en in Het Park aan de Maas een aantal sportvelden.

Het Stadspark in Groningen is het eerste park in Nederland waarvan de vormgeving door de diverse sociale voorzieningen wordt bepaald. Het Zuiderpark in Den Haag, het Kralingse Bos in Rotterdam en het Amsterdamse Bos in Amsterdam werden aangelegd in deze traditie. Vele recreatievoorzieningen, die inspelen op de behoeftes van sterk uitbreidende grote steden vormen het uitgangspunt: speeltuinen, sportvelden, plantsoenen, bos, natuurterreinen, boulevards, parkwegen, volkstuinen, en vaak ook een stadion en een kampeerterrein.  CO

Kloostertuin geschilderd door Philip Sadée (1903)


Kloostertuin, Philip Sadée (1903).  Bron: Kunsthandel Pieter Overduin, Giessenburg

De schilderijen van de Leeuwenhorstabdij te Noordwijkerhout en de St. Adelbertabdij te Egmond die op de weblogs van 20 en 23 februari 2007 zijn geplaatst, hebben bij Joost Gieskes de ogen voor kloostertuinen geopend. Hij reikte mij na de restauratiebeurs een reproductie van een schilderij aan, waarop een kloostertuin was geschilderd, in 1903 vervaardigd door de Haagse schilder Philip L.J.F. Sadée (1837-1904).

Sadée is in zijn tijd een bekend schilder geweest, behorende tot de Haagse School. Op het schilderij zijn zusters te zien die recreëren in een kloostertuin, met op de achtergrond een kloostergebouw. Een dikke boom (kastanje?) geeft de dames schaduw; een duiventil staat in de tuin; duiven vliegen rond en worden gevoederd door de zusters. De tuinbanken dateren heel duidelijk uit de tijd (planken op xe2x80x9cboomtakkenxe2x80x9d); heel bijzonder is dat ze zijn voorzien van voetenplanken, alsof het koorbanken zijn. Eigenlijk zijn er geen typische kenmerken van een kloostertuin te onderscheiden.

De vraag is natuurlijk welke kloostertuin zou dit kunnen zijn? Sadée schilderde voornamelijk het land- en vissersleven en stadgezichten. Ook het feit dat hij leraar is geweest aan de Haagse Tekenacademie gaf geen aanknopingspunten. Ik moest wel meteen denken aan het St Odapark in Venray, omdat ik daar eens was geweest voor het beschrijven van het park voor de Gids voor de tuin- en landschapsarchitectuur, deel Zuid. Hier hadden zusters Ursulinen in 1899 een park aangelegd voor leerlingen van een pensionaatsschool, zodat zij ook buiten konden recreëren, in een beschermde omgeving en onder het toeziend oog van de zusters. Deze orde wijdt zich aan het opvoeden en onderwijzen van meisjes en stichtte scholen in o.m. België, Duitsland en Nederland, sinds 1645.

Ik stak mijn licht op bij Wim Meulenkamp, onze folly-specialist, maar ook werkzaam bij de Stichting Kerkelijk Kunstbezit Nederland (SKKN) en ik had geluk. Hij kende niet dit schilderij, maar wel een dat er heel veel op lijkt en dezelfde tuin afbeeldt. We hebben hier te maken met de tuin van het Stella Maris Klooster in Maastricht, tot voor kort bewoond door de Zusters Ursulinen van de Romeinse Unie, gevestigd in het Statenkwartier in Maastricht. Heel bijzonder is dat de afgebeelde tuinbanken zich nog in de tuin bevinden.

Zie verder Kerkgebouwen in Limburg; ga dan naar de M van Maastricht en vervolgens naar Klooster en Kapel van de Zusters Ursulinen. U vindt dan een redengevende monumentenbeschrijving en fotoxe2x80x99s van de kapel en het kloostergebouw. Het schilderij heeft hierin waarschijnlijk een plaats gehad.

In 2006 hebben de zusters hun klooster verlaten. Op een andere website vond ik de begraafplaats van de zusters; klik vervolgens op de eerste foto.

Met dank aan Kunsthandel Pieter Overduin te Giessenburg. CO.

Het fenomeen Wasserschloss


Schloss Dyck Bron: Stiftung Schloss Dyck

We weten het nu zo langzamerhand wel denk ik, het Cascade-lustrumjaar 2007 heeft als thema WATER. We proberen zoveel mogelijk aandacht aan WATER te schenken, zoals al op de weblogs van 8 januari en 20 maart. Op onze lustrumexcursie in september (zie weblogs van 15 en 18 juni, heeft u al ingetekend?) gaan we een bezoek brengen aan Wasserschloss Dyck, maar wat is nu eigenlijk een Wasserschloss?

Als Wasserschlösser oder Wasserburgen werden Schlösser oder Burgen bezeichnet, deren Außenmauern allseitig von Wassergräben umgeben sind, die ursprünglich der Verteidigung dienten. In Westfalen werden diese Gräben auch Gräften genannt, in den Niederlanden Grachten. Man unterscheidet Wasserburgen, die durch umgebendes Wasser geschützt sind (angelegter Schutz) und Wasserburgen, deren Hauptschutz durch Flusslauf, Teiche mit Inseln oder Gräben gebildet wird (natürlicher Schutz) (aldus Wikipedia).

Het Woordenboek der Nederlandsche Taal heeft het over een waterslot, een waterkasteel en een waterburcht. Bij waterslot spreekt men van een versterkte verblijfplaats in het algemeen of een watertoren of een lucht- of gasdichte afsluiting. Een waterkasteel is naast een groot schip en een aan het water gebouwde vesting ter bescherming van een stad of haven, een in of aan het water gebouwde lusthof. Een waterburcht is een kasteel dat door grachten omgeven is.

We mogen dus concluderen dat onder Wasserschloss hetzelfde wordt verstaan als het Nederlandse woord waterkasteel of waterburcht en dat het niets anders is dan een Middeleeuws kasteel omgeven door een verdedigingsgracht, in Nederland een veel voorkomend verschijnsel, maar in Duitsland toch minder algemeen, zodat men daar expliciet spreekt over een Wasserschloss.  CO

‘Koninklijke sferen’ (Soestdijk) – Ebbenhorst

In Museum Oud Soest loopt de tentoonstelling ‘Koninklijke sferen‘. Via de weblogs van 5 maart en 9 maart, door Gérard Derks, hebben we al kennis kunnen maken met Ebbenhorst en Soestdijk.

Gisteren heb ik even omgereden (op weg naar een uiteindelijke bestemming) en heb ik de tentoonstelling bezocht. Nou zou ik er niet speciaal een langere rit voor maken, maar als je in de buurt bent… Of als je er een dagje uit van maakt, in combinatie met Paleis Soestdijk, het park rondom het Paleis, het Baarnsche Bos of Kasteel Groeneveld… Een restrictie, Museum Oud Soest is enkel op zaterdag- en zondagmiddag open.

Gérard Derks en Ton Alders tonen een dertigtal reproducties in en rond Paleis Soestdijk, vanaf 1865. Deze wellicht oudste foto’s van het paleis zijn vervaardigd door de hoffotografen Ebbenhorst & Zoon uit Soest. De foto’s zijn afkomstig uit het Koninklijk Huisarchief en uit de collectie van Ton Alders, zelf een nakomeling van de fotografen Ebbenhorst. Meest aansprekend vond ik de ongeveer 20 zeer fraaie buitenopname’s, zoals die in weblog van 5 maart.

Andere krentjes waren een serie van copieën van prenten uit Atlas van Stolk. Een serie van copieën van foto’s van de vele dienstgebouwtjes en tuingebouwen. En, te kleine copieën van, kaarten ; van een ontwerp van Zocher (denk ik), van ‘carte de domaine de soesdsyk’, en ‘Zoesdijck’ (Van Staden?).
En dan zie je het verschil tussen te kleine of slechte copieën en de fraaie foto’s. Jammer dat er niet meer origineel materiaal was.

En voor de echte Oranje-fan is er nog veel, veel meer. Maar zaken als de mogelijke bril van Juliana spreken mij niet echt aan.  JH  (foto’s website Museum Oud Soest)

Beeckestijn opnieuw behouden

In de laatste Cascade Nieuwsbrief vermeldde Carla het al, Beeckestijn wordt niet verkocht, maar geruild tegen grond in de wijk Velserbroek en komt daarmee in handen van de Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van Landbouw. Deze Rijksdienst zal de buitenplaats doorleveren aan Natuurmonumenten. Het hoofdgebouw gaat naar de Vereniging Hendrick de Keyser. Daarmee is de toekomst van het cultureel erfgoed voorgoed veilig gesteld.
Meer valt te lezen op Beeckestijn moet open blijven!

 

Beeckestijn 1959 (Velsen)
Beeckestijn 1959  Bron: Bulletin KNOB (1959)

In 1959 schreef Dr. R. van Luttervelt, in Bulletin KNOB 1959, ‘Wat zal er van het oude huis worden? Er zijn stemmen opgegaan om het maar af te breken en alleen het park te bewaren als een oord voor ontspanning en natuurgenot. Het is vurig te hopen dat zulks n i e t gebeurt!‘  en  ‘Bijkans astronomische bedragen worden jaarlijks over heel de wereld gespendeerd voor het aankopen van oude schilderijen en beeldhouwwerken, meubelen en allerhande kunstvoorwerpen. Is het niet zonderling xe2x80x94 ja, in dit verband onredelijk en onzakelijk xe2x80x94 dat een mooi oud huis, waar dergelijke objecten thuishoren, door verwaarlozing met ondergang wordt bedreigd?‘  en tot slot  ‘Mocht de behoefte gevoeld worden, dan valt ook te denken aan een museum van de Nederlandse buitenplaats, van tuinen en parken in het algemeen. Een dergelijke instelling bestaat nog niet, hoewel de gedachte hieraan waarlijk niet gezocht lijkt. Te weinig realiseert men zich nog, welk een bijzondere en belangrijke facet van onze cultuur de buitenplaats hier eeuwen lang heeft gevormd en nog steeds vormt. In hoge mate heeft zij, sedert de 17de eeuw, het aspect van ons landschap bepaald. Is er wel iets zó typisch Nederlands te bedenken, iets dat nergens elders ter wereld voorkomt, als onze burgerlijke, nooit tot grote omvang en buitenissig praalvertoon uitgegroeide buitenplaats?’.

Nu bijna 50 jaar later wordt Beeckestijn weer behouden. En de getoonde afbeelding zal nooit meer zijn. Tenslotte zegt Vereniging Hendrick de Keyser ‘Eenmaal verworven panden worden bij Hendrick de Keyser nooit meer afgestaan. Dat betekent een absolute garantie dat het gebouw nooit terechtkomt in een traject van projectontwikkeling‘.

En zou van Luttervelds suggestie worden overgenomen? Haarlems Dagblad vermeldt ‘Landgoed Beeckestijn wordt een centrum voor tuin- en landschapsarchitectuur’.  JH

Midsummernight op VreedenHoff

Donderdagavond 21 juni Cascade Midsummernight in Nieuwersluis, op VreedenHoff, bij de heer Lisman.

Over deze buitenplaats heeft de heer Lisman zelf een schitterend boek geschreven, De buitenplaats VreedenHoff aan de Vecht. Dit boek is deels door te bladeren via Google Book. Klik hier om te bladeren. Verder is er op de website van Uitgeverij Verloren wat te lezen.

Het boek is niet meer in de reguliere boekhandel verkrijgbaar, maar via antiquariaat en internet nog wel.  JH