Schuine boom in ’t Zeister bosch


Uit Kraal's Nieuwe Gids Zeist (1913)

In het persbericht [over Beekhuizen, zie weblog 13 feb] lees ik over overhangend groen bij de Beekhuizense vijver, dat op de foto ook zichtbaar is. Zolang ik mij kan herinneren heeft daar tenminste een boom over het water gehangen. Toen we klein waren was het spannend om boven het water te klimmen en onder de liggende boom door te schaatsen. Je vraagt je af of hij misschien zo bedoeld was. In ieder geval heeft hij de laatste 50 jaar niemand gehinderd en het beeld bepaald.

Later kwam ik in Zeist te wonen, waar we ook vijvers en het fenomeen overhangende boom kennen. In Kraal’s Nieuwe Gids Zeist uit 1913 is een foto afgebeeld van de ‘Schuine boom in ’t Zeister bosch’. In de tekst staat: Eenige der meest bezocht plekjes is de Schuine boom bij de Eerste boschkom vooraan in ’t Zeister Bosch. Op de plattegrond in het gidsje staat hij zelfs met een pijl aangegeven. Deze boom bestaat overigens niet meer.

Mijn vragen luiden: wie kent dergelijke overhangende bomen, kunnen ze deel uit gemaakt hebben van een gecomponeerd beeld of daarin geaccepteerd zijn en hoelang hielden ze stand? Karen Veenland-Heineman

Spiraalpad Beekhuizen


Kaart van een gedeelte van het Landgoed Biljoen genaamd Beekhuizen (detail).
Ontworpen en op den Steen gebragt door J. Willemse (1823)  Bron:
Gelderland in beeld

De Gelderlander meldde deze week Oppepper voor Rhedense landgoederen en Spiraalpad in voormalig plezierpark Beekhuizen bij Velp komt terug.

Het betreft hier Landgoed Beekhuizen (Velp), Heuven (Rheden) en Rhederoord (De Steeg).
Het ‘doel van de operatie is om de oorspronkelijke opzet terug te brengen en ook de aankleding minder rommelig te maken. Zo zijn veel oude zichtlijnen dichtgegroeid.zeker is dat het spiraalpad op landgoed Beekhuizen bij Velp in oude luister wordt hersteld … Het mooie van het pad: er zaten vroeger zestien plaatsen in waar je als wandelaar uitzicht had over de regio. Maar de meesten zijn dichtgegroeid.

Het bovenstaande detail uit de kaart van Beekhuizen door J. Willemse (1823) laat de 16 lanen/stralen zien en het zicht blijkt bv uit de onderstaande ets van de hand van Christian Henning (ca. 1790).

Meer lezen? Pak De aanleg van Biljoen en Beekhuizen in de tijd van J.F.W. baron van Spaen van Biljoen door U.M. Mehrtens en H.M.J. Tromp (Bijdragen tot het bronnenonderzoek naar de ontwikkeling van Nederlandse historische tuinen, parken en buitenplaatsen ; 14) erbij.  JH


Vue de la Montagne de Sapins a Biljoen (ca. 1790)
Links Chr. Henning, rechts J.G. Michaël Architect  Bron:
Geldersch Archief

Tweetal artikelen over Frankendaal, door L.A. Springer


Opmeting buitenplaats Frankendaal als tuinbouwschool Linnaeus (1873-1886)
L.A. Springer

Kees Beelaerts stuurde mij een tijd geleden scans van een tweetal artikelen uit Floralia jaargang 1935 (die had hij op de kop getikt). Om te delen met de Cascade weblog community. Sorry Kees, het heeft wat lang op de plank gelegen…

Frankendaal in de Watergraafsmeer bij Amsterdam – Een stukje tuinkunstgeschiedenis ; blz 1
Frankendaal in de Watergraafsmeer bij Amsterdam – De ruïne ; blz 1, blz 2

In een oudere weblog is al eens gewezen op de internet versie van een rapport over Frankendael door Lucia Albers. In Cascade Bulletin 2006, nr 2 stond ook al het artikel ‘Wat krijgt Amphitrite in haar hand? De restauratie van de fontein van Frankendael’ en reacties in de weblog van 14 sept 2006.


Frankendael.  Bron: Google Earth
Aan onderzijde loopt de Middenweg.

Grotten van Vredenoord (Den Haag) en Backershagen (Wassenaar)

De laatste Cascade Nieuwsbrief vermeldde een nieuwe webpage (digitale) Rapporten. Ik was natuurlijk nieuwsgierig wat Jan allemaal bij elkaar had geharkt en stootte toen op een bouwhistorisch rapport van de buitenplaats Vredenoord (Rijswijk, nu Den Haag), door Bureau GVBarchitecten. Uit het artikel van Ronald van Immerseel (zie Cascade Nieuwsbrief 19, punt 5) blijkt dat er twee kaarten van Vredenoord bekend zijn, de eerste uit 1801, door landmeter A. Tollus (part. coll.) en de tweede (een opmeting) uit 1826, het jaar waarin H. van Berckel eigenaar wordt (zie FA Van Berckel, GA Delft).

Daar ik het artikel uit De Woonstede al kende, was ik vooral nieuwsgierig wat het rapport van GVBarchitecten nog had toe te voegen. Daar vond ik een notitie (behorend bij het rapport) over de grot van Vredenoord. Ik ken hem niet, maar vroeg me wel direct af of de grot van Vredenoord iets met de grot van Backershagen (Wassenaar) heeft te maken, aangezien beide grotten nogal op elkaar lijken, althans in de vorm waarin ze aan ons zijn overgedragen.


Vredenoord  Foto: GVBarchitecten

Backershagen  Foto: Bureau OHT

Uit welke tijd dateren deze grotten?
In de grot van Vredenoord is een natuurstenen blok waarop is ingekrast 1876 (of 1870?). Op de kadastrale minuut van Vredenoord uit 1819 staat de grot niet aangegeven; de eerste keer dat dit wel is gebeurd, is op de Top. Kaart van 1890.
De grot van Backershagen is voor het eerst aangegeven op de kadastrale minuut van 1822.
Op het eerste gezicht is er dus geen overeenkomst in bouwtijd. Misschien dan de zelfde tuinarchitect? Op beide buitenplaatsen heeft wel Zocher jr. gewerkt, maar de grot op Backershagen was al gebouwd vóór dat Zocher jr daar kwam werken.

De grot van Backershagen is onlangs geconsolideerd; met de grot van Vredenoord ligt dat ook in de bedoeling (of misschien ook al gebeurd?).
Het raadsel is nog niet opgelost. Wie weet er meer van dergelijke grotten in Nederland, zodat de vraag misschien toch door iemand kan worden beantwoord?  CO

De nieuwe tempel op het Bergje van Twickel


De nieuwe tempel op het Bergje van Twickel.  Foto: Henk van der Eijk


Foto: Henk van der Eijk

Uit leer- en nieuwsgierigheid kijk ik veel rond, en brief ik graag door in de vorm van weblogs. Een van die plekken waar ik met enige regelmaat even kijk is de blog Historical Gardens  van Henk van der Eijk (ook Cascade). Een steeds verder groeiend punt van berichtgeving, gedachten, een wiki en foto’s van bezochte (allemaal Henk?) tuinen verspreid over de wereld.

Als je met een Cascade-excursie ergens bent geweest, dan valt je oog snel op later materiaal waarin de naam van zo’n buitenplaats of landgoed valt. Twickel is zo’n naam (zie 3-tal weblogs sep-2006).

De website van Twickel verhaalde al lang over de tweede uitvoeringsfase van het herstelplan, over het Bergje, de top die om een markering vraagt, het bekende ontwerp voor een tempel/tuinkoepel van J.D. Zocher Jr. en het voorstel van Michael van Gessel om dan ook tot een nieuwe toevoeging zijnde een ruim zes meter hoge tempel te komen. Latere berichtgeving vermeldde de tot standkoming en in je achterhoofd hou je dat dan als een potentieel weblog-onderwerp.

Nu is Henk me ‘voor’, maar des te beter, want hij heeft mooie beelden om het bericht te illustreren! En laten we maar zeggen ‘voor wat hoort wat’, dus ‘op naar Henk‘  JH

Franse tuin en theekoepel opgegraven aan Koepoortsweg (Hoorn)


Opgraving theekoepel, rechts bakstenen muur, links palen in het water.  Bron: hoorn.nl

N.a.v. online artikelen vond ik, op hoorn.nl, het volgende:

Voorafgaand aan de restauratie en uitbreiding van een pand aan Koepoortsweg 73 te Hoorn hebben archeologen de resten van een 17de/18de-eeuwse tuin in Franse geometrische stijl opgegraven. Deze resten waren overdekt door een meter dikke laag van de Engelse landschapstuin uit de 19de eeuw.

De Koepoortsweg is een van de oudste uitvalswegen van Hoorn. Langs deze weg bouwden in de Gouden eeuw rijke Hoornse kooplieden hun buitenhuis. Koepoortsweg 73 was zo’n ‘buiten’ en werd de 18de eeuw onder meer bewoond door voorname families als Blauw, Berckhout en Hoolwerff.

Het pand is vermoedelijk voor 1615 gebouwd en later langzamerhand uitgebreid. Bij de bouw van het pand is gelijktijdig een voor die tijd moderne Franse tuin aangelegd. De hoofdas van de symmetrische tuin liep direct door vanaf de hoofdingang van het huis recht op de theekoepel aan de Tocht af. Op ongeveer 8 meter achter het huis lag op het eerste kruispunt van de paden een vijver of een kleine fontein. Op intervallen van 8 en 11 meter werden haaks op de hoofdas kaarsrechte paden aangelegd tot aan het perceel van de buren. Al deze paden bestonden uit fijne grijswitte schelpjes. De schelpenpaden waren ongeveer een meter breed.

Aan de Tocht ofwel de Gouw, de belangrijkste vaarroute van de stad Hoorn naar het noordelijke achterland, werd in de late 17de eeuw in gele steentjes een bescheiden fundering voor een theekoepel gemetseld. Deze 6 bij 4 meter grote koepel stond voor de helft in het water op palen. De enig overgebleven theekoepel is nog te zien als een zeskantig houten gebouw aan het begin van de Koepoortsweg naast de snackbar van Van Ree.

Tevens zijn fragmenten van grote grijze tuinvazen met fraaie bloemversieringen gevonden. Deze moeten in de 17de-18de eeuw op gemetselde zuilen in de tuin hebben gepronkt met prachtige bloemen en planten daarin.
Rond 1800 is de hele geometrische tuin veranderd in een landschapstuin in Engelse stijl. Daarbij zijn bomen geplant waaronder de nu zo kolossale rode beuk en de grote walnotenboom. Deze domineren tot op heden de aanblik van de tuin.


Koepoortsweg op watwaswaar.nl

Zelf even op watwaswaar.nl gekeken. Wat opvalt is de veelheid aan kleine gebouwtjes (koepels) aan de water, de smalle, kleine percelen, met per perceel aanduidingen huis, tuin, tuinhuis of koepel en de naam van de weg; niet Koepoortsweg, maar ‘de Koepel weg’!

Tot slot (omdat hij mooi is), waarschijnlijk een foto van die enig overgebleven theekoepel aan het begin van de Koepoortsweg naast de snackbar van Van Ree. Wie bevestigt dat deze foto van die koepel is?  JH

Ik dacht heel even…


Een eerste detail.


Wild kamperen?

Ik dacht heel even Gijsbert van Laar. En dat zou leuk zijn geweest…

Maar nee, getekend met A. van Mansum jr. zo zegt de Digitale Noord-Hollandse Atlas en blijkbaar al beschreven in Haerlem jaarboek 1980: Plan voor de aanleg van een park en exercitieveld in de Nieuwstad te Haarlem, A. van Mansum jr. (1821).

En tja, als je dan door Magazijn van tuin-sieraaden bladert dan is deze Mansum bijna ‘leeg’. Maar ja je wil kunnen exerceren of niet.

Voor meer, start Digitale Noord-Hollandse Atlas, en zoek met Mansum. Of klik hier voor direct inzoomen.
Jan Holwerda

Dutch Garden

Ik heb de Dutch Garden weblogs gevolgd, Buiten jrg 1908 en de Engelse artikelen gelezen, en ik heb zoiets van ‘dit is een discussie waar iedereen gelijk heeft’. Kortweg, zij die zeggen Dutch Garden bestaat niet want iets als een Dutch style bestaat niet hebben gelijk. Net als zij die zeggen Dutch Garden bestaat wel want Engelse tuinhistorische literatuur staat er mee vol. In mijn beleving is het niet meer, maar ook niet minder, dan een aanduiding, een benoeming. Niet per se een aparte stijl, of een bestaande of ooit bestaande stijl, maar wel een tuin, een beeld, dat zich onderscheidt, dat te benoemen valt.

De eerste mening (bestaat niet) werd aangehangen door Leonard Springer. In zijn artikel (in 2 delen) Dutch Gardens zegt hij er bestaat geen Dutch style, dus geen Dutch Garden. Hij lokte een reactie uit, van S. v. H. die met een zeis door het artikel van Springer heen ging. Iedere tikfout en ieder foutief jaartal wordt belicht en er wordt afgesloten met een groot aantal verwijzingen naar Engelse literatuur waarin wordt gesproken van de Dutch Garden. Of te wel het fenomeen bestaat want de literatuur noemt het. Springer zelf bleef natuurlijk niet achter en komt terug met een reactie waarin hij op zijn beurt de bijl hanteert.
Overigens zijn deze reacties een voorbeeld van verbaal geweld van 100 jaar geleden; nu kunnen we verbaal tekeer gaan, maar toen stond men ook z’n mannetje.

De voorgaande weblog noemt ‘Who knows what a Dutch Garden is?’ met “English ‘Dutch’ gardens exist only in the historicist imagination”. Leuk is dan (vind ik) dat dit mogelijk een variatie is op de titel van een artikel van John Dixon Hunt uit het ook genoemde boek nav van het Dumbarton Oaks symposium uit 1988: ‘But who does not know what a Dutch garden is?’ . Een retorische vraag uit een reisverslag uit 1793. Of te wel, het was toen een ieder meer dan duidelijk waar over je sprak als je het had over Dutch Garden.

Maar als iedereen gelijk heeft, is de voorgaande reeks van weblogs en reacties dan zonder waarde? Nou voor mij niet, uit alle stukje heb ik wel wat opgepikt.
Jan Holwerda

Als mogelijke verbeelding van de regel ‘But who does not know what a Dutch garden is?’ laat John Dixon Hunt een schilderij van de hand van Johannes Janson zien:


Een formele tuin (mogelijk in Noord-Holland), Johannes Janson (1766)
Bron: J. Paul Getty Museum

Dutch Garden Clingendael


Dutch garden van Westbury Court (Westbury-on-Severn)

‘Who knows what a Dutch Garden is’?
Dat is de toepasselijke titel van een artikel in Garden History 30:2 (2002), geschreven door de eminente Engelse tuinhistoricus David Jacques, mij vriendelijk toegezonden door Jan Woudstra Phd. Sheffield university. Inderdaad, bij wie kunnen we beter te rade gaan over het begrip ‘Dutch Garden’ dan bij de Britten? In dit veelomvattend artikel heeft de auteur minutieus alle over dit onderwerp bestaande literatuur verzameld, gerangschikt, bestudeerd en geanalyseerd. De geschriften van Erik de Jong ontbreken daarbij niet! Tevens heeft David Jacques bij zijn studie betrokken het gestelde op het symposium landschapsarchitectuur te Dumbarton Oaks uit 1988, geheel gewijd aan ‘Dutch garden art’ bij gelegenheid van de 300-ste verjaardag ‘when William, Prince of Orange, and his Scots wife Mary took the throne’.

David Jacques zou grotelijks tekort worden gedaan wanneer ik van zijn compilatie nog eens een eigen samenvatting zou weergeven. [geïnteresseerde Cascadeleden woonachtig in Nederland kunnen het artikel tegen kostprijs euro 3,08 verkrijgen incl.porto]. Ik zal daarom volstaan met de conclusie van de auteur die in zijn artikel veel uitvoeriger is: English ‘Dutch’ gardens exist only in the historicist imagination. It is time that historians of English garden style eschewed (vert. schuwen, vermijden J.G.) labels such as ‘Dutch’. Aan het heldere betoog van de auteur valt niets af te dingen. Het ligt voor de hand dat Nederlandse tuinhistorici deze uitvoerig gedocumenteerde en weloverwogen conclusie behoren te respecteren.

Niettemin, en dat realiseert David Jacques zich goed, blijft in tijdschriften, boeken en reisgidsen de mythe van een ‘Dutch Garden’ bestaan: zodra, kort samengevat, een tuin niet te groot van omvang is, rechthoekig van vorm met geometrische patronen van (buxus)hagen waarbinnen bloemen, daarbij gevoegd vormsnoeiplanten en liefst nog met waterwerken in de nabijheid blijft de benaming Dutch Garden hardnekkig gebruikt in het Verenigd Koninkrijk. Het misschien wel meest frappante voorbeeld daarvan is de door de National Trust in 1973 met veel fanfare afgeronde ‘restauratie’ van de ‘Dutch Garden’ in Westbury Court ‘The only one in Britain’ claimt de Trust. En inderdaad, daar zien we de haagjes en de vormsnoei.

Een ander illustratief voorbeeld zien we in de tuinen van Hestercombe, zie de hierbij gevoegde afbeelding uit het boek Houses and gardens by E.L. Lutyens, auteur Lawrence Weaver, eerste editie 1913. Hier ziet men een andere beplanting voor de haagjes, en vazen in plaats van vormsnoei, maar zelfs door deze beroemde tuinarchitect tot ‘Dutch Garden’ bestempeld. Zie eveneens de hierbij gevoegde aardige ontwerptekening van Gertrude Jekyll met weliswaar interessante vormgegeven vakken, waaruit beter dan uit de foto blijkt dat er geen enkele relatie is met Oud-Hollandse stijl, maar niettemin Dutch Garden wordt genoemd.

We mogen dan ook de ‘Dutch Garden’ niet synoniem stellen met een Oud-Hollandse tuin. Ze hebben niets met elkaar uitstaande, er is geen enkele relatie. Trouwens, wat is ‘Oud-Hollands’? Over ‘Oud-Hollandse tuinkunst’ (Eigen Haard 1889) schreeft Leonard A. Springer: ‘Mogen wij van een hollandschen stijl in de tuinkunst spreken? Bepaald bevestigend kunnen wij de vraag niet beantwoorden’. Het is een lezenswaardige en nog steeds actuele analyse, die, zonder dat Springer dat bedoelde, aardig aansluit bij het betoog van David Jacques. (zie ook weblog CO).

Dat de anglofiele en talentvolle  baronesse Van Brienen, toen zij omstreeks 1918 haar eigen ‘Dutch garden’ ontwierp naar Engels voorbeeld, zal ons nu niet meer verwonderen.(zie foto). Maar deze tuin een ‘Oud-Hollandse’ tuin noemen is onjuist. Het woord ‘Dutch’ vertalen in ‘Hollands(e)’ is ook niet juist; we moeten de freule haar schepping inclusief de naam  Dutch Garden gunnen en ook nu nog zo benoemen. De aanstaande reparatie (‘restauratie’) van dit tuintje met buxusvakken en vormsnoei in Clingendael is een welkome aanleiding daartoe. Dat is dan meteen de enige ‘Dutch Garden’ op het Europees continent.
Joost S. Gieskes


Oud-Hollandse tuin van Clingendael in slechte staat

Kleverskerke: een ambachtsheerlijke buitenplaats op Walcheren

Op de weblog van 29 augustus jl. verscheen een kaart van de buitenplaats bij het Walcherse dorpje Kleverskerke. De combinatie met kaarten van later datum geeft een goed beeld van het terrein van de buitenplaats en de ontwikkeling daarvan. Om de kaart nog iets meer reliëf te geven, wil ik enkele elementen uit de geschiedenis van de buitenplaats aanstippen. Het is niet mijn bedoeling hier een uitgebreid artikel te schrijven en ik gebruik hier ook geen bronvermelding xe2x80x93 het zijn slechts enkele aantekeningen naar aanleiding van de weblog.

Om een idee te krijgen van de ontstaansgeschiedenis van de buitenplaats die we op de kaart zien, is het nodig om de archieven in te duiken. Daarin vinden we dat Johan Pieter van den Brande, burgemeester van Middelburg en sinds 1679 ambachtsheer van Kleverskerke, in 1685 en 1694 enkele stukken land en een boerderij kocht ten westen van de kerk van Kleverskerke. In 1687 verzocht hij om toestemming om een deel van een openbare weg bij het dorp met een slagboom af te sluiten, xe2x80x9cten eijnde de plantagie bij sijn Ed. daar gemaakt niet mogte worden verhinderdxe2x80x9d. Dit duidt erop dat hij toen al bezig was met de aanleg van een tuin. De oudste delen van de tuin die we op de kaart uit 1776 zien, dateren waarschijnlijk uit deze periode.

De luchtfoto op Google doet vermoeden dat er niets is overgebleven van de buitenplaats. Dit is echter niet waar: het woonhuis bestaat nog gedeeltelijk. Het is waarschijnlijk ooit groter geweest; een advertentie uit 1782 waarin sloopmateriaal van een groot huis bij Kleverskerke wordt aangeboden, biedt een aanknopingspunt voor een reconstructie. Deze doet vermoeden dat het er ooit  net zo uitgezien moet hebben als dat op de buitenplaats Duinbeek bij Oostkapelle, een paar kilometer verderop. Dit huis dateert uit dezelfde periode. Ook andere buitenplaatsen op Walcheren uit het begin van de achttiende eeuw hadden een dergelijke opzet met voor- en achterhuis, met of zonder verdieping.
De huisjes tegenover dit voormalige herenhuis hoorden eveneens bij de buitenplaats. In de voorgevel ervan zit een steen die herinnert aan de heer Van den Brande en die het jaartal 1705 draagt. In een akte uit 1780 worden ze genoemd als onderdeel van het complex van buitenplaats en bijgebouwen. Behalve deze vijf maakten nog drie andere huisjes en een school deel uit van de bezittingen van de ambachtsheer.

De buitenplaats is vanaf haar stichting eigendom geweest van de opeenvolgende ambachtsheren van Kleverskerke. De innige band tussen buitenplaats en heerlijkheid blijkt er wel uit dat de arbeidershuisjes, de schoutswoning en de school allemaal op het terrein van de ambachtsheerlijke buitenplaats stonden. Ook waren de twee straten van het dorp architectonisch met de tuinaanleg verweven.
Na de dood van ambachtsheer Johannis Adrianus Wilhelmius, heer van Brakel en Kleverskerke, in 1780 werd de band tussen heerlijkheid en buitenplaats echter verbroken. De eerstgenoemde ging naar een neef, de buitenplaats kwam in andere handen en de nieuwe eigenaars deden het complex al gauw van de hand. De koper was een rijke boer uit het dorp, Aarnout Arendse. Deze liet het herenhuis gedeeltelijk slopen en de buitenplaats ontmantelen.
Latere ambachtsheren van Kleverskerke bleven zich wel verbonden voelen met hun heerlijkheid, wat ook blijkt uit de familiewapens op de herenbank in de kerk. Maar een buitenverblijf in hun heerlijkheid hadden ze na 1780 niet meer.

De buitenplaats te Kleverskerke was meer dan alleen een verblijf op het platteland waar de eigenaar in de zomermanden kon vertoeven. De geschiedenis ervan laat iets zien van de band die een ambachtsheer met zijn heerlijkheid kon hebben en hoe die tot uiting kwam in de vormgeving van de buitenplaats en zijn directe omgeving. Daarin zit ook de cultuurhistorische waarde van de nog bestaande overblijfselen van deze buitenplaats: ze tonen iets over de relatie tussen stad en platteland in de zeventiende en achttiende eeuw.

Dit naar aanleiding van de internetbronnen op de bovengenoemde weblog. De combinatie met archiefgegevens levert een boeiend stukje lokale geschiedenis op.
Martin van den Broeke

Klik hier voor een pdf document met een uitgebreidere versie en afbeeldingsmateriaal.