Mijn oog viel op woorden in een staatspublicatie uit 1830: ‘makers van plans en teekeningen, voor het aanleggen van tuinen en buitenplaatsen‘. Daarna las ik ‘aan het regt van patent zijn onderworpen‘.
Natuurlijk denk je bij patent gelijk aan octrooi, copyright, bescherming van het werk van een beroepsgroep. Niets is echter minder waar. Het toenmalige patent was niets anders dan een door de staat uitgegeven vergunning voor het uitoefenen van een beroep. Tegen betaling natuurlijk. Of te wel een ordinaire belastingmaatregel. Anderzijds kun je het ook zien als de erkenning van het beroep ‘maker van plans en teekeningen, voor het aanleggen van tuinen en buitenplaatsen‘.
Jan Holwerda
Je vindt ze in de Patentboeken van de gemeente-archieven. Soms zijn die bewaard.
Het woord patent had vroeger meerdere betekenissen, meestal iets van goedkeuring, zoals ‘je loopt er patent bij’ , en dat wordt nog steeds gebruikt. Als nu het woord patent valt denk je al gauw aan een juridische term, die in essentie ook op goedkeuring uitkomt. Dit is de rijkdom van de taal. Joost