’t Hof van Cuypers (Mattemburgh)

(OVERGENOMEN, boek niet gezien, geen idee hoeveel ‘historisch groen’ er in zo’n uitgave over een buitenplaats of landgoed zit)

Marie-Louise Cuypers trouwde in 1939 met Jacques Pelletier, graaf de Chambure. Na de Tweede Wereldoorlog woonde het echtpaar, wat kinderloos bleef, permanent op Mattemburgh. Marie-Louise overleed in 1967. Na haar dood werd het landgoed in 1970, met uitzondering van het huis, bijgebouwen en de tuinen, conform haar wens verkocht aan Brabants Landschap.
Het huis, de bijgebouwen en de tuinen werden in 1982 na de dood van de graaf de Chambure als ‘Schenking gravin de Chambure’ overgedragen aan Brabants Landschap. Daarmee kwam er een einde aan het tijdperk van Jacques Pelletier en Marie-Louise Cuypers – de graaf en gravin de Chambure – op Mattemburgh. Het slot van bijna honderdvijftig jaar geschiedenis met hoogte- en dieptepunten.
Landgoed Mattemburgh was in hun tijd nooit toegankelijk voor het publiek. Een plaatselijke fotograaf mocht tegen betaling af en toe in de tuin een bruidsreportage maken. Natuurlijk kwamen er wekelijks leveranciers om bestellingen af te leveren: de groenteboer, de bakker en de slager. En er waren de pachters en de mensen die een karwei kwamen doen. De aannemer, de timmerman of de glazenwasser. De poort bleef voor ieder ander gesloten. De nieuwe eigenaar Brabants Landschap zette in juni 1985 de poort open voor het publiek. Duizenden mensen kwamen er op af. Dit boek biedt een inkijk in het persoonlijke leven van de mensen die er woonden en werkten en brengt het landgoed tot leven.

Ad van Loenhout, ‘t Hof van Cuypers. Wonen en werken op landgoed Mattemburgh, Woudrichem, pp. 288, € 29,95 (krantenbericht, uitgever)

Oud nieuws, de pilaren bij de kerk in Middelstum


17e-eeuws schilderij met de borg Scheltkema-Nijenstein (Zandeweer)

In 2021 was Hippolytuskerk in Middelstum (Groningen) in het nieuws. De indrukwekkende gewelven en schilderingen werden hersteld en gerestaureerd na aardbevingsschade. Die schilderingen dateren vermoedelijk van rond 1520 en kwamen tijdens de restauratie in de jaren zeventig van de vorige eeuw aan het licht toen kalklagen werden verwijderd. Enkele schilderingen zijn vermoedelijk gemaakt naar de voorbeelden van kunstschilder en tekenaar Albrecht Dürer (Neurenberg 1471-1528).

Pijlers en hekwerk van de borg Scheltkema-Nijenstein voor de Hippolytuskerk in Middelstum (Bron: Nieuwsblad van het Noorden 23-09-1929)

Buiten de kerk staat ook iets bijzonders, begrijp ik uit de krant van 1929. In de krant staat een foto met de vermelding dat de rijk gebeeldhouwde pijlers eens op de binnenplaats voor de brug van de borg Scheltkema-Nijenstein te Zandeweer stonden. Het schilderij van de borg is best bekend. Deze borg werd omstreeks 1812 op afbraak verkocht, in 1817 volgde verkoop van de twee palen. Ze werden eigendom van Mr. E. J. Baron Lewe van Middelstum, die ze wilde plaatsen voor de borg Ewsum bij Middelstum. Ze werden echter niet geplaatst. Na aankoop door de kerkvoogden volgde plaatsing bij de kerk. O.a. het monumentenregister maakt ook vermelding van de herkomst van het hekwerk, Oud nieuws dus, niet alleen de krant.
Jan Holwerda

De toegang tot de borg Ewsum (Middelstum), nabij de borg staat nog eenzelfde set palen (Foto: Klaas de Boer)

 

Sociëteit Gezelligheid te Rotterdam


Sociëteit Gezelligheid (1808-1812, Rotterdam), D. Moens (Bron: Stadsarchief Rotterdam)

Uit begin 19e eeuw dateert Sociëteit Gezelligheid te Rotterdam. (Ja Gezelligheid, waar je bij de Rotterdammer denkt aan nuchter en hardwerkend…) Het was gelegen in polder Rubroek ten noorden van het centrum, gezien een kaart uit 1839 te midden van een aaneenschakeling van kleine tuinen met een tuinhuis. De weergave van die tuinen is sjabloonmatig en zegt niets over de werkelijkheid, maar is gelijktijdig de charme van de kaart (zeker kijken, hier inzoomen).
Hieronder een kaartuitsnede met de bewuste sociëteit. Als je de KMP ca 1822 erbij pakt kun je zelfs aangeven waar kunstenaar Moens zal hebben gestaan bij het vastleggen van de verschillende gezichten. De Sierlijken Muzijktempel spreekt voor zich. Dan is er het plein voor het publiek. Aan de westzijde begrenst door een L-vormig lang gebouw met een kolfsbaan. De neogotische gevel of misschien kapel(?) is onderdeel van wat het kadaster aanduid als ‘gebouw‘. In het stadsarchief bestaan 2 series van 4 afbeeldingen, één met en één zonder figuren. In 1859/1860 ging de inboedel in de verkoop en werd het terrein in percelen geveild. Tijdens het bombardement op Rotterdam werd het zuiden van de wijk verwoest en nadien herbouwd. Van het toenmalige stratenplan, laat staan meer dan dat, resteert niets.
Jan Holwerda


Uitsnede Plattegrond der Stad Rotterdam (1839), D. Veelwaard en Zn. en L.F. Temminck (Bron: Stadsarchief Rotterdam)

Houten landhuizen


Houten huis van Aelbertsberg (Bloemendaal)
groot

Op twitter kwam deze foto voorbij. Van het houten huis van Aelbertsberg te Bloemendaal. Omstreeks 1789 gebouwd, rond 1925 gesloopt. Lutgers nam het huis op in zijn Gezigten in de Omstreken van Haarlem… (ca. 1840).
‘Houten panden van dit kaliber ken ik eigenlijk niet‘ zegt twitteraar Wouter van Elburg (link).

Ik weet wel zeker dat er lezers zijn die andere houten buitenplaatshuizen kennen. Of misschien toch niet van deze grootte. Roept u maar. Zelf reik ik graag Kemperberg in Schaarsbergen ten noorden van Arnhem aan. Oké, van veel later datum. Het was een zogenaamd Noors huis ‘vervaardigd en geplaatst’ door de firma De Specht uit Zeist. De toepassing van drakenkoppen en drakenstaarten als geveltop-ornamenten gaf aanleiding tot de stijlnaam: drakenstijl of ‘drakarstijl’. Landhuis Kemperberg kende liefst 40 kamers, werd gebouwd in 1913 en afgebroken in 1946 (Enne muisklik groot onder de afbeelding!)
Jan Holwerda


Kemperberg (Schaarsbergen bij Arnhem) (digitaal ingekleurd) groot

Recensie Le jardin anglais

(INGEZONDEN)

Nathalie de Harlez de Deulin, Le jardin anglais. Evolution du goût et passion botanique sous l’influence des Lumières. Anciens Pays-Bas méridionaux et principauté de Liège (1761-1827), Brussel: Académie éditions, 2022-1, 326 p. Ook als e-uitgave beschikbaar.

Begin juni 2022 verscheen als eerste deel in de reeks Grand Format van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique dit monumentale werk van Nathalie de Harlez de Deulin. Deze nieuwe reeks zal monografieën uitbrengen, fraai voorkomen, multidisciplinair wat de inhoud betreft en uitzonderlijk in de verhouding tekst-illustraties.

Dit boek beantwoordt aan deze opties. De wetenschappelijk onderbouwde tekst kreeg een luxueuse vorm, is rijk geïllustreerd, heeft bronnen- en notenapparaat, index met plaats- en persoonsnamen en zelfs een overzicht van de in het Land van Luik  gebruikte oude lengte- en oppervlaktematen.

Na haar promotie tot doctor in de Kunstgeschiedenis aan de Luikse universiteit in 2015 zette Nathalie de Harlez de Deulin haar onderzoek verder op advies van Monique Mosser, de Franse experte Historische Tuinen en auteur van het Voorwoord. Het boek is dus het resultaat van jarenlang tuinen-research. Het zal een grote hulp zijn geweest dat zij de coördinator was van de Inventaris Historische Tuinen en Parken in Wallonië. Daar bestrijkt die het volledige gebied, in Vlaanderen slechts delen van Limburg en Vlaams-Babant zo’n inventaris rijk zijn.

De titel dekt mooi de inhoud: focus op de Engelse tuin, uiting van de door de Verlichting beïnvloede smaakverandering in de tuinkunst van de late 18de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik (nagenoeg het huidige België).

Deze stijlverandering is inderdaad opmerkelijk. In de plaats van de regelmatige, op geometrische lichamen, rechte lijnen, assen en perspectieven gebaseerde Franse tuinkunst gaf de Engelse tuin in de 18de eeuw de voorkeur aan onregelmatige vormen en soepele lijnen met de natuur als voorbeeld. Om deze ommekeer te begrijpen en juist te plaatsen gaat de auteur op zoek naar de invloeden die daarbij gespeeld hebben. Zo komt ze terecht bij de Verlichting, het Exotisme, de Encyclopedisten, de fascinatie voor Botanica en de Vrijmetselarij. Dat is veel op de hooivork. Deze brede waaier aan invloeden maakten het niet evident de onderzoeksresultaten in een vlotte structuur te gieten. Gelukkig voor de lezer is er een gedetailleerde inhoudstafel.

De afbeeldingen zijn vooral eigentijdse prenten en tuinontwerpen die voor groot kijkplezier zorgen en gelijk ook de variatie in voorkomen van Engelse tuinen tonen.

De Inleiding bakent het thema af, het onderzoeksgebied en het tijdskader. Het corpus telt 4 delen die samen 8 doorlopend genummerde hoofdstukken tellen. Het historisch en politiek kader gaat vooraf, de conclusie sluit af.

Het 1ste deel over de 18de-eeuwse tuinkunst, beslaat 2 hoofdstukken: over de evolutie van de smaak en de esthetica in tuinen, het andere over de culturele context. Onder de term ‘onregelmatig’ vallen de Engelse, Anglo-Chinese, gemengde, hybride, pittoreske, landelijke, landschappelijke stijlen. In het ‘petit essay de terminologie’ krijgen ze enige duiding.

Het 2de deel focust op de verschillende landgoederen (een 100-tal komen verspreid over het boek ter sprake) en telt 3 hoofdstukken: het overwicht van architecten als ontwerpers, de ontwikkeling van de residentie en de iconografie van historische tuinen. Heel wat interessante en uiteenlopende gegevens zijn hier samengebracht.

Het 3de deel bekijkt de rol van de tuinkunst in alle variaties van het gedrukte woord: theoretische tuingeschriften en tuinhandboeken, reisliteratuur en tuinbezoek, tuinwandelingen, bezoekersgidsen, tuinpoëzie en physiocratische teksten. Het buitencategorie ‘Coup d’oeil sur Beloeil’ van Charles-Joseph de Ligne sluit dit hoofdstuk af.

Het 4de deel gaat over de plantenwereld in de tuinkunst. De interesse voor exoten, oranjerie- en serreplanten, de nieuwe plantwijze en de samenstelling van boskets vormen het 7de hoofdstuk. Het laatste gaat over acclimatisatie, verzamelingen en de eerste plantentuinen. Het exposeren van hun collectie exoten, speelde voor de verzamelaars inderdaad een grote rol in de vormgeving van Engelse tuinen.

Dit boek, een wetenschappelijk verantwoorde studie over de tuinkunst, is een zeldzaamheid voor onze streken en dat maakt het erg belangrijk. Toch mis is enkele aspecten. Als kunst en cultuur evolueren en  nieuwe stromingen ontstaan, is dat in de eerste plaats niet omdat de maatschappij zelf verandert door factoren buiten de kunstwereld, in casu voor de tuinkunst sommige economische, agrarische verschijnselen? Zo mis ik, bij het ontstaan van de Engelse tuin in het Engeland van de 18de eeuw de invloed van de ommekeer in de landbouw: nieuwe teelttechnieken, ander gebruik van gemene gronden (enclosure), opkomst van de schapenteelt (nood aan grasland), wat in de Engelse literatuur toch wel wordt onderlijnd. Eveneens ontbreekt de relatie tussen de invoer van exoten en de slavenhandel, terwijl juist de driehoekshandel (waar de slavenhandel deel van is) een belangrijke bron van rijkdom was die toeliet dat de elite haar landgoederen een nieuwe aanleg in Engelse stijl gaven en nieuwe rijken een domein konden verwerven of creëren.

Dat een Engelse tuin vele, uiteenlopende gezichten kon hebben (zie de ontwerpen voor Engelse tuinen in Hex in dit nummer) en de niet te onderschatten inspirerende tuinkunst in China die het ‘natuurlijk’ gegeven van het terrein respecteerde, krijgen m.i. ook onvoldoende aandacht.

De gespecialiseerde tuinhistorici met een grote nieuwsgierigheid naar meer diepgaande kennis over de Engelse tuinen zelf krijgt die te weinig, het gevolg van de gekozen, brede invalshoek. Die toch interessante brede blik komt wel de normaal geïnteresseerde tuinliefhebber ten goede want het boek reikt veel enorm boeiende, uiteenlopende informatie aan.

Deze opmerkingen doen niets af aan het kolossale werk dat aan dit boek voorafging en leidde tot deze prachtige, vlot leesbare en leerrijke uitgave. Alleen de schitterende illustraties zijn al de moeite.
Chris de Maegd

De oranjerietuin van Alden Biesen


Garden of Vieux Joncs near Maestricht (1784-1794), Charles Gore (Bron: Yale Center for British Art) inzoomen

Nog even door op Yale Center for British Art. Met de woorden Netherlands en garden vond ik een watercolor met in de beschrijving Garden of Vieux Jones near Maestricht. Een scan was al beschikbaar. In gedachten ging ik rond Maastricht en kwam er niet uit. Tegelijkertijd was er herkenning zonder op de naam te komen. Dan maar googelen. Google komt vaak ook met resultaten met een net andere spelling. Nu ook. Het is Vieux Joncs, niet Jones. Kijk dan kom je op Alden Biesen bij Bilzen, net over de grens bij Maastricht. Daar was ik eens geweest, vandaar die vage herkenning. Het is een afbeelding van de oranjerietuin. Tegenwoordig is er weer een oranjerietuin, naar een gedeeltelijke tuinweergave op een vogelvlucht van De Hooghe. Vervolgens wat gaan zoeken. De watercolor komt niet voor in de literatuur en er is eigenlijk maar één oude afbeelding bekend van de oranjerietuin van Alden Biesen, inderdaad die van De Hooghe. Nu dus twee afbeeldingen. Toch maar een artikeltje geschreven en naar Alden Biesen gestuurd. Die zijn blij want ook zij kenden de afbeelding niet. Naar het artikel is een bericht op hun site geplaatst. Zie hier of PDF.
Jan Holwerda


De oranjerietuin van Alden Biesen (2022) (Bron: Alden Biesen)

Vanaf de belvedère van Groenendaal (Heemstede)


Gezicht richting het noordwesten, op Ipenrode en de duinen, Gerrit Jan Schouten (Bron: Yale Center for British Art)

(Eerder verteld op de RTC van 2019)
Via internet kom je nog eens ergens. Zo belandde ik begin 2018 in de online collectie en catalogus van Yale Center for British Art, New Haven, Connecticut (USA). Ik zei al zo kom je nog eens ergens. Zoekend naar afbeeldingen met iets Nederlands als onderwerp of herkomst, liefst in de categorie tuin, park e.d. De catalogus kende een aantal watercolors waarvan de omschrijving woorden als Boschbeek & Gorenendaal en Boschbeek & Groenendaal omvatte. Meer fouten stonden in de transcripties van de titels. Als je niet weet wat je leest valt transcriberen niet altijd mee. Wat de watercolors weergeven werd niet duidelijk, maar met deze twee buitenplaatsnamen was mijn interesse gewekt. Het waren watercolors van ene Gerrit Jan Schouten. Zoekend met zijn naam in betreffende catalogus bracht alle werken naar voren. De collectie kende al online materiaal, maar die van Schouten waren nog niet gescand. Yale Center aangeschreven met verzoek tot… En als zo vaak, interesse, zeker van overzee, doet het altijd goed. Vervolgens duurde het wel even, maar uiteindelijk kwamen ze online. Nog veel mooier en interessanter dan gedacht. En de kleuren! Geweldig. Uitzichten vanaf de belvedère van Groenendaal waren het. Dat vroeg om publicatie. Bij de Historische Vereniging Heemstede-Bennebroek, in hun mooie blad HeerlijkHeden. En toeval, laat nou in die periode ook het hele proces van de herbouw van de belvedère zijn gestart (zie hier).

Aanzien niet alle afbeeldingen in het artikel konden worden opgenomen staat een dezelfde tekst met alle afbeeldingen als PDF online, zie hier.
Jan Holwerda


Gezicht richting het noorden, tussen Posthuis en Zandvaard, Gerrit Jan Schouten (Bron: Yale Center for British Art)

De Hooghe rijkdom

Uitsnede Gezicht op Haarlem (1688-1689), Romeyn de Hooghe (Bron: Rijksmuseum Amsterdam)

Vol bewondering kijk ik altijd naar de vogelvluchten en bijbehorende (rand)prenten van Het Loo (Apeldoorn) en Edingen / Enghien (BE) van Romeyn de Hooghe, hier en hier. Beiden bieden niet alleen een fraaie blik op de toenmalige tuinen, maar ook op de mens in de tuin. Zoveel details, ongelofelijk dat hij alles op papier kreeg. En voor de graveur al net zoveel bewondering.

Een andere randprent van De Hooghe met heel veel details is het gezicht op de westzijde van Haarlem, hierboven een uitsnede. Vanaf de Zijlpoort ‘naar voren’ loopt de Brouwersgracht en van dezelfde poort naar rechts de Leidsevaart. Ook hier een en al levendigheid. Niet alleen de ‘rijken’, wandelend of rijdend en pronkend, maar ook velen die zweten in het veld, op het bleekveld, de (trek)schuit trekkend of duwend, vracht sjouwend, tuingereedschap over de schouder dragend of werkend in de tuin. Het is ook een hele mooie weergave van de vele kleine tuintjes die menig stad net buiten de bolwerken kende. Iedere tuin afgesloten van de buitenwereld en van de buurman, met een klein dagverblijf of zelfs meer dan dat en sier en nut in de tuin zelf. Eigenlijk niet te zien op bovenstaande uitsnede, daarom hier zelf inzoomen.

De afbeelding is een van de randprenten van de kaart Harlemum vam De Hooghe uit 1688-1689, zoom hier. Een kaart van een halve eeuw later, uit de Tegenwoordige Staat der Vereen.Nederl, IV, geeft een idee van een en ander in plattegrond. Ook nu weer zelf inzoomen.
Jan Holwerda


Uitsnede plattegrond Haarlem (1742, uit Tegenwoordige Staat der Vereen.Nederl, IV)

Kommen, kooien en vreemde vogels

Eerder had ik het al over de masterscripties Kenniscentrum Landschap RU Groningen (zie hier), nu weer even gekeken. Aanleiding is het artikel Kommen, kooien en vreemde vogels van Carlo Valerio, in het meest recente nummer van het Buiten dat vorige week verscheen. Eerder rondde Carlo zijn master af met Aardse paradijzen van de verlichting, over menagerieën op buitenplaatsen in de achttiende eeuw (april 2022). Die scriptie vindt u op de RUG website, naast veel andere.