Boeren op de buitenplaats (in het Amstellands Arcadië)

Gisteren promoveerde Gerrit na verdediging van zijn proefschrift Boeren op de buitenplaats De relatie tussen landbouw en buitenleven in het Amstellands Arcadië (1640-1840). De handelseditie is in de boekhandel of bij de uitgever verkrijgbaar. Iets inzien kan hier.
In 2015 studeerde Gerrit af met de masterscriptie Gronden van vermaak. Een reconstructie van de ontwikkeling van de buitenplaatscultuur en het buitenplaatslandschap langs de Oude Rijn tussen Leiden en Utrecht (1600-1900) (PDF).

(OVERGENOMEN)
In de zeventiende en achttiende eeuw waren pachtboerderijen een vast onderdeel van de vele buitenplaatsen rond Amsterdam. Waarom was dat en welke rol speelden die boerderijen en de pachtboeren die er woonden in het buitenleven van de Amsterdamse elite? In Boeren op de buitenplaats wordt deze onbekende agrarische geschiedenis van de Hollandse buitenplaats voor het eerst tot in detail gereconstrueerd en verklaard.

Voor dit boek onderzocht Gerrit van Oosterom ruim honderdzestig buitenplaatsen uit het Amstelland, hun eigenaren, pachtboeren en landbezit. Naast de economische aspecten besteedt hij veel aandacht aan de manier waarop die boerderijen ruimtelijk werden ingepast op de buitenplaats. In zijn veel omvattende onderzoek beschrijft hij ook de sociale verhouding tussen boeren en pachtheren, de rol van vee binnen de buitenplaatscultuur en de ideologie achter deze unieke combinatie van nut en genoegen.

Gerrit van Oosterom is landschapsarchitect en landschapshistoricus. Hij is gefascineerd door fenomenen die zich in de marge van de buitenplaatscultuur manifesteren en onderzoekt buitenplaatslandschappen op regionale schaal.

Waar zou deze fontein kunnen hebben gestaan?


Fontein met triton en schelpen, Aert Schouman

Deze vraag komt via Renske Ek van Onno van Seggelen en heeft betrekking op bovenstaande afbeelding. Een fontein met triton en schelpen van de hand van Aert Schouman ( 1710-1792). Het zou kunnen hebben gestaan op een van de buitenplaatsen die Schouman afbeeldde. Op Zuydwind bijvoorbeeld, voor afbeeldingen zie hier. Maar wie weet wat de locatie kan zijn geweest?

(OVERGENOMEN van www.onnovanseggelen.com)
Shells became a popular field of interest during the seventeenth century with collectors embossing their cabinets with the most splendid choices of specimens, symbolizing Gods creation, allegories of Water, Wind and the Sea as well as the transiency of life which made them figurate perfectly in Vanitas paintings. Just like tulips, shells (brought by VOC- and WIC-tradesmen) represented valuable objects for speculation and fetched high prices before they could be put on display in collectors’ cabinets. Some collectors also had their collections painted, like the painting by Abraham Susenier, dated 1659 and probably commissioned by Willem van Beverwijck (1632-1665), son of the famous Doctor Johan van Beverwijck (1594-1647).
With Andries Colvius’ (1594-1671) cabinet of shells as one of the earliest, the city of Dordrecht counts a rich tradition of collecting shells and after returning from Ambon and the Banda-Islands, François Valentijn’s (1656-1727) Oud en Nieuw Oost-Indien became a rich source of documentation of these cabinets and their contents.
With this abundant history of collecting shells it doesn’t come as a surprise the very first Conchological Society (de liefhebbers van Neptunus-cabinet) was founded in Dordrecht with it’s members gathering every first Wednesday of the month to share their passion for shells and show recent acquisitions.

Scheren vanaf de ladderwagen


L’echelle dont on se sert pour meubler S. Pierre‘ (1673-1678), Nicodemus Tessin d.j.
Encyclopédie van Diderot (1762)

Naar aanleiding van de beschrijving van Het Loo van de hand van Tessin zat ik in de online collectie van Nationaal Museum Zweden te bladeren. Kwam ik de bovenstaande ‘ladderwagen’ tegen die Tessin in de St. Pieter te Rome had gezien (1673-1678). Dacht direct aan de ’tuinuitvoering’ in de Encyclopédie van Diderot. Voor het scheren van de hele hoge hagen, als bijvoorbeeld die van kasteel Heemstede (Houten). Op die tekening vast overdreven hoog of de mensjes en het paard overdreven klein getekend.
Jan Holwerda


’t Gezigt van de allee met zyne groene bogen en ornamenten, kasteel Heemstede (Houten), I. Moucheron.

Proefschriften over reisverslagen


Een kaart met de reisroute van een aantal van de 107 onderzochte reisverslagen (Bron: https://twitter.com/alan_moss)

Zelf ‘verzamel’ ik al jaren reisverslagen, -gidsen e.d. waarin de Zuidelijke Veluwezoom wordt aangedaan of naar voren gebracht. Een enkel werk(je) staat in de kast, de meesten in foto’s, JPGs of PDFs op de laptop. Ik mag graag lezen welke buitenplaatsen en tuinen men bezocht, wat men er zag en er van vond. En dat in het toenmalige woordgebruik. Ook publicaties over reisverslagen spreken aan, logischerwijs m.n. als er ook iets over tuinen en buitenplaatsen naar voren komt.

Net ‘verschenen’ is het proefschrift Gemaakt op reis van Alan Moss. Een nieuw werk over het fenomeen Grand Tour, met als ondertitel identiteitsvorming in verslagen van de Nederlandse educatiereis (1648-1713). Hier kunt u het proefschrift downloaden, dit najaar zal het als boek bij uitgeverij Verloren verschijnen. Meer van en over Alan Moss is te vinden op de website alanmoss.nl.

In de Manuscriptcommissie zat Dr. G. Verhoeven en met hem kom je op zijn proefschrift en boek Anders reizen? Evoluties in de vroegmoderne reiservaringen van Hollandse en Brabantse Elites (1600-1750), zie hier. In Overijsselse Historische Bijdragen (2013) staat een reishoofdstuk van Verhoeven: ‘Over de IJssel! Langs de randen en rafels van Nederland (late zeventiende-negentiende eeuw)’, zie hier.
Jan Holwerda

Aan de werk op De Baan (Haarlem, 1809)


De Baan tussen de Kleine Houtweg (links) en de Dreef (rechts) (Haarlem, 1809), J.P. Visser Bender. De Baan buiten Haarlem, en het omspitten van den grond bij den aanleg tot een tuin bij ’t Pavillon, op ordre van Lod:Nap. Kijkend in zuidwestelijke richting, in de achtergrond Welgelegen. (Bron: Noord-Hollands Archief) inzoomen

Natuurlijk is de afbeelding allang bekend, maar hij blijft zo leuk door die eerste werkzaamheden t.b.v. van een aanleg.

‘1809 is het [speelveld] door den Kooning [Lodewijk Napoleon] gekogt voor ƒ 6000,- om een botanise tuijn te maken. Ten dien eijnde zijn de tuijnen de grote opgenoomen en de eijgenaars de prijsen gevraagd van de tuynen leggende tegen de plaats – na veele meeting en opgaave hoe het gemaakt zal worden, ziet men niets vorderen, integendeel word gezegd, dat het niet gebeuren zal. [vervolg in een andere kleur inkt] In octob[er] zijn de tuynen gekogt en de opstal den 21 dito verkogt en is intussen met spitten en graven der slooten aanvang gemaakt, en de coupel aan ’t eijnd van de reek[s] tuynen staande nu bij ’t Plijn gebragt’
Jan Holwerda


Uitsnede Caart Figuratif … Haarlemmerhout (Haarlem 1799) –


Uitsnede Haarlemmerhout (Haarlem, 1809) – ‘opgemeeten en geteekend door J.D. Zocher junior’


Uitsnede Haarlem (1822) – F.J.

Het woordenboek voor de hovenier (1742)

Ik bladerde weer eens door Groot en algemeen kruidkundig, hoveniers, en bloemisten woordenboek, van Philip Miller, uit 1742, vertaald en bewerkt door Jakob van Eems (vaak wordt die uit 1745 als eerste editie genoemd). Het is gericht op de hovenier, maar kent ook onderdelen die tegen het ontwerpvlak schuren. Basis vormt The Gardener’s Dictionary, verschillende edities verschenen vanaf 1731. Als ik de Engelse versies naast de NL versie leg lijkt de Engelse versie van 1740 te zijn gebruikt.

De NL versie uit 1742 verscheen slechts 3 jaar na de in NL verschenen Franstalige editie van La théorie et pratique du jardinage van Dezallier d’Argenville, het werk over geometrische tuinen. In Engeland was de landschapsstijl al volop in ontwikkeling, in NL gebeurt alles 50 jaar later.

Met dat in het achterhoofd staan er woorden en zinssneden in de vertaling dat je denkt wat heeft de toenmalige lezer hierbij gedacht? En dus ook de vertaler.
Neem het lemma ‘Zand-paden‘. De Engelse versie heeft het over ‘very large irregular gardens‘, de vertaling over ‘zeer groote ongeregelde tuinen‘. Iets verder op gaat het over ‘walks … twift about in an irregular manner‘, vertaald als ‘paden … die ongeregeld draaijen‘. En wat moest de lezer met zinssneden als de ‘…hedendaagse manier van tuinen aan te leggen…’, ‘…naar den hedendaagse smaak in het tuinieren…’ en ‘…sedert de oude manier van tuinen aan te leggen met goede reden verworpen is…’? Die moderne / hedendaagse smaak volgde in NL 50 jaar later.

Dat laatste citaat komt uit het lemma ‘Laanen‘. Met het voorgaande citaat start de Engelse versie, maar de NL versie start met de ‘oude wijze’. Over ligging, breedte en plantafstand. De Engelse versie schets de ‘nieuwe laan’, gevormd door ‘clumps‘ bestaande uit 7 tot 9 bomen en tussenliggende ruimte’s van zo’n 300 voet. In de NL versie volgt deze ‘nieuwe’ invulling na de ‘oude wijze’. En hoe vertaal je nou ‘clumps‘? Het is ‘vakken‘ geworden.
Jan Holwerda

 

Cascade MZN 2022 op Enghuizen te Hummelo


Enghuizen (Hummelo), het jagershuis op het eiland en twee van de drie bruggen naar het eiland (Foto: Klaas de Boer)

Het bestuur van Stichting Tuinhistorisch Genootschap CASCADE heeft haar donateurs middels een via mail verstuurde uitnodiging geïnviteerd voor de Cascade MidZomerNacht bijeenkomst. Deze zal plaatsvinden op dinsdag 21 juni 2022 op Enghuizen te Hummelo (Gld). Inloop vanaf 16.30 in café-zaal ‘FF naar Steef’ te Hummelo. Wij worden ontvangen door bewoners van Enghuizen, graaf en gravin Van Rechteren Limpurg-van Groningen.

Voor meer, zie de uitnodiging die u is gemaild (op 8 mei 2022, nog niet ontvangen? dan even een mail naar info@cascade1987.nl).

Klik hier voor aanmeldformulier met enige details en voor het aanmelden.

Wij hopen op een prachtige MZN met veel Cascade-vrienden!
het Cascade-bestuur

Twentse lusthoven, de tuinen van toen in het nu: Nijenhuis, Twickel en Weldam


Driemaal Poortman: Oranjerietuin Twickel, Nijenhuis en Weldam

(OVERGENOMEN)
Museum No Hero in Delden is het startpunt van een tentoonstelling over drie fascinerende tuinen en parken in de nabije omgeving van het museum. Twickel ligt aan de overkant van Museum No Hero. Weldam en Nijenhuis niet ver daar vandaan (net buiten Goor en in Diepenheim). Het is voor het eerst dat de geschiedenis van deze drie tuinen gezamenlijk wordt gepresenteerd. Ook is het voor het eerst dat specifiek de 19e-eeuwse ontwerpgeschiedenis van alle drie centraal staat.
De tentoonstelling biedt inzicht in de gedroomde en gerealiseerde plannen voor de tuinen alsook in de beleving van de wandelende of rustende bezoeker uit de 19e eeuw. Net als interieurs zijn ook tuinen en parken aan smaakwisseling onderhevig. De vroege 19e eeuw werd gekenmerkt door een vroeg-landschappelijke stijl, waarbij op een relatief klein oppervlak veel quasi-natuurlijke landschapjes waren samen gebracht. Het doel daarvan was de bezoeker of wandelaar tal van verschillende emoties te laten ervaren bij het zien van beken, vijvers, heuvels of bruggetjes en tuinsieraden. Wat later in de eeuw veranderde de landschappelijke stijl in een steeds grootschaliger en natuurlijk ogend landschap, gestoffeerd met boomgroepen, waterpartijen en wild of vee. Een reactie kon niet uitblijven: in de nabijheid van de kastelen is vanaf 1880 een terugkeer naar een formele, op de Franse tuinkunst uit de 17e eeuw gebaseerde stijl zichtbaar.

De tentoonstelling maakt duidelijk dat voorbeelden van al deze stijlwisselingen in de drie tuinen zichtbaar zijn gebleven. Dit is mede te danken aan Hugo Poortman, die op alle drie de landgoederen werkte in een stijl die de gemengde stijl of ‘style mixte’ werd genoemd. Dit houdt in dat de tuinarchitect zich, al naar gelang de wensen van de opdrachtgever of de plek in het park of de tuin, met groot gemak bediende van zowel de landschappelijke als de formele stijl. Hier staat Poortman op de schouders van enkele illustere voorgangers, die de tuinen eerder onder handen namen: Jan David Zocher, Edouard André (Poortmans leermeester) en Eduard Petzold.

De expositie in Museum No Hero toont onder andere ontwerptekeningen in kleur, tuinsieraden en tuinmeubelen uit de 19e eeuw, afkomstig van de diverse kastelen. Er is een wandelgidsje verkrijgbaar waarin de bezoeker uitgedaagd wordt de tuinen op 19e-eeuwse wijze te ervaren: door het maken van een romantische, op emotie gerichte wandeling op Nijenhuis; een mijmerend bezoek aan de berceau (loofgang) en doolhof op Weldam en het ondergaan van de meanderende paden langs de vijvers en de lange zichtlijnen in tuin en park van Twickel. Speciaal voor deze bezoeken worden ook delen van de tuinen opengesteld die doorgaans gesloten zijn.

Twentse lusthoven, de tuinen van toen in het nu: Nijenhuis, Twickel en Weldam.
1 mei t/m 2 oktober 2022
Museum No Hero in Delden
woensdag t/m zondag van 11-17 uur
www.museumnohero.nl

Vijfhonderd jaar Vollenhoven

(INGEZONDEN)
Na ruim twintig jaar onderzoek ligt er nu het boek Vijfhonderd jaar Vollenhoven. Frieda Heijkoop en haar nichtje Sophie Heijkoop doken in de uitvoerige geschiedenis van het landgoed in De Bilt en deden daarbij verscheidene historische vondsten. Het lijvige en rijk geïllustreerde boek verweeft regionale geschiedenis met bijzondere verhalen en unieke documenten. Aanleiding voor het verschijnen is dat Vollenhoven in 2022 honderd jaar eigendom is van de familie Van Marwijk Kooy. Tegelijkertijd markeert de publicatie een afscheid, want op 1 mei verlaat de familie het landgoed. Met het Engelse landschapspark rondom het witte huis staat Vollenhoven bekend als een van de mooiste landgoederen in de provincie Utrecht. Het is ontstaan uit een middeleeuwse kloosterboerderij. Auteur Frieda ontdekte dat het zuidelijke deel van Vollenhoven ooit bij het terrein van de abdij van Oostbroek hoorde. Ook kwam ze erachter dat de boerderij in 1637 werd verkocht bij een veiling van kloosterlanderijen door de Staten van Utrecht. “De nieuwe eigenaren werd toegezegd dat de Biltsche Grift langs hun domein zou worden aangelegd. Dat was al een verrassing, maar toen vond ik in het Utrechts Archief ook nog de gedetailleerde veilingcatalogus. Ik wist echt niet wat ik zag.”

Zichtas
Een andere historische ontdekking is dat Vollenhoven eerder dan werd aangenomen een buitenplaats was. “Rond 1700 stond er al een buitenhuis bij de boerderij”, vertelt medeauteur Sophie. “Een akte uit 1703 laat zien dat er tegenover Vollenhoven een zichtas werd aangelegd. Hieruit ontstond in 1808 de straatweg naar Amersfoort. In 1818 waren de eigenaren betrokken bij de aanleg van de straatweg naar Zeist. De A28 werd in de jaren zestig van de vorige eeuw zelfs aangelegd over landgoed Vollenhoven, dat inmiddels eigendom was van de familie Van Marwijk Kooy. De weg kreeg na overleg een bocht, waardoor een deel van het landgoed behouden kon worden.”

Kennissen
In de archieven van Rijkswaterstaat stuitte Frieda op documenten die niet eerder als bron waren gebruikt. Verder wist ze twee boedelinventarissen van het buitenhuis uit 1723 en 1787 en verschillende pachtcontracten boven water te krijgen. “Je leert de bewoners en pachters kennen. Het worden bijna kennissen. Ik was zelfs wat van slag toen ik las dat een pachter in de zeventiende eeuw door een misdadiger werd doodgeslagen.”
Het boek is geschreven op verzoek van de familie Van Marwijk Kooy, die veel materiaal uit de huis- en familiearchieven ter beschikking stelde. Het is in eigen beheer uitgeven, waarbij Marina Laureau – van Marwijk Kooy het ontwerp, de vormgeving en de opmaak van het boek verzorgde.

Frieda Heijkoop en Sophie Heijkoop, Vijfhonderd jaar Vollenhoven, de geschiedenis van landgoed Vollenhoven in De Bilt, ISBN 978−90−9035938−0, € 32,50.
in eigen beheer uitgegeven en te bestellen via: info@landgoedvollenhoven.nl

Zocher vijver in Haarlemmerhout

uit De Haarlemmerhout van 1583-1896 (1896), L.A. Springer
zie ook originele tekening van Springer (dus niet Zocher) in Spec Coll Wageningen UR

Zat te bladeren door mn exemplaar van De Haarlemmerhout van 1583-1896, van L.A. Springer uit 1896 (hier online exemplaar). Springer schetst hierin de ontwikkelingsgeschiedenis en heeft verschillende kaarten overgetekend in het boekje opgenomen. Het eerste ontwerp van J.D. Zocher jr. uit 1827 was eerder niet bij mij blijven hangen. Het betreft de zuidoosthoek van de Haarlemmerhout, zeg vanaf halfweg de Hertenkamp en dan verder in zuidelijke richting. Zocher had een grote waterpartij gedacht. Vanwege de hoge reorganisatiekosten en de onmogelijkheid van een waterpartij zonder ‘machinale hulp‘ (lees stoommachine-pomp) werd het plan door de gemeenteraad afgeschoten. Maar bedenk ik me nu, Springer heeft dat ontwerp in de jaren 1890 nog gezien. Verder nooit tegengekomen. Is het origineel verloren gegaan?
Jan Holwerda