Bron: Martijn Andela
De oprijlaan van de Gelderse Toren (Dieren) wordt geflankeerd door zomereiken (Quercus robur) van verschillende leeftijden. De verjonging van de laan heeft vermoedelijk altijd geleidelijk plaatsgevonden; tot op de dag van vandaag. Tussen de oudere eiken staan net geplante jonge boompjes, maar vlakbij de Zutphensestraatweg staan ook enkele honderden jaren oude exemplaren die mogelijk nog uit de tijd van de aanleg van de allee dateren. Ik vraag me af of er iets te zeggen is over de ouderdom van een zomereik met een stamomtrek van 5,35m op 1m boven het maaiveld. In het verleden heeft iemand wel eens gesuggereerd dat je met een berekeningsmethode een globale schatting van de ouderdom zou kunnen geven. Naar mijn mening dateert de laan uit het tijdvak 1708-1718. Een berekening zou deze hypothese kunnen versterken.
Wie heeft ervaring met een dergelijke berekeningsmethode? Waar kan ik hierover informatie vinden?
Martijn Andela
Prachtige beelden van de grote laan op De Gelderse Toren en een intrigerende vraag: kun je door diktemeting van de bomen de ontstaansperiode van de laan bepalen?
Door de negentiende eeuwse verbouwing van het kasteel De Gelderse Toren is het op het eerste gezicht niet meteen duidelijk dat de grote laan in oorsprong wellicht al uit de vroege achttiende eeuw dateert. De laan kent een aantal zeer dikke bomen en maakt daarom een oude indruk. Het is naar mijn idee niet geheel zonder risico hieraan een bepaling van de leeftijd van de laan als geheel te koppelen.
Op een buitenplaats aan de Langbroekerwetering stond ook eens een zeer dikke eik. Hier bleek na telling van de jaarringen dat we met onze initiele schatting er maar liefst 100 jaar naast zaten! De boom is waarschijnlijk zo groot geworden door de voedzame kleibodem van de komgronden.
De bomen van de grote laan op De Gelderse Toren staan op de goede kleigronden nabij de IJsel en kunnen hun dikke stammen hieraan goed te danken hebben. Persoonlijk zou ik daarom de gesuggereerde methode, om via diktemeting van de stam, de bomen en daarmee de laan als geheel te dateren, niet gebuiken.
Daarnaast lijkt het me sterk dat er in de laan op De Gelderse Toren, mocht deze uit 1708 dateren, nog veel Eiken van de eerste generatie staan.
De prachtige Eiken aan de achterzijde van het naburige Middachten zijn omstreeks 1800 geplant en geven een enigszins vergelijkbare monumentale indruk. Ook zijn de Eiken op De Gelderse Toren naar mijn idee weer net iets te vitaal om uit 1708-1718 te dateren. Van de onlangs vervangen Eiken voor paleis Het Loo (geplant omstreeks 1690) was de laatste jaren niet veel meer over!
Bij de PHB kijken we voor datering van laanstructuren vanzelfsrpekend eerst naar de aanwezige archiefmaterialen. In het terrein letten we op het plantverband, plantafstanden en een eventuele uitlijning van de rijen met overige in het terrein aanwezige elementen zoals gebouwen en waterpartijen. De leeftijd van de laanbomen is vaak een heel ander verhaal. Hier moet je altijd alert zijn op herplant en inboet. Vaak geeft een combinatie van de bovenstaande aspecten voldoende gegevens voor een betrouwbare indicatie van de ontstaansperiode.
Er is inderdaad een vuistregel: omtrek boom in centimeter, gemeten op ca 1,5 meter hoog,gedeeld door 2,5 cm. Dan kom je in dit geval uit op 214 jaar = jaar 1792. Maar die vuistregel wordt vergezeld met veel voorwaarden: goede grond, vrij staan,na 100 jaar is die 2,5 cm aanwas minder en zo voort. En dan de boomsoort natuurlijk: langzame en snelle groeiers. Voor bomen in de groei is het een hulpmiddeltje, maar ook niet meer. Maar het is een antwoord op de vraag.
Joost Gieskes
Nog even een ‘nabrander’ over ouderdom eiken. Vorig jaar moest er door Staatsbosbeheer een oude eik worden gekapt. SBB schreef een prijsvraag uit hoe oud de boom was, na de kap zou dmv tellen jaarringen de leeftijd worden bepaald. Welnu, de omtrek was 450 cm, de leeftijd 251 jaar. Met de vuistregel hiervoor uitgelegd zou de boom 450:2,5 = 180 jaar oud zijn. De vuistregel moet dus, zeker voor oude bomen, met een korrel, nee een vaatje zout worden genomen. Joost Gieskes
Uit de gegeven voorbeelden blijkt duidelijk dat met de schatting van de leeftijd van oude bomen de plank behoorlijk mis geslagen kan worden. Het maakt een groot verschil of een oude eik op droge arme zure zandgrond groeit (bijv. op de Veluwe) of op vruchtbare vochthoudende rivierklei (zoals bij de Gelderse Toren aan de IJssel). Dezelfde boomsoort kan er op de twee genoemde standplaatsen totaal verschillend uitzien.
Er bestaan wel houtmeettechnieken waarmee de houtmassa per boom of de jaarlijkse bijgroei (‘aanwas’) van een bosperceel bepaald kan worden. Deze technieken horen in de bosbouw thuis en staan ten dienste van houtproductie en houtoogst.
De enige betrouwbare methoden zijn jaarringen tellen van een omgewaaide of gevelde even dikke boom uit dezelfde laan en jaarringen tellen nadat met behulp van een aanwasboor tot in de kern van de stam is geboord. Het laatste kan echter alleen als de stam niet hol is.
Als jaarringen tellen niet mogelijk is rest er niets anders dan informatie uit archieven, van oude kaarten, e.d. De beste oplossing is vanzelfsprekend combinatie van beide methoden.
Het bepalen van de leeftijd van bomen is eigenlijk heel belangrijk, omdat daarmee de boom exact in de tijd en de plaats van de aanleggeschiedenis geplaatst wordt. Vergelijkbaar met bouwmaterialen van een monument zijn boomsoorten, varieteiten en klonen gebonden aan een bepaalde tijd, waarbij met restauratie meer rekening gehouden zou moeten worden. Veel gerestaureerde beplantingen geven een volstrekt verkeerd beeld van wat het zou moeten zijn. Teveel nog wordt er zomaar wat willekeurig aangeplant bij restauratie van lanen en parken. Een soort databank van bomen, afmetingen en hun leeftijd zou daarbij wenselijk zijn.
Gedateerde bomen zijn er links en rechts genoeg te vinden. Bovendien worden er (helaas) nog zo vaak bomen omgezaagd, zodat de jaarringen geteld kunnen worden.
Enkele voorbeelden: de oude rijksstraatwegen hebben vaak nog hun originele eikenbeplantingen uit circa 1830-1850 (bomen van 2,50-3,00 meter omtrek). Het Singelplantsoen Utrecht en het Zocherplantsoen in Haarlem hebben nog veel bomen uit het begin van de 19e eeuw. De onlangs omgezaagde beuken van Middachten waren uit circa 1730. De linden van het voorplein van het Huis te Manpad zijn uit circa 1735 (2.70-3.30). De Linde van Tilburg (gekapt in 1994) uit 1675 was 5.40). De linden van de Abdij van Tongerlo van circa 4.50-5.00 meter omtrek zijn eveneens uit 1675. De groeisnelheid van eiken en linden komen volgens mij aardig overeen. De dikste eiken van Martijn kunnen dus heel goed dateren uit circa 1715, maar de laan als geheel lijkt me jonger.
Uiteraard geldt dat licht en bodem een grote rol spelen bij de groeisnelheid.
Bert Maes
link defect bij tweede foto
Bron: Bomen rond Dieren en Rheden