Ik zit in advertenties betreffende ‘houtverkoopingen’ in het Zuid-Limburgse en in die advertenties zitten benamingen die me niets zeggen of beter gezegd zeiden. Met allereerst de Historische woordenboeken van het Instituut voor de Nederlandse Taal krijg je meer duidelijkheid. Je zoekt dan in een klap in het Oudnederlands Woordenboek (ONW), het Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW), het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW), het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) en het Wurdboek fan de Fryske taal / Woordenboek der Friese taal (WFT). Zoeken begint hier: Historische woordenboeken.
In advertenties worden herhaaldelijk ‘witbomen’ aangeboden, naast veel Canadassen en Canadaboomen. De eerste betreft witte populier of te wel Abeel.
Dan wordt met regelmaat al dan niet zwaar ‘slaghout’ aangeboden, bijvoorbeeld ’60 koopen zwaar slaghout’. Dat moet hakhout zijn.
Een volgend woord is ‘schansen’, in bijvoorbeeld ‘300 drooge appelboomen schansen’. Een ‘schans’ is een takkebos, ‘schansbos’. Denk zelf met name daar waar sprake is van snoeihout. Ook omdat ‘slaghout’ (hakhout) wordt aangeboden in ‘koopen’, als in het eerdere ’60 koopen zwaar slaghout’. Omdat ‘koopen’ ook naar voren komt bij aanbiedingen van bomen zal dat geen takkenbos zijn, maar ‘partij’. Overigens staat ‘koopen’ alleen als werkwoord in Historische woordenboeken.
Een volgend woord wat niet in Historische woordenboeken voorkomt is ‘belboom’. Hier biedt het Meertens Instituut met Plantennamen in de Nederlandse Dialecten (PLAND) uitkomst. Onder Volksnaam komen meerdere namen naar voren: zoekresultaat. Na muisklik op woord belboom volgt verspreidingskaartje: allemaal Zuid-Limburg. Na muisklik op bijvoorbeeld Zwarte populier krijg je alle benamingen voor alleen al deze boomsoort.
Tot slot een laatste woord wat niet voorkomt in genoemde woordenboeken en waar ik niet uitkom is ‘douwhout’, als in ’50 koopen zwaar Canadas douwhout’, ’30 koopen zwaar eiken douwhout’ en ‘een groote partij appelboom douwhout’. In Delpher komt het woord alleen naar voren in de Limburger koerier.
Dus een (Zuid-)Limburger moet het maar verduidelijken…
Jan Holwerda
Naast douwhout dacht ik, misschien andere spelling als dauwhout, en kwam via dauwhout bij duwhout. Dan weten we nog niets. Maar bij verder zoeken op Internet kwam ik toen het volgende zinnetje tegen: ‘ Pijnboomhout is duwhout, kan dus grote druk verdragen’. Nu gaat het in het verkoopbericht van de krant weliswaar over eiken, maar duwhout betekent kennelijk hout dat grote druk kan verdragen. Dat is zeker zo in het geval van eiken.
Hoe denkt men hierover? Is dit een oplossing voor het woord douwhout?
Zuid Limburg, mijnbouw, stutten?
Ik dacht ook vrijwel meteen aan mijnhout, voor het ondersteunen van de mijngangen
ik heb daar ook wel aan gedacht, maar
– als ik het goed begrijp begon mijnbouw in Nederland op serieuze schaal pas rond 1900
– en de oudste douwhout-advertentie vind ik in 1829
– verder staan o.a. dennen, canadas, eiken, olmen en larix in combinatie met douwhout en gebruikte men bij voorkeur naaldhout/grove den in de mijnen
Over een serie advertenties gaand valt op dat heel veel betrekking hebben op locaties in/bij Meerssen en directe omgeving.
Verder zijn te vinden:
– advertenties met: douwhout van zware olmen, van beuken, van esschen, van appelboomen en haagdoorn
– advertentie met: partij (tophout) douwhout
Sommige advertenties geven de indruk dat het het takhout van gevelde bomen is, en anders is dan snoeihout (aangezien beiden benamingen in een en dezelfde advertentie staan).