Jan-Willem van Velzen reageerde enige malen op het eerdere bericht over de wonderboom van Elswout. Hij heeft een artikel samengesteld op basis van zijn uitvoerige studie ten aanzien van de verschillende afbeeldingen, met zijn gedachten en inzichten, zijn argumentatie en afsluitend een diepgaand stuk over ‘boomsymboliek’. Het lezen meer dan waard en hier te downloaden.
Een fraaie en interessante tekst. Het laatste woord over de Wonderboom is hiermee gezegd?
Met de eindconclusie ‘mogelijk een witte abeel’, daar kan ik mij wel bij aansluiten. Vooral door de plaatjes met die heel oude aftandse bomen die gelijkenis vertonen in hun verval. Toch enkele bemerkingen. Dat het grijsgroene lover (Van Loo) duidt op een (witte) abeel is enigszins speculatief. Een kunstschilder zal vaak erg vrij in zijn interpretatie. Dat een eik alleen verticale holtes heeft: vlak bij mijn huis staat een zeer oude zomereik. Vele jaren geleden is er een tak afgezaagd met een horizontale zaagsnede. Deze is heel langzaam ingewaterd, de tak werd hol en brak af.
Elders las ik dat dat je op de tekening aan de bladvorm kon zien dat het een eik of een populier was. Die conclusie deel ik niet. Ik heb me toevallig verdiept in getekende of geschilderde bomen, en of je daaruit kon afleiden welke boom het was . Zie bv het boek 18e eeuwse aquarellen en tekeningen van Charles Dumas. Er staan talloze bomen in, maar het blijft gokken. Soms kun je wel eens aan de habitus zien welke boom wellicht wordt bedoeld. P.J. Lutgers tekent bomen vrij precies, maar ook daar is het oppassen geblazen. De kunstenaars kennen zich veel vrijheid toe, ze zijn niet aan het registreren.Voor historisch onderzoek kan het van belang zijn welke soort er staat. Wat ik me ook afvraag als ik alle tekeningen van de wonderboom zie, staan in de omgeving van de witte abeel (Populus alba) nog soortgenoten of staat deze boom geheel solitair? Dat is toch wel opvallend dan. JG
Het is mij niet duidelijk hoe je bij een horizontale zaagsnede een tak kunt afzagen die tegelijkertijd horizontaal inwatert. Horizontaal afzagen van een verticale tak leidt volgens mij tot verticale inwatering tenzij je een horizontale tak over de lengte doorzaagt, maar dan heb je een wel heel kunstmatige situatie gecreëerd. Zou er graag een foto van zien zodat duidelijk is of we het over hetzelfde hebben. Overigens kun je met manipulatie van bomen natuurlijk de meest vreemde dingen laten ontstaan. Ik doel uiteraard op min of meer natuurlijke situaties.
De kleuren van Van Loo zou inderdaad speculatief geweest kunnen zijn, ware het niet dat ook Carl Gronemeyer de boom in opvallend lichte kleuren tekent. Bovendien is het toch wel erg frappant dat juist voor zulk opvallend licht loof wordt gekozen als het vrije interpretatie zou zijn. Dat is niet bepaald erg voor de hand liggend kleurgebruik. Hier in mijn bibliotheek hangt een schilderij waarop dat lichte loof eveneens is te zien en waarvan 100% zeker is dat er een witte abeel mee is verbeeld omdat ik die boom zelf nog gekend heb. Dat lichte loof in combinatie met de andere kenmerken – zoals de wijze van uitlopen – maakt dat ik tot die conclusie kom, maar natuurlijk niet de kleur an sich. Het gaat om de combinatie van kenmerken, waarbij het lichte loof wel een belangrijk kenmerk is, en de boomsymboliek en locatie nog een stuk extra ondersteuning vormen.
De opmerking over de bladvorm heeft uitsluitend betrekking op het ‘opvulboompje’ links onder in de hoek bij Overbeek en Van der Meulen. De gelobde bladvorm is bij de bladeren die Overbeek tekent vrij duidelijk te zien, dus dat laat weinig ruimte voor iets anders dan eik. Wat de populier betreft ben ik voorzichtiger en zeg ik op p6 daarom over het (opvul)boompje dat Van der Meulen tekent: “dat qua bladvorm LIJKT op een populierensoort” (en zelfs die voorzichtige uitspraak is op meer gebaseerd dan alleen een oppervlakkige gelijkenis).
ALS dat (opvulboompje van Van der Meulen) een populierensoort zou zijn, dan is het zeer wel voorstelbaar dat het een zaailing betreft van de wonderboom. Zoals gezegd, staat de wonderboom er nu niet meer. Er is bovendien ontzettend veel veranderd sindsdien. Van de vele elzen en essen die er ooit stonden, staat er ook niet meer zoveel terwijl uit advertenties uit het Haarlemsch Dagblad bekend is dat daar hele partijen van verkocht werden.
Met de aanplant van de beuken (vooral na WO II), werd het sowieso voor veel andere boomsoorten een ongeschikt milieu om in te overleven, zeker voor een lichtminnende soort als de Witte abeel. Dus dan is het niet zo heel vreemd om geen abelen meer aan te treffen in de directe omgeving van de plek van de wonderboom, waar tegenwoordig voornamelijk beuken staan en Pontische rododendron. Er staan overigens nog wel abelen op Elswout, deels aangeplant en deels natuurlijk ontstaan.
Respect voor al je onderzoek Jan-Willem. Je schrijft ‘we kunnen voorzichtig concluderen dat het een witte abeel is’. Wellicht! Maar, zoals Wim Meulenkamp opmerkte, het laatste woord is nog niet gezegd over de Wonderboom. Misschien gelukkig maar, want anders is het wonder wat minder.
Mee eens! Ik had ook zeker niet verwacht dat het discours nu zou verstommen en ben altijd blij met een discussie op basis van inhoudelijke argumenten. Dat houdt de geesten scherp. Dus al wie van mening is een betere onderbouwing te kunnen leveren voor een alternatieve hypothese is van harte uitgenodigd om zijn bijdrage te expliciteren. Tot het tegendeel onomstotelijk is bewezen, houd ik echter voorlopig vast aan Witte abeel.
Om er nog een klein woordje aan toe te voegen: ik ben momenteel bezig met een oude tekst waarin sprake is van “de abeel” en die min of meer gelokaliseerd moet worden in de omgeving van … (de plek van) de wonderboom van Elswout! Dat stuk van mijn onderzoek aangaande de wonderboom richt zich nu op datering en betere lokalisering, voor zover dat nog is te achterhalen. Het laatste woord is dus inderdaad zeker nog niet gezegd over de wonderboom. Daardoor blijft er voldoende ruimte voor verder onderzoek en om ons te (blijven) verwonderen.