‘Lang leef ’t schoon Mariëndaal’

(OVERGENOMEN)
Landgoed Mariëndaal staat zowel in de regio als daarbuiten bekend vanwege haar prachtige natuur, het markante Huis en de kenmerkende Groene Bedstee. Voor jong en oud vormt het Landgoed met stroompjes, waterpartijen, golvende akkers, weiden, bossen en lanen, al decennia lang een geliefd recreatiegebied. De historie van Mariëndaal is een enigszins verborgen, opmerkelijk stuk cultuurgeschiedenis, gekenmerkt door verval en vernieuwing met een rode draad in vooruitgang, natuurbehoud en een verwevenheid met de wetenschap. Dit boek vertelt die historie in woord en beeld, door gebruik te maken van opmerkelijk bron- en beeldmateriaal. Van de vorming van het gebied in verschillende ijstijden tot de ontwikkeling van het gebruik in de prehistorie naar de vroege middeleeuwen.

Van de bouw van klooster Mariëndaal en de afbraak ervan, naar de aankoop door de familie Brantsen. Van de luisterrijke eigendomsperiode van de familie Van Eck tot de overname door het Geldersch Landschap, het gebruik tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Reichsarbeitsdienst en de verwoestingen aan het einde van de Duitse bezetting. Met vervolgens de wederopbouw en de periode van meer dan 60 jaar waarin het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek op Mariëndaal gevestigd was. Landgoed Mariëndaal is een schitterende diamant op de kroon van de landgoederenzone Gelders Arcadië, dat met het onderhavige werk ook in boekvorm een gezicht heeft gekregen. Opdat het nog maar lang in al z’n pracht mag blijven bestaan: Lang leef ’t schoon Mariëndaal!

Evertjan van Roekel, ‘Lang leef ’t schoon Mariëndaal’, Arnhem 2021, ISBN 978 90 831 9040 2, 176 pp., € 24,95. Bestellen kan hier: Uitgeverij Van Yperenburg; onderaan de webpage staan enkele voorbeeldpagina’s.

In een interview zegt de auteur dat het boek vol staat met foto’s en krantenartikelen en dat hij zich qua tekst echt heeft moeten beperken. Desondanks is het een lijvig boek geworden, maar vooral een kijkboek, aldus de auteur.

Er stond een vrouw in de tuin gedeeld winnaar van de Karel van Manderprijs

De Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK) heeft op haar jaarlijkse Kunsthistorische Dag de Karel van Manderprijs, de belangrijkste kunsthistorische prijs van Nederland, toegekend aan twee publicaties. David Keuning ontvangt de prijs voor Bouwkunst en de nieuwe orde. Collaboratie en berechting van Nederlandse architecten 1940-1950. Anne Mieke Backer ontvangt de prijs voor Er stond een vrouw in de tuin.

De Karel van Manderprijs wordt sinds 1958 toegekend voor een waardevolle wetenschappelijke kunsthistorische publicatie. De jury kwam dit jaar tot een shortlist van acht genomineerden (met ook Lenneke Berkhout, Hoveniers van Oranje. Functie, werk en positie 1621-1732 en Auke van der Woud, Het landschap, de mensen. Nederland 1850-1940). Hoewel uiteindelijk zowel vernieuwing, belang voor het vakgebied, diepgang én leesbaarheid belangrijke argumenten waren bij de toekenning van de Karel van Manderprijs 2021, bleek in de praktijk dat twee publicaties gelijkwaardig streden om de hoofdprijs. Omdat de twee auteurs ieder een ander vakgebied behandelen, heeft de jury dit jaar bij hoge uitzondering twee boeken uitgeroepen tot winnaar.

Over Anne Mieke Backer – Er stond een vrouw in de tuin
Terwijl over het boek van Keuning de grijze sluier van de Tweede Wereldoorlog ligt, spat van het boek van Anne Mieke Backer het plezier van de pagina’s. Een schier oneindig overzicht, gelardeerd met talloze afbeeldingen, prenten, persoonlijke verhalen en vrouwen, die het Nederlandse (tuinen)landschap in het verleden hebben vormgegeven.


Anne Mieke Backer en Lidewij de Koekkoek

Beekwoude (Bornerbroek)


Beekwoude (Bornerbroek) (Bron: onbekendinnederland.nl) groot

Op onbekendinnederland.nl kwam ik deze foto’s tegen. Hoe fraai!! Dit moet Beekwoude bij Bornerbroek, net ten zuiden van Almelo, zijn. Het buitentje van P.H. Lamberts uit Amsterdam. In de kadasterarchieven zie ik kadastrale vastlegging van de gebouwtjes in 1893. De bekroning op het dak van het bouwwerkje op de laatste foto herinnert me ergens aan, maar ik kom niet op de naam of afbeelding…
Jan Holwerda


Beekwoude (Bornerbroek) (Bron: onbekendinnederland.nl) groot

Beekwoude (Bornerbroek) (Bron: onbekendinnederland.nl) groot


Beekwoude (Bornerbroek) (Bron: onbekendinnederland.nl) groot

Graslandbevloeiing in Vlaanderen

Weer een onderzoeksrapport van het Agentschap Onroerend Erfgoed (BE). Nu over over traditionele graslandbevloeiing in Vlaanderen. Eerder kwamen vloeiweidestelsels en enkele voorbeelden van het bevloeien van tuinen en parken in NL al op de website naar voren, zie hier.
Verder er is het prachtige boek Stromend Landschap Vloeiweidenstelsels in Nederland van G.J. Baaijens, E. Brinckmann, P. Dauvellier en P.C. van der Molen (zie ook hier).

(OVERGENOMEN)
Vóór de opkomst van de kunstmeststoffen aan het eind van de 19de eeuw was het in Europa algemeen gebruikelijk om graslanden langs beken en rivieren tijdens het winterhalfjaar te bevloeien. Men deed dit om verschillende redenen, zoals het bemesten van de bodem, het verbeteren van de bodemstructuur, het beschermen van het gras tegen vorst en het bestrijden van ongewenste planten en dieren. Na de Tweede Wereldoorlog werd de traditionele graslandbevloeiing bijna overal stopgezet omdat het bevloeien niet meer rendabel was. Tegenwoordig is deze eeuwenoude landbouwtechniek uit het collectieve geheugen verdwenen. Op veel plaatsen zijn echter nog steeds relicten van traditionele graslandbevloeiing herkenbaar in het landschap. Deze relicten maken deel uit van ons agrarisch en landschappelijk erfgoed en hebben vaak ook een grote ecologische waarde.

De laatste jaren is de belangstelling voor traditionele graslandbevloeiing in Europa sterk toegenomen, wat o.m. tot uiting komt in het toenemend aantal publicaties over dit onderwerp. In Vlaanderen is vooral onderzoek gedaan naar de vloeiweiden die tussen 1845 en 1860 langs het Kempisch Kanaal werden aangelegd. Onze historische kennis over de graslandbevloeiing langs beken en rivieren vertoont echter nog grote lacunes. Daardoor worden relicten van traditionele graslandbevloeiing vaak niet als zodanig herkend. Gebrek aan historisch inzicht kan ertoe leiden dat deze relicten verloren gaan. Om deze kennislacunes te dichten, voerden we in 2019-2021 een onderzoek naar de traditionele graslandbevloeiing in Vlaanderen, waarvan de resultaten in dit rapport gepresenteerd worden. Alle Vlaamse provincies worden erin behandeld en de onderzochte periode reikt van de volle middeleeuwen tot het midden van de 20ste eeuw.

T. van Driessche, Traditionele Graslandbevloeiing in Vlaanderen, 2021.
klik hier voor download.

Tentoonstelling Dagelijkse Kost

Onze Cascade-vriend Piet vd E bezocht de kleine tentoonstelling Dagelijkse Kost in het Rijswijks museum. Twee kamers zijn ingericht over het voedsel in de laatste twee eeuwen. ‘Leuke foto’s, schilderijen en advertenties over dit onderwerp waar buitenplaatsen ook een rol speelden maar uiteraard ook tuinderijen en boerderijen.’
Hij wel er wel binnen een uur doorheen.
Zie hier voor Dagelijkse Kost.
Volgend jaar is er de tentoonstelling Buitenplaatsen in Rijswijk.

Lezingencyclus Oranje Groen

(OVERGENOMEN)

Volg in de donkere maanden van 2021-2022 vijf online-lezingen over bijzondere tuinen van de Oranjes! In deze lezingenreeks, die de NTs in samenwerking met Paleis Het Loo organiseert, wekken enkele deskundigen op het gebied van de tuinarchitectuur en kunstgeschiedenis deze historische tuinliefhebbers en hun grote tuinen weer tot leven. Livestream vanaf de zolder van de stallen van Paleis Het Loo!

Leden van de familie Oranje waren in het verleden enorm geïnteresseerd in tuinkunst. Ze hadden prachtige tuinen bij Den Haag, Apeldoorn en Leeuwarden, maar ook veel verder weg, die internationaal zelfs toonaangevend waren. Denk aan de tuinen van Paleis Het Loo (helemaal boven) en van Hampton Court die Stadhouder-Koning Willem III liet aanleggen. Ook de verschillende parken van prins Frederik, broer van koning Willem II, waren wijd en zijd beroemd. Een daarvan is Bad Muskau aan de Poolse grens.

Michiel Plomp (bestuurslid NTs en voormalig conservator Teylers Museum) en Renske Ek (conservator tuinen bij Paleis Het Loo) stelden een mooi programma samen van vijf lezingen:
– 27 oktober 2021 – Maurits en Frederik Hendrik & Amalia van Solms
   door Willem Zieleman, Adviseur Tuinen op Paleis Het Loo
– 24 november 2021 – Stadhouder Willem III & Mary Stuart
   door Renske Ek, Conservator Tuinen Paleis Het Loo
– 26 januari 2022 – Stadhouders 18de eeuw + Lodewijk Napoleon
   door Michiel Plomp, NTs en voormalig Conservator Teylers Museum
– 23 februari 2022 – Prins Frederik, broer van Koning Willem II
   door Carla Scheffer, Seniorbeleidsadviseur Cultureel, Wassenaar/Voorschoten
– 30 maart 2022 – Hoveniers van Oranje
   door Lenneke Berkhout, Zelfstandig Tuinhistorisch Onderzoeker

De livestreamlezingen bekijkt en beluistert u vanuit huis. Ze vinden steeds plaats op woensdagen van 12.30-13.30 uur en worden uitgezonden vanaf de zolder van het stallencomplex van Paleis Het Loo. Via de Chatbox kunt u vragen stellen. Uiteraard kunt u de lezingen direct op het moment van uitzenden volgen, maar u kunt ze ook bekijken en beluisteren op een later tijdstip.

Via een formulier meldt u zich aan voor deze unieke lezingenreeks, klik hier. U betaalt voor de hele reeks van vijf lezingen een bescheiden bedrag; als donateur van de NTs en vriend van Het Loo betaalt u een gereduceerd tarief. Per lezing ontvangt u steeds een toegangslink.

De Jacht

(OVERGENOMEN)

Van oudsher wordt het recht om te jagen verbonden met vorsten en adel. Hoe zit dat in de Nederlandse geschiedenis? Deze bundel geeft antwoord op die vraag en laat zien hoe de jacht in de loop van eeuwen minder elitair is geworden. In onze tijd heeft de jacht zich ontwikkeld tot onderdeel van wettelijk geregeld natuurbeheer. Toch vindt er regelmatig debat plaats over de ethiek van het jagen en de wenselijkheid van de jacht. Ook deze kwesties komen in dit boek aan de orde. Auteurs uit verschillende vakgebieden (geschiedenis, antropologie, geografie, ecologie, rechten, architectuurgeschiedenis) werkten mee aan de bundel. Als rode draad fungeert het spanningsveld tussen jachtrecht en jachtpraktijk dat in deze bundel vanuit een cultuurhistorisch perspectief wordt bezien.

inkijken

Conrad Gietman, Yme Kuiper, Elyze Storms-Smeets en Leon Wessels, De jacht. Een cultuurgeschiedenis van jager, dier en landschap, 2021, ISBN 9789087049201, €29,00, p. 384.

Welke plek had de imkerij vroeger binnen de tuinkunst?


Bijenstand Bronbeek (1917 Arnhem)

Richard Zweekhorst (Tuinen van Vroeger, tuinbaas Tulpenburgh Amstelveen) en Dinja de Groot (Spruit Natuur en Milieu, Stichting Bee Foundation, NBV-bijenteeltdocent) onderzoeken momenteel welke plek de imkerij vroeger had binnen de tuinkunst. Waar plaatsen we de bijenstal in cultuurhistorische context? Was de bijenstal een functionele nutsvoorziening, zoals bijvoorbeeld een eendenkooi? Of zijn er prachtige voorbeelden van fraaie gebouwtjes, zoals bijvoorbeeld die van een menagerie? Zijn er bronnen, afbeeldingen, prenten, ontwerpen bekend die inzicht geven in de historische inbedding van honingbijen in het groen erfgoed?
Als er ergens iets te vinden is dan komt het hopelijk op deze plek samen. Het doel is om de imkerij in het groene erfgoed op een ecologisch en cultuurhistorisch verantwoorde en fraaie wijze in te bedden.

Zoölogische Tuin (Arnhem)


Ontwerp voor een zoölogische tuin, ten noorden van Musis Sacrum (Arnhem), ten oosten van Velperplein; niet uitgevoerd (1856), T.G. van Lidth de Jeude (Bron: Gelders Archief).

Het voorgaande bericht was naar aanleiding van de twee ontwerpen en achterliggende info in dit bericht. Na Utrecht belandde de zoöloog en hoogleraar Theodoor Gerard van Lidth de Jeude (1788-1863) in Arnhem. In juli 1855 werd een zaal van Musis Sacrum twee jaar t.b.v. een uitgebreid zoölogisch museum gehuurd. De opening van dat museum was aan het begin van de volgende zomer. Het museum werd echter zeer weinig bezocht. Een zoölogische tuin moest meer aandacht trekken. Van Lidth de Jeude maakte twee ontwerpen. Eén ten noorden van Musis, aan het Velperplein, met naar het lijkt een nieuw eigen gebouw. Een vergelijking van het plan met kaarten uit die tijd maakt duidelijk dat de afgebeelde waterpartij er niet was en ook nooit kwam. Dat plan zal geen doorgang hebben gevonden. Een tweede ontwerp is rond Musis zelf. De afgebeelde waterpartij bestond al en gezien een advertentie die spreekt over het ‘Zoölogisch museum benevens de daarbij nieuw aangelegde tuin‘ zal de tuin ook zijn aangelegd. De oranje ingekleurde vormen zijn de dierverblijven, aangrenzend is de buitenruimte per verblijf. Groentinten geven bomen, heesters en gras weer terwijl andere kleuren een groot aantal bloemperken naar voren laat springen.

Groot succes bleef uit en na de huurperiode was Van Lidth de Jeude zelfs genoodzaakt een deel van zijn collectie te verkopen (zie opnieuw Naturae et Artibus, een Zoölogische Sociëteit in Utrecht : de relatie met Natura Artis Magistra te Amsterdam van P. Smit en L. Terken in Jaarboek Oud-Utrecht 1998, download).
Jan Holwerda


Ontwerp voor een zoölogische tuin, rond en ten zuiden van Musis Sacrum (Arnhem), ten oosten van Velperplein; uitgevoerd (1856), T.G. van Lidth de Jeude (Bron: Gelders Archief).

Zoölogische Sociëteit (Utrecht)


Blad met tien gezichten op de Zoölogische Sociëteit te Utrecht (1844), Adrianus Wilhelmus Nieuwenhuysen (Bron: Centraal Museum Utrecht).

Het Blad met tien gezichten op de Zoölogische Sociëteit te Utrecht dateert uit 1844. Twintig jaar eerder, in 1823, opende op betreffende locatie (aan de Kruisstraat te Utrecht) een openbare tuin met koffiehuis. “Tivoli” geheten, naar de stad ten oosten van Rome, die in de Romeinse tijd bekend stond als ontspanningsoord met villa’s, parken en waterpartijen. Het Utrechtse Tivoli werd een geliefd vermaakscentrum, waar ’s zomers openluchtconcerten, feesten en kermissen werden gehouden.
De tuin werd op 2 mei 1842 aangekocht door Theodoor Gerard van Lidth de Jeude (1788-1863), die er andere plannen mee had. De nieuwe eigenaar was hoogleraar in de zoölogie en had naast zijn woning op de hoek van de Wittevrouwensingel en de Nachtegaalstraat reeds een Zoölogisch Kabinet en een Zoölogische Sociëteit – Naturae et Artibus – opgericht (1839). Bij deze gebouwen hoorde een fraaie tuin, grenzend aan Tivoli. Door de nieuwe aankoop kon hij de terreinen samenvoegen en werd hij de trotse eigenaar van een uitgestrekt park, omgeven door Kruisstraat, Wittevrouwensingel, Nachtegaalstraat en Mulderstraat. Het was zijn bedoeling om het park – in navolging van Artis te Amsterdam – in te richten als “Jardin Zoologique”. De gemeenteraad vond zijn plan echter te veelomvattend en weigerde subsidie te verlenen. Van Lidth de Jeude richtte vervolgens een kleine “menagerie” op, maar toen bleek dat de dierentuin bij het publiek niet in trek was en het aantal sociëteitsleden te klein bleef, moest hij zijn ideaal wegens te hoge kosten opgeven.


Plattegrond bij verkoop Zoölogische Sociëteit – Naturae et Artibus (1854) (Bron: Het Utrechts Archief).

Op 22 juli 1854 werd het gehele complex -inclusief de gebouwen- geveild. Er werd voor die gelegenheid een uitgebreide beschrijving van het bezit opgemaakt, waaruit blijkt dat het park smaakvol was aangelegd; er waren vijvers, koepels, een “goudviskom” met fontein, heesters, vruchtbomen en hoog geboomte.

Meerdere van de koepels en andere onderdelen staan op het Blad met tien gezichten. Enkele uitgesneden hieronder, inzoomen op het Blad zelf kan hier.
(tekst grotendeels naar Het Utrechts Archief, 774 N.V. Tivoli te Utrecht; meer valt te lezen in Tivoli als zoölogische sociëteit van JG van Cittert-Eymers in Maandblad Oud-Utrecht, jg. 52 (1979), nr. 10, download en Naturae et Artibus, een Zoölogische Sociëteit in Utrecht : de relatie met Natura Artis Magistra te Amsterdam van P. Smit en L. Terken in Jaarboek Oud-Utrecht 1998, download.)
Jan Holwerda