Onderstaande tekst werd geschreven en bij de webmaster ingeleverd vóór de zeer gewaardeerde reacties van Eline Bos Waaldijk en Vanessa Bezemer Sellers n.a.v. de 1ste weblog in deze Clingendael-serie.
Wat houdt de term ‘Dutch garden’ nu eigenlijk in en wat verstond Freule Daisy hieronder?
De bekende auteur Brent Elliott beschreef de term ‘dutch’ in zijn boek Victorian gardens (1986, p. 221 e.v.) als volgt: ‘The leading character of the Dutch style is rectangular formality, and what may sometimes be termed clumsy artifice, such as trees cut out in the form of statues, though they require a label to inform the observer what they mean to represent’.
Een Dutch garden wordt dus volgens hem gekenmerkt door een rechthoekige indeling en vormsnoei. Hoe komt men aan deze karakteristiek? Het schijnt dat de Engelsen (nog steeds) geloven dat deze tuinstijlkenmerken typisch ‘dutch’ zijn en door Willem en Mary in Engeland zijn geïmporteerd. Wanneer de benaming precies is ontstaan is mij onbekend, maar eerder in de tweede helft van de 19de eeuw (in de tijd van de opkomst van interesse voor geschiedenis) dan in de late 17de eeuw.
In Engeland kende men in ieder geval het verschijnsel aan het eind van de 19de eeuw als een variant van Victorian gardens. De Engelse tuinarchitect Thomas Mawson heeft het in dit verband over ‘dull monotony of the chess-board garden, or the extravagant topiary work which under Dutch influence made so many of our old English gardens ridiculous. …’ (The art and craft of garden making. London, 1901). Positief waren dus lang niet alle Engelsen over dit verschijnsel.
In Nederland ken ik twee (wie heeft meer suggesties?) (deel)tuinen die rond de eeuwwisseling onder Engelse invloed zijn ontstaan, namelijk de ‘Dutch garden’ op Clingendael, ontworpen door Freule Daisy even vóór de Eerste Wereldoorlog (zij had veel Engelse contacten); en de uitgestrekte rechthoekige rozentuin bij het Vredespaleis, ontworpen door Thomas Mawson uit dezelfde tijd.
Dutch gardens in England: 1. Clandon House; 2. Lyme Park; 3. Wimpole Hall
Als we op Wikipedia kijken, vinden we onder ‘Dutch garden’: ‘England, Dutch Garden was the description given to a particular type of rectangular garden space, often enclosed within hedges or walls, even if part of a larger garden or parkland. This space would be laid out in a highly cultivated and geometrical, often symmetrical, fashion, shaped by dense plantings of highly coloured flowers, and edged with box or other dense and clipped shrubs, or low walls (sometimes in geometrical patterns), and sometimes, also, with areas of artificial water, with fountains and water butts, which were also laid out in symmetrical arrangements. The flower beds and areas of water would be intersected by geometrical path patterns, to make it possible to walk around the garden without damaging any of its features’ The placement of flowers and shrubs in the Dutch garden in Holland, however, may be non-linear and informal, though still efficiently making use of space and light’.
Ik mis hierbij de constatering dat de tuinen meestal verdiept liggen en dat ze het mooist te beleven zijn vanaf een hoger gelegen terras, zoals op Clingendael. Wat volgens de definities hierboven mist op Clingendael, maar vroeger wel de tuin sierde (zie vorige weblog oude foto), is enige vormsnoei-versiering. Geknipte taxus-bomen herplanten op hun historische plaatsen zou een goed idee zijn. Wat de soort bloemplanten betreft, zou men van de foto’s kunnen afleiden dat een kleurrijke (bijna felgekleurde) beplanting (met uiteraard tulpen en bolgewassen in het voorjaar) op zijn plaats is in de Dutch garden. Het boek Decoratieve Tuinbeplanting van A. J. van Laren uit 1913 kan natuurlijke prachtig als gids dienen om meer variatie in de beplanting aan te brengen. CO.