Beuk en eik


Beuk en eik, ‘voet aan voet’.

Al lopend door het park van een buitenplaats viel me op hoeveel ‘koppeltjes’ van beuk en eik er stonden. Lekker close, voet aan voet, bijeen. Dat ze veel als duo zijn te vinden is niet nieuw, maar hier was het wel erg opvallend vaak. Nou meen ik me vaag te herinneren dat iemand tijdens een excursie eens een opmerking heeft gemaakt waarom dat is. Waarom een beuk de voet van een eik ‘opzoekt’. Ben alleen vergeten wat het verhaal achter zulke duo’s is. Wie weet meer of heeft een idee?
JH


Meestal wordt de beuk weggezaagd, hier is de eik gesneuveld.

Twee artikelen


Christiaan Huygens in Japanse rok (1671), Caspar Netscher
Bron: wikimedia commons / Museum Boerhaave Leiden

Even een verwijzing naar een artikel van Wybe Kuitert, onder anderen over Huygens’ Hofwijck en Westerbaen’s Ockenburgh. Het laat zien hoe deze heren zich lieten inspireren door de niet geordende esthetiek op import kunstvoorwerpen en Japanse rokken, om de niet-Vitruviaanse schoonheid van hun tuinen te bevatten (verscheen in Garden History). Voor de fanatiekelingen ook nog een artikel over het begrip Sharawadgi (verscheen in Japan Review).

Wybe Kuitert, Japanese Robes, sharawadgi, and the landscape discourse of Sir William Temple and Constantijn Huygens,Garden History 41(2013) 2, 157-176. PDF
Wybe Kuitert, Japanese Art, Aesthetics, and a European discourse. Unraveling Sharawadgi, Japan Review 27 (2014): 77-101. PDF

Huis en tuin, door P. Remmers, locaties onbekend


Gezicht in een laan met loofwerkpriëlen en vormbomen in een formeel aangelegde tuin ergens aan de Vecht (1795), P. Remmers  Bron: Het Utrechts Archief

In de beeldbank van Het Utrechts Archief zitten twee tekeningen van P. Remmers:
Gezicht op een huis in de omgeving van Maarssen, uit 1793. En
Gezicht in een laan met loofwerkpriëlen en vormbomen in een formeel aangelegde tuin ergens aan de Vecht
, uit 1795.

Locaties zijn onbekend. Wie het weet mag het zeggen.
JH


Gezicht op een huis in de omgeving van Maarssen (1793), P. Remmers  Bron: Het Utrechts Archief

Meer betreffende tuinarchitecte J.G. van Zijdveld


J.G. van Zijdveld

In januari 2012 was er de Oproep voor info betreffende tuinarchitecte J.G. van Zijdveld. Vorige week was er een reactie, van Margriet van Seumeren, met materiaal:

Op internet vond ik uw oproep over tuinarchitecte J.G. van Zijdveld. Er is inderdaad niet veel over haar bekend. Nu wil het toeval dat in de najaarsveiling van Zuydwal Veilingen op 17-11-14 in Laren een serie tuinontwerpen van J.G. van Zijdveld onder de hamer komen. Om u een indruk te  geven van de ontwerpen voeg ik een paar foto’s bij. Hierbij is ook documentatie beschikbaar. Ook komen er tekeningen (originele tekeningen) van haar vriendin Nelly Spoor onder de hamer.

Als u meer informatie wilt dan hoor ik dat graag, met vriendelijke groet, Margriet van Seumeren Zuydwal Veilingen www.zuydwalveilingen.nl


J.G. van Zijdveld

Sterkenburg: zink en andere ‘moderne materialen’


Kasteel Sterkenburg (Driebergen)  Foto: Jan Holwerda

INGEZONDEN. Enige aanvulling met betrekking tot de zinken elementen op Sterkenburg te Driebergen; aanvulling op weblog van 12 nov 2013.

Het zinkwerk van de brug (1859) op de foto van Jan Holwerda is inderdaad van Ludwig W. Schütz. Hij of zijn firma vervaardigde of leverde ook, mogelijk i.s.m. de firma Martin te Zeist,  terra cotta ornamenten. Bijvoorbeeld de talrijke consoles onder de gootlijsten en de consoles onder het balkon van de zaal werden door eigenaar Kneppelhout van Sterkenburg aan Schutz betaald. Eveneens leverde Schutz de stucornamenten van de grote zaal van Sterkenburg.
Deze posten komen voor in de Sterkenburgse boekhouding van de herbouw van het kasteel uit de periode 1848-1854 en rekeningen in diverse Sterkenburg/archieven uit periode 1848-1885. In de jaren 1974-1994 uitlopend tot 2004 werd door mij hiernaar onderzoek gedaan.
Schütz leverde de koperen windvanen op de Vierkante toren van het kasteel met het jaartal 1867 (heden kopie) en van de Duiventoren in 1862 samen met de vergulde koperen bol, gegoten zinken sierstukken nabij de windvaan en eveneens de rood cementen hoekstukken en consoles van de bakstenen boogfries. De ontwerpen leverde de architect Nicolaas Johannes Kamperdijk (1815-1887). Kamperdijk verbouwde in de periode 1841-1846 de kerk aan de Utrechtseweg/1e Dorpsstraat te Zeist in neogotische stijl….op steenworp afstand van de Hernhutter-werkplaats van Schütz (Lageweg 49 en de werkplaats en rijk geornamenteerde huis o.a. Lageweg 37 van de firma Martin) terra cotta ornamenten  welke o.a. werden gevormd in zinken mallen die kennelijk werden vervaardigd door ‘koperslager’ Schütz.

  
De balustrade van de toegang tot het voorplein van kasteel Sterkenburg  Foto’s: Jan Holwerda

Schütz vervaardigde onder andere voor Sterkenburg zinken brugbalustrades voor drie bruggen, balustrades van twee balkons en in zink het grote wapenschild van de ridderhofstad met kroon boven de hoofdingang. Schutz leverde in 1867 de zinken dekplaat voor de sluitsteen van een doorgang in de Vierkante-toren met het wapen van het echtpaar Kneppelhout-Drabbe (heden een kopie/afgietsel). Tevens leverde Schutz met een combinatie van ijzer en gegoten zink twee nog bestaande zwart geschilderde torchieres voor Sterkenburg. Twee overeenkomstige exemplaren werden kennelijk aan Koning Willen II voor Soestdijk geleverd en in 2011 verkocht als “Frans-werk” op de Soestdijk-veiling (foto in cat., maart 2011). Schütz vervaardigde nog andere rijker geornamenteerde torchieres voor Willem II/ Soestdijk.
(mogelijk een foto in cat. De Lelijke Tijd 1995)

Voor Sterkenburg vervaardigde Schütz eveneens zinken neogotische balustrades die van 1848 tot 1851-1854 boven de goten van het kasteel aanwezig waren. Deze bestonden uit op de hoeken geplaatste zinken sokkels (als bij het huidige balkon van de zaal) die verbonden werden met zinken balustrades. De huidige zware uitkragende terra cotta hoekconsoles aan de gootlijsten zijn hiervan nog restanten.

Tussen 1848 en 1851 bleken zware reparaties aan het (nieuwe uit 1848 stammende) kasteeldak noodzakelijk. Zodoende werd in 1851 weer gestart met bouwen. De toen bestaande neogotische trapvormige bekroning met arkeltorentjes boven de hoofdingang en de voornoemde balustrades werden vervangen door de huidige klokgevel. Slechts het (nog aanwezige) zinken wapen met kroon (Schütz 1848-1849) boven de hoofdingang bleef gehandhaafd. Voor de toen gebouwde klokgevel vervaardigde Schütz in 1854 een (nog aanwezige) loden tympaan bekroond door loden pot met vruchten, naar voorbeeld van een zandstenen pot welke van het ME/17de/18de-eeuwse in 1848 afgebroken kasteel afkomstig was. In de tympaan staan de woorden “Hersteld 1854″…en mr. K.J.F.C.Kneppelhout van Sterkenburg (1818-1885) tekende in zijn boekhouding in 1854 aan….dat het (de gang van zaken) niet complimenteus was voor den bouwer (hij, Kneppelhout of mogelijk Kamperdijk).

De afwerking van de zinken elementen op Sterkenburg was (vermoedelijk) in een hardsteen-kleur. Dit sloot dan aan op bijvoorbeeld het hardsteen van de brug uit 1859. Foto’s circa 1851-1854 van het kasteel doen vermoeden dat de goot-elementen en -balustrades in een hardsteen-kleur waren geschilderd. Indien het zinkwerk natuursteen imiteerde was de afwerking van het zink op Sterkenburg voorzien van een imitatie-frijnslag….als op natuursteen. Het sloot zo aan op het natuursteen van de bruggen. Dat het toepassen van zink ingegeven was door kostenbesparing of surrogaat voor duurdere materialen lijkt mij vooral een 20ste-eeuwse benadering.

Met het opkomen van nieuwe ideeën ten aanzien van restauratie en instandhouding ontwikkelde zich de waardering voor het authentieke of het authentieke materiaal. Eerst verwierf een kasteeleigenaar aanzien en waardering door zijn kasteel af te breken en via een herbouw het “ideaal te restaureren” zoals Kneppelhout in 1848-1854 deed maar ook bij Kasteel De Haar gebeurde. Tegen het einde van de 19de-eeuw ontwikkelde zich mede door Victor de Stuers “Holland op z’n smalst” uit 1873 waardering voor authentieke historische bouwwerken, waardoor een eigenaar aanzien verwierf door instandhouding van de substantie die zo door de eeuwen was ontstaan. Voor imitatie-materialen betekende dat aan het einde van de 19de-eeuw de waardering hiervoor afnam en het heeft kennelijk tot omstreeks 1980 moeten duren voordat voor de 19de-eeuw weer een ruimere waardering ontstond. Meindert Stokroos leverde met verschillende publicaties hieraan een mooie bijdrage. Zijn “Fake kan zo mooi zijn” is hiervan een echo…….en dat dachten de 19de-eeuwse bezitters van buitenplaatsen op hun wijze m.i. ook.

Bijzondere uniciteitswaarde aan buitenplaatsen geeft het aspect van de combinatie van conservatisme en moderniteit. Extra zichtbaar wordt dit wanneer sprake is van een oude of middeleeuwse oorsprong van de buitenplaats. Nadruk werd gelegd op het aanzien van de bezitter wiens familie mogelijk verbonden was of werd met een historie van vele eeuwen. Maar buitenplaatsen waren eveneens kweekvijvers van de nieuwste industriële ontwikkelingen. Het is van belang om waarden die daarmee samenhangen zoveel mogelijk zichtbaar te houden.

Het zink op Sterkenburg is hiervan een voorbeeld maar objecten van het door Wim Meulenkamp zo benoemde cement-rustiek zijn een ander voorbeeld. Deze materialen maakten duurzamere en meer toepassingen mogelijk. Te denken is aan minder gewicht bij zink, zodat op Sterkenburg een balustrade aangebracht kon worden op een houten overspanning terwijl een houten balustrade op die plek minder duurzaam was geweest. Met een combinatie van ijzer en cement werden onbewerkte boomstammen geïmiteerd waardoor onder andere “het hout” met vrijwel geen onderhoud duurzamer zou kunnen zijn dan bij toepassing van echt hout. Terwijl deze materiaaltoepassingen door veranderende inzichten in de 20ste-eeuw een soort huiver bewerkstelligden, is mogelijk vergeten dat deze objecten in het midden van de 19de-eeuw voor een eigenaar en bezoekers van een buitenplaats een zekere verrukking konden betekenen. De buitenplaats diende om te representeren waarvan het verwonderen en vermaken van gasten met nieuwste vindingen een onderdeel was. Ontwikkelingen die mogelijk nog niet bij een breed publiek bekend waren, werden als bijzonderheid getoond wat het aanzien van de eigenaar en het plezier bij zijn gasten mogelijk deed toenemen.
De imitatie frijnslag op het gegoten zink van Sterkenburg mag ons in de 21ste-eeuw verwonderen en deze toen nieuwe technische inventie heeft dat in 1848 in meerdere mate gedaan. De 19de-eeuwse buitenplaatsbezoeker kon zich eveneens verwonderen over de verschijningsvorm van uitzonderlijke staaltjes van cement-rustiek, maar die verwondering betrof dan ook uit de nieuwste technische toepassing van ijzer en cement…….dat wij nu kennen als beton met wapening.
Degenen die…….nephout van ijzer en cement…. op buitenplaatsen ontwikkelden, werden zo de kwartiermakers van onze moderne samenleving.

Na aanleiding van onderzoek in de jaren 1990-1994 ontstond het bewustzijn van de zeldzaamheidswaarde van de toepassingen van zink op Sterkenburg. Aanvang 2000 zijn voorbereidingen getroffen om alle zinken elementen in een project te herstellen. Het vervaardigen van de kopie van het Kneppelhout-Drabbe wapen was in dat kader een proefproject dat helaas niet is doorgegaan.
Theo Wit

Koninginnetuin Het Loo in serie prenten

Als beloofd op de themamiddag op Het Loo.

Rond 1700 verschenen verschillende seriewerken en losse prenten betreffende Het Loo. De verschillende afbeeldingen met de Koninginnetuin had ik al eens voor mezelf bijeengezocht. Dat nu als beloofd op de themamiddag nogmaals gedaan. Het is natuurlijk zo dat de ene graveur vakkundiger zal zijn geweest dan de ander, maar of de werkelijkheid net zo veel verschillen bood als de prenten is de vraag.
De lage en smalle haagjes als nu in de tuinen van Het Loo aanwezig, zijn in ieder geval op verschillende afbeeldingen terug te vinden.
Jan Holwerda


De Princesse Tuyn en Doolhof
 (1695), uitgever Gerard Valk


d Orangeiri vande Zy, uitgever Cornelis Danckerts


Het perspectief van ’t Huys op de zy over de Orangerie op het Loo
, uitgever Johannes van Keulen


Orangerye: op zy
(1695-1705), graveur Petrus Schenk


De Koninginne Tuin met ´t Groene Kabinet en de Oranjerie, van Achteren te zien
, uitgever Carel Allard


De Oranjeries
(1690-1694), tekenaar (en veel meer) Romeyn de Hooghe


het Oude Hoff te Loo in Perspectief, uitgever Justus Danckerts
(mijn eerdere aangeven van Koninginnetuin is bij deze onzin, je ziet nl. het Oude Loo!
maar omwille van de smalle, lage haagjes wel zo mooi passend)

Historische Alleen – Erfahrungsberichte aus der Praxis

INGEZONDEN:
Historische Alleen – Erfahrungsberichte aus der Praxis
Gartenhistorische Tagung
6 t/m 8 november 2014 | 6-11-2014, 18.30 | Bad Muskau, Neues Schloss, Nordflügel

Unbestritten ist die Bedeutung von Alleen als Element in historischen Gartenanlagen und in der Kulturlandschaft, ebenso wie ihr Wert als Biotop und Lebensraum. Seit den 70er Jahren wurden viele Projekte zur Erneuerung durchgeführt und werden seitdem in der Fachwelt heftig diskutiert. Das Seminar widmet sich praktischen Fragen zum denkmalpflegerischen Umgang mit historischen Alleen unter Berücksichtigung naturschutzfachlicher und baumpflegerischer Perspektiven.

PDF zur Veranstaltung

Preise&Termine
Seminarteilnehmer zahlen 120,00 €, ermäßigt 100,00 €
Ansprechpartner: Ute-Martina Kühnel
pr@muskauer-park.de