Website van Stichting J.P. van Rossum.


De Lucknow koepel op de heuvel van Berghuis, ca. 1850.
Bron: jpvanrossumstichting.nl/huizen/berghuis

Eerder dit jaar was er het bericht over het gedigitaliseerde archief van het Huis te Breckelenkamp. Nu even een tweede voorbeeld over het digitaal beschikbaar stellen van archiefmateriaal.

De Stichting J.P. van Rossum. De stichting verzamelt en archiveert historische gegevens en objecten betreffende de persoon van Joannes Petrus van Rossum (1778-1856), betreffende de geschiedenis van de landgoederen en buitenplaatsen gelegen tussen Naarden, Bussum en Huizen en behorende tot het voormalige grondbezit van J.P. van Rossum en betreffende de eigenaren en/of bewoners van deze landgoederen en buitenplaatsen (naast andere doelstellingen).

De collectie is toegankelijk omdat deze is ondergebracht in het Stads- en Streekarchief van Naarden. Maar door de digitalisering van diverse collectie-items kan een ieder ook via hun website jpvanrossumstichting.nl van deze stukken kennis nemen. Het zijn niet alleen veel mooie beelden en kaarten, maar achter ieder onderdeel zit ook informatie. Enne, het getoonde is veel meer dan het woord diverse dekt.  JH


Kaart van het landgoed Oud Bussem (1818), Jacob Bolten.
Bron: jpvanrossumstichting.nl/collectie/kaarten

Studiedag ‘Nieuwe Beelden van de Buitenplaats van de Gouden Eeuw’.


Hofstede Goudestein (Maarssen), nog met boerderij en hooibergen.

Over interactie en imitatie bij ontwikkeling van buitenplaatscultuur onder burgers en edelen in de Gouden Eeuw (1609-1672). De Nederlandse Kastelenstichting en de Stichting Werkgroep Adelsgeschiedenis organiseren dit symposium in samenwerking met de nieuwe Leerstoel Historische Buitenplaatsen en Landgoederen van de Faculteit Letteren aan de Universiteit van Groningen.

Buitenplaatsen worden in het algemeen verbonden aan de stedeling en in het bijzonder aan de rijke Amsterdamse kooplieden. Iedere provincie heeft buitenplaatsen. Hoe zagen die er uit? Waren er regionale verschillen? En niet alleen kooplieden beschikten over een landhuis, ook edellieden lieten buitenplaatsen bouwen, vaak door dezelfde architecten, al lieten ze er vaak een gracht omheen aanleggen. Sommige verbouwden hun voorvaderlijk kasteel tot aangenaam zomerverblijf, waarmee het onderscheid kasteel en buitenplaats vervaagt. Is kasteel Amerongen een kasteel of een buitenplaats? En Slot Zeist en kasteel Heemstede?

Een tiental deskundigen zal een inleiding geven over het ontstaan en de ontwikkeling van de buitenplaatsen in de betreffende provincies. Belangrijk thema van het symposium is daarbij de al genoemde interactie. Vanuit verschillende vak- of onderzoeksgebieden (geschiedenis, architectuurgeschiedenis, tuingeschiedenis, interieurgeschiedenis, culturele antropologie, landschapsarchitectuurgeschiedenis, sociale geschiedenis) wordt het verschijnsel buitenplaats in een bepaalde provincie benaderd. Aandachtspunten hierbij zijn de karakteristieke ruimtelijke ontwikkeling in de 17de eeuw in de provincie en de interactie tussen adel en stedelijke elite. Aan de hand van stellingen zullen de verschillen en overeenkomsten in de gewesten worden bediscussieerd in de centrale paneldiscussie aan het eind van de middag.

zat. 15 sep, 9:30-17:30
kasteel Groeneveld te Baarn
€ 40,00 (incl. lunch)
Klik voor uitnodiging en programmadetails, aanmelden of de site van NKS.

Aardse paradijzen, collegereeks Erik. A. de Jong.

Collegereeks door prof. dr. Erik A. de Jong over tuin en park tussen natuur en cultuur.


De Hortus Botanicus van Leiden (1610), Jan C. Woudanus.

Nietsche schreef in zijn Die fröhliche Wissenschaft uit 1882 over wat volgens hem  in grote steden zijns inziens ontbrak: `stille en ruime, uitgestrekte plaatsen om na te denken (..) bouwwerken en plantsoenen, die als geheel de verhevenheid van de bezinning en de afzijdigheid uitdrukken. (..) Wij willen ons in steen en plant vertaald zien, wij willen in ons gaan wandelen, wanneer wij in deze hallen en tuinen wandelen‘. Treffend verwoordt de schrijver hier hoe architectuur en park in evenwicht bij elkaar horen. Zij vertegenwoordigen samen onze levensruimte, fysiek en contemplatief.

Een samenhang die niet meer, niet minder is dan een continue dialoog tussen stad en landschap, tussen straat en park, tussen huis en tuin, tussen steen en plant. In onze stedelijke samenleving hebben we eerder de geschiedenis van de architectuur beschreven, veel minder die van tuin of park.

Deze collegeserie wil proberen chronologisch van de 16de eeuw tot heden hoofdstukken van zo’n groene cultuurgeschiedenis over het voetlicht te brengen aan de hand van voorbeelden uit Nederland en daarbuiten. Tuin en park zijn immers universeel. We gaan uit van de premisse dat tuin en park zowel natuur zijn als een kunstvorm, een laboratorium van de samenleving maar ook een omgeving voor het individu. Tuin en park vertegenwoordigen een dubbele werkelijkheid: die van de actuele plek en die van verbeelding en verlangen.

14 donderdagen in september tot en met december, van 14.00 tot 16.00 uur, Artis Amsterdam. Voor meer details en aanmelden, klik hier.

Groot Terhorne (Beetgum) ook onder invloed van Zocher senior?


Groot Terhorne, Beetgum (FR.). H. van Zutphen. Opmeting, 1820.   Groter? Klik hier.
Coll. Tresoar Leeuwarden. FA thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Kaart 685

Bijgevoegde ‘kaart’ is van de hand van de landmeter H. van Zutphen (1757-1830), die we o.a. kennen van een opmeting van Elswout (1812) en Huis Offem te Noordwijk (1817) en van een plattegrond van de St. Bavo te Haarlem (1823). Els van der Laan (bureau Noordpeil) vraagt zich af of deze tekening mogelijk duidt op een ontwerp van Zocher senior (overleden in 1817) of junior. Mijn mening is dat de stijl van het ontwerp naar Zocher senior wijst en zeker niet naar Zocher junior, maar het kan natuurlijk ook een geval zijn van samenwerking, daar Zocher junior na zijn verblijf in het buitenland in 1816 veel in Leeuwarden bij zijn zuster verbleef en daar zelfs als belijdend lidmaat van de Evangelisch Lutherse gemeente werd aangenomen. Dat Hendrik van Zutphen uit Haarlem deze buitenplaats in Beetgum heeft opgemeten zou dan niet zo verwonderlijk zijn omdat beide Zochers hem vast en zeker goed kenden uit Haarlem. De opmeting zou dan een aantal jaren later gemaakt zijn dan het ontwerp dat mogelijk in 1816 of eerder al is ontstaan. Als we kijken naar de kadasterkaart van ongeveer 1826 (www.watwaswaar.nl) dan is de eerste indruk dat deze tekening van 1820 niet is uitgevoerd. Wel zijn er weer schetsen van W. Krijns en betaalde rekening voor planten tussen 1819 en 1823 die duiden op grote parkactiviteiten; en het bekende schetsontwerp van Roodbaard uit 1827, waarop voor het eerst te zien is dat de grote ronde kom met de gracht is verbonden, wat niet op de kaart van Van Zutphen is aangegeven (www.roodbaardsrijkdom.nl).

Mijn voorlopige conclusie is dat het heel goed kan dat Zocher sr. in 1816 of nog eerder is uitgenodigd om zijn visie te geven, dat Van Zutphen Zocher’s visie later op papier heeft gezet en dat daarna Roodbaard enkele ideeën van Zocher sr. heeft gecombineerd met zijn eigen ideeën, o.a. met de doorbraak tussen de kom en de gracht aan de zuidoost-zijde van het huis.

Wat denken anderen? Graag jullie reactie. CO.

Pompejaanse bank op Duinlust (Bloemendaal).

Op internet las ik de zinsnede ‘Pompejaanse bank op Duinlust weer in zijn oorspronkelijke staat terugbrengen’; een restauratieproject van Stichting Ons Bloemendaal.

In 2008 hadden we in ons bulletin een artikel over het Pompejaanse stibadium (PDF), maar wat dan een Pompejaanse bank is? Ik heb telefonisch contact gehad met mevr. Van Olffen van Ons Bloemendaal en zij stuurde een scan waarop een kleine foto (links) staat en noemde namen als Twickel, Tadema en natuurlijke Pompeii.

Dus even wat beelden:


Halfcirkelvormige bank in Pompeii.


Halfcirkelvormige bank in Pompeii.


De tweede bank in Pompeii vond ik ook in Voyage pittoresque de Naples et de Sicile (1781-1786) van Jean-Claude Richard de Saint-Non.


An exedra (1869), Sir Lawrence Alma-Tadema.  Bron: wikipaintings.org.


Een van de stenen banken van Twickel.

Bestaat er zoiets als een Pompejaanse bank? Wie geeft meer achtergrond? Wat zijn karakteristieken? Andere voorbeelden?  JH

Oproep: 17de en 18de-eeuws tuingereedschap.

Vanaf 11 oktober 2012 is in Museum Boerhaave in Leiden de tentoonstelling Leydse Weelde Groene ontdekkingen in de Gouden eeuw te zien. Zie www.museumboerhaave.nl.

Bij de tentoonstellingsonderdelen buitenplaatsen en siertuinen, maar ook botanie aan de universiteit, de plekken waar het feitelijk werken in de tuin aan bod komt, zouden wij ook graag het gebruikte tuingereedschap tonen. Afbeeldingen uit de 17de en 18de eeuw zijn er voldoende, maar het werkelijk gebruikte gereedschap ontbreekt. Natuurlijk ook niet zo vreemd, het gereedschap was er om gebruikt te worden, niet om te verzamelen.

Hierbij een oproep naar mensen die mogelijk tuingereedschap uit die periode in bezit hebben en ons dat in bruikleen willen afstaan.
Contactpersoon in Museum Boerhaave is Gerhard Kreeftmeijer: gerhardkreeftmeijer@museumboerhaave.nl / 071–5662714.

Geloof in natuur: bloemen van betekenis.

Afgelopen zondag bezocht ik in het Bijbels Museum de tentoonstelling Geloof in natuur: bloemen van betekenis. Het museum is gevestigd in twee grachtenpanden, die bekend staan als de Cromhouthuizen (Herengracht 366-368 Amsterdam). Een unieke privécollectie bloemstillevens uit de 17de en vroege 18de eeuw vormt het hart van de tentoonstelling. Voor het eerst is deze gehele particuliere verzameling in het openbaar te zien. Werken van o.a. Balthasar van der Ast, Ambrosius Bosschaert, Jan Davidsz. de Heem, Osias Beert, Jan van Huysum en Rachel Ruysch zijn tentoongesteld. De panden zijn gebouwd in 1662, in Hollands classicistische stijl, door Philips Vingboons en in opdracht van Jacob Cromhout. De tuin is niet in stijl met het huis ingericht,  maar moet een hortus conclusus verbeelden, een middeleeuws symbool voor de reinheid en onaantastbaarheid van Maria. In het kader van het jaar van  de historische buitenplaats is ook nog vermeldenswaard dat de familie Cromhout ’s zomers naar de Beemster trok en daar de buitenplaats Kromhout bewoonde (www.beemsterbuitenplaatsen.nl). De Jacob Cromhout die als opdrachtgever wordt genoemd van de grachtenpanden en die op Beemsterbuitenplaatsen wordt opgevoerd lijken mij niet dezelfde persoon want de laatste is pas in 1671 geboren. Hoe dat precies zit kon ik niet zo snel nagaan.

Nu de tentoonstelling. Het gaat maar om 15 schilderijen, waarvan het merendeel bloemstillevens en enkele pronkstukken / tafelstillevens. Verder een Kunstboek van Catharina Backer met plantentekeningen en enige boeken en prenten als achtergrondinformatie. De bloemen zijn gedetermineerd door de bioloog en bloemstilleven-specialist Sam Segal, door wie ook de begeleidende tekst van het boekje is geschreven. De nadruk wordt gelegd op het feit dat deze kleine collectie de hele ontwikkeling van het 17de en vroeg-18de-eeuwse bloemstilleven laat zien: van symmetrische bloemstukken naar bloemboeketten in losse schikking. Naast de determinaties geeft Segal in zijn boekje en in een hand-out de ‘mogelijke’ symbolische betekenis van de planten op, jammer genoeg zonder bronnen te vermelden. Toch zal ook ‘mogelijke’ symboliek verklaard moeten worden lijkt mij, of kun je met toevoeging van dit woordje afkomen van nader onderzoek? CO

Bloemen in een witte stenen vaas (1671), Dirck de Bray. Part. Coll.
De bloem op het afgebeelde schilderij, rechtsonder op tafel, is Convolvulus tricolor of Dagschone. In de kringen van Prins Willem III heette deze bloem Princenbloem (zie beschrijving in Den Nederlandtsen Hovenier, van Jan van der Groen) vanwege de blauwe en goudgele heraldische kleuren (is geplant in de Koningstuin op Het Loo). De ‘mogelijke’ symboliek op deze tentoonstelling vermeldt Deugdzaamheid en Heilige drie-eenheid. Precies in dezelfde tijd. Zo zie je maar, symboliek in de 17de eeuw is niet éénduidig.

Erfgoedproject Vlaskamp officieel gestart.


Gerrit Vlaskampstege in Stiens.  Foto: Aly van der Mark.

Afgelopen 4 juli is een omvangrijk erfgoedproject rond de Vlaskamp-tuinen in Fryslân en Groningen gestart. In Stiens werd een straatnaambordje met Gerrit Vlaskampstege onthuld. Aansluitend volgde een rondwandeling door de aangrenzende Vlaskamp-tuin, tegenwoordig in het bezit van de familie Van Riemsdijk uit Wageningen.

Met de originele plantenlijst in de hand gaat Anne Wolff (Rijksuniversiteit Groningen) zo’n tachtig tuinen in Fryslân en Groningen inventariseren. Verder wordt er gezocht naar oude structuren, zoals het padenverloop, aanwezige waterpartijen, hoogteverschillen en beplantingsstructuren. Met deze nieuwe kennis moet een beeld worden geschetst van de typische Vlaskampstijl en hoe deze zich onderscheidt van de tuinen van zijn tijdgenoten. Van deze zoektocht wordt een documentaire gemaakt. Hierin staat het leven van Vlaskamp centraal, maar ook de mensen achter de tuinen, vroeger en nu. De gegevens van de inventarisatie worden openbaar gemaakt via een speciale website en de data vormt mede de basis voor een overzichtsboek van de hand van Aly van der Mark. Vervolgens wijdt het nieuwe Fries Museum een expositie aan de 19de eeuw, met het tijdsbeeld waarin Gerrit Vlaskamp floreerde.

De nog bestaande Vlaskamp-tuinen zelf komen ook aan de beurt. Eigenaren die belangstelling hebben voor de restauratie van hun tuin kunnen hierin worden begeleid.  JH

Tentoonstelling Groen van Toen, Spec Coll WUR.

Vanaf 9 juli is de tentoonstelling ‘Groen van Toen: Van buitenplaats tot schooltuin’ te zien in de Forumbibliotheek op Wageningen Campus.

Grote technische ontwikkelingen en toenemende welvaart hebben in de loop der eeuwen de natuur dichter bij de mens gebracht. In deze tentoonstelling staat de gebruiker van het groen centraal. Rond drie thema’s, Particulier groen, Wandelen in openbaar groen en Wonen in het groen, wordt de bezoeker meegenomen langs tuinen van adel en burger, door openbare parken, dierentuinen en schooltuinen en tenslotte door tuinsteden, villaparken en arbeiderswoonparken.

De tentoonstelling toont aan dat de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur altijd beïnvloed is geweest door ideeën uit Duitsland, Frankrijk en Engeland. Er worden boeken getoond van auteurs zoals Petrus Lauremberg (Horticultura, libris II, 1632), A. Alphand (Les promenades de Paris) en W. Robinson (God’s acre beautiful, 1883). Hun invloed is terug te vinden in boeken, kaarten, foto’s en ontwerpen van o.a. C. Huygens (Vitaulium: Hofwyck uit 1653), Jan Kops (Index plantarum), Leonard Springer en vele anderen. De tentoongestelde documenten geven een tijdsbeeld van het ‘Groen van Toen’.

Deze tentoonstelling is samengesteld in samenwerking met Carla Oldenburger (oud-conservator Bibliotheek Wageningen UR) en Johanna Karssen (medewerker Speciale Collecties) en sluit aan op het Jaar van de Historische Buitenplaats en de Open Monumentendag (8-9 september). Informatie over Nederlandse historische tuinen: databank TUiN.

Openingstijden: 9 juli – 30 november, maandag – vrijdag, 9.00 – 17.00 uur.
Leeszaal Speciale Collecties, Forum (geb. 102), Droevendaalsesteeg 2, 6708 PB  Wageningen.

IJskelder ontbloot.


‘Ontblote’ ijskelder van kasteel Heeze.  Foto: René Manders.

De ijskelder bij kasteel Heeze is vrij gegraven. Dit geeft een mooi beeld van de opbouw van een ijskelder waarvan normaal enkel een ingang naar een naar het lijkt opgeworpen heuvel grond te zien is.
De ijskelder stamt uit 1907 en meet uitwendig ongeveer 5,5 x 7,7 x 4,2 (bxdxh). Het (voor)portaal kent 2 compartimenten en had holle deuren. De ijskelder heeft een uitzonderlijk brede spouw rondom de ijsruimte: 42,5 cm bij de voor- en achtermuur en 34 cm boven het tongewelf. De spouw kende vroeger een vulling van turfmolm.
Voor het ‘ijzen’ (vullen) was vroeger 7 man nodig; 80 boerenwagenvrachten ijs ging er in. Op de zandbodem werd eerst een dunne laag takkenbossen uitgespreid, deze werd afgedekt door 30 cm turfmolm en dan volgden de ijsblokken; zonder tussenlagen van zaagsel of turfmolm, met één blok ijs als resultaat.
In WO II hebben Duitse soldaten de ijskelder met handgranaten en machinevuur bestormd. Men dacht dat er sprake was van een bunker. Slechts ijs werd aangetroffen.

Omdat verzakkingen waren geconstateerd is de ijskelder vrij gegraven. Nu blijkt de schade veel groter, waarschijnlijk door boomwortels veroorzaakt. Herstel vraagt om afbraak tot op een meter boven de grond en vervolgens opnieuw opmetselen. En het vraagt naar schatting 20 tot 30.000 euro.  JH

Zie ook A.W.Reinink en J.G.Vermeulen, IJskelders, koeltechnieken van weleer (1981).


De ijskelder in 2011.  Foto: Margot van den Boer.