Akte Jan van der Groen: Bron: Nationaal Archief, Den Haag, Nassause Domeinraad, nummer toegang 1.08.11, inventarisnummer 565 (30) Klik hier hier voor complete akte.
Dat Jan van der Groen werkzaam was als hovenier van de prins van Oranje weten we vooral uit zijn eigen publicatie en uit notariële akten. Onlangs vond ik in de archieven van de Nassause Domeinraad de ‘Acte voor Jan vander Groen als hovenier van Syne Hoochᵗˢ Thuynen op de Cingel’. De Acte is gedateerd op 30 december 1665. Jan van der Groen kreeg tot taak “de thuynen op de Cingel alhier inden Hage […] te beplanten volgens de ordre hem by ofte vanwegen syne Hoochᵗ daer toe te geven, ende voorts deselve wel net ende naer behooren te onderhouden ende gade te slaen, ende verder alles te doen tgeene daer toe staet ende behoort ende dat op de gagie van vierhondert en achtendertich Car. guldens jaerlykx”. Hij kreeg deze betaling sinds 1 januari 1663. Klaarblijkelijk was Jan toen zijn zwager Maerten Blom opgevolgd, die in juni 1662 was overleden.
Van der Groen had vooral een toezichthoudende en adviserende taak en was belast met de inkoop van bollen, planten en bomen. In de notulen van de Domeinraad staat dat met Jan van der Groen “t’accoordt [is] aengegaen [..] te dienen van advys”. Het dagelijks onderhoud was in handen van hovenier Jan Pietersz van der Cley die hiervoor 699 gulden kreeg betaald over een periode van drie jaar.
De thuynen op de Cingel oftewel de “cleynen Thuyn aent binnenhoff” zijn te zien op de kaart Afbeeldinge van ’s Gravenhage In haar Platte Grond Gemeeten en in ’t Koper gemaakt door C.E. En nieuwlyks uitgegeven door Carel Allard uit 1666. De tuin lag naast het Binnenhof (nummer 18 op de kaart) op de plek van de inmiddels verloren gegane Buitenhoftuin van prins Maurits. De Hofsingel was inmiddels gedempt, vandaar waarschijnlijk de naam thuyn op de cingel. Het was een ommuurde, langwerpige tuin met 10 vierkante bedden.
Lenneke Berkhout
Afbeeldinge van ’s Gravenhage In haar Platte Grond Gemeeten en in ’t Koper gemaakt door C.E. En nieuwlyks uitgegeven door Carel Allard (1666) Bron: www.haagsebeeldbank.nl
Leuk gevonden Lenneke, en als (import)Hagenaar de betreffende kaart meteen opgezocht en gevonden. In die vakjes staan diverse figuurtjes en krulletjes. Heeft dat enige betekenis of is dit gewoon een vindingrijk grapje van de tekenaar?
Joost
Dank je wel, Joost. Ik heb het ontwerp van de tuin niet bestudeerd, maar mijn inschatting is dat de tekenaar schetsmatig de bestaande parterres heeft willen weergeven.
Beste Lennek, ik moet zeggen dat ik het altijd wat anders begrepen heb. Zie mijn inleiding over Jan van der Groen, onder het kopje ‘ Wie was Jan van der Groen (ca.1635-1672)’, in de herdruk van ‘Den Nederlandsen Hovenier’ (met voorwoord van Carla S. Oldenburger-Ebbers), Utrecht, 1988, p.11 en 12. Zoals daar beschreven weten we uit het personeelsregister van 1660 dat Jan van der Groen hovenier was van de Prins van Oranje ‘in de tuinen op Cingel’. Waarschijnlijk was hij dit al sinds 1659 en volgende hij toen zijn schoonvader op, Aert Pietersen Blom. Met de tuinen op Cingel zijn volgens Haagse insiders de tuinen van het Oude Hof (Paleis Noordeinde) bedoeld, het winterverblijf van Amalia van Solms, gelegen aan de singel aan de noordkant van de stad, grenzend aan het Oude Hof.
De 10 bedden die jij noemt liggen buiten het Binnenhof, en dat is dan ook de plaats die we tegenwoordig nog steeds Buitenhof noemen. CO
Dag Carla, de documenten die ik tot nu toe heb gevonden in de archieven van de Nassause Domeinraad werpen m.i. een nieuw licht op de zaak. Mijn veronderstelling dat de thuynen op de Cingel niet de tuinen van Noordeinde zijn baseer ik op notulen van de Domeinraad waarin Maerten Blom als hovenier van de thuynen op de Cingel en (als het over hetzelfde werk gaat) als hovenier van de Cleynen Thuyn aent binnenhoff wordt genoemd. In de periode 1660-1672 was bovendien Cornelis van Dijck hovenier van Noordeinde. Tenslotte wordt Arent Colijn in een en dezelfde Acte uit 1680 (en Willem Freylingh na hem in 1700) hovenier van de ’thuynen int Noorteynde alsmede van de thuynen op de Cingel”genoemd. Dus m.i. gaat het om twee verschillende tuinen.
Maerten Blom wordt in de notulen van de Domeinraad ook genoemd als hovenier van de thuynen van de Cingel in januari 1661. Het kan zijn dat Van der Groen tijdelijk zijn werkzaamheden in de thuyn op de Cingel heeft neergelegd; het kan zijn dat zij hebben samengewerkt en dat Van der Groen vooral het toezicht hield en Maerten Blom het dagelijks beheer. Dat moet ik nog verder uitzoeken.
Hoi Lenneke, Ik weet het niet, maar vind het fijn als je het uit gaat zoeken. Ik begrijp alleen niet waarom de tuinen op de Cingel, die dan volgens jou bij het Binnenhof zouden liggen, ‘OP de Cingel’ worden genoemd. Er is daar toch geen sprake van een singel?
Dag Carla, ik ga het zeker verder uitzoeken. Wat mij bijvoorbeeld ook fascineert aan Jan van der Groen is dat ik nog niets heb gevonden in de archieven van de Nassause Domeinraad dat hem aanduidt als hovenier van Honselaarsdijk, terwijl ik wel Acten heb van twee hoveniers die in die periode (1665-1670) verantwoordelijk waren voor respectievelijk de oude en de nieuwe tuin van Honselaarsdijk. Maar wie weet wat ik nog tegen kom.
Verder denk ik dat de tuinen ‘op de cingel’ werden genoemd, omdat ze liggen op de plek van de toen recent gedempte Hofsingel. De weg waaraan de tuinen lagen heette ook De Cingel (nr 21 op de kaart).
De situatie van voor die demping is fraai te zien op de plattegrond/vogelvlucht van Jacques de Gheyn uit 1598
http://www.denhaagzoalshetwas.nl/wp-content/uploads/2012/08/Plattegrond-s-Gravenhage-Jacques-de-Gheyn-1598.jpg
Je onderzoek begint al volle vruchten af te werpen, Lenneke, om in ooft-termen te blijven.
Samenvattend, waar zijn we het over eens? We weten van verscheidene archiefstukken dat Jan van der Groen in ieder geval in 1665 hovenier was van de Prins van Oranje (de latere koning stadhouder). En we weten (ook door jouw onderzoek) dat JvdG hovenier was (van de prins van Oranje) op de Cingel. Welke singel bedoeld wordt is onduidelijk. Het is of de Singelgracht langs Paleis Noordeinde of de Hofsingel die rond het Binnenhof lag.
De tuinlieden in dienst van de prins zullen m.i. in de Prinselijke tuinen (Noordeinde) hebben gewerkt. De tuinlieden die in de tuinen langs de Hofsingel (Binnenhof) werkten, zullen toch in dienst van het Binnenhof (Staten Generaal of Hof van Holland) hebben gewerkt. Is dat niet logischer? CO.
Lekker puzzelen…
Kaarten uit 2e helft 17e eeuw geven de straat Hofsingel met Cingel aan. Op in ‘op de cingel’ kan natuurlijk letterlijk zijn, maar ik meen dat het ook ‘aan’ kan betekenen; en die tuin ligt natuurlijk wel aan de Cingel.
En ik besef best dat de tuin van Noordeinde aan het water de Singel ligt, maar dat komt naar mijn idee toch meer gezocht over dan de tuin aan de straat de Cingel.
De vraag kan ook andersom worden gesteld : waarom zou met ‘Thuynen op de Cingel’ die bij Noordeinde worden bedoeld?
Je schrijft over ‘Prinselijke tuinen (Noordeinde)’, maar de kaart van Elandts uit 1681 geeft de tuin op het Buitenhof aan met De Prinssen Thuyn en die bij het Noordeinde met De Princesse Thuyn. De benaming ‘Prinselijke tuinen’ lijkt daarmee ook bij de tuin op het Buitenhof van toepassing.
En als tuinlieden van de tuin op het Buitenhof betaald zouden zijn door Staten Generaal of Hof van Holland, waarom staat Maerten Blom als hovenier van de ‘Cleynen Thuyn aent binnenhoff’ dan in de notulen van de Domeinraad? Is er een bron die aan geeft dat de hoveniers van de tuin Buitenhof door Staten Generaal of Hof van Holland werden betaald? En ten tijde van Maurits lag daar zijn tuin, werd die dan ook door de Staten Generaal of Hof van Holland betaald?
Nog een puzzelstukje:
Op 25 januari 1679 werd de Acte opgesteld van Arent Bastiaanse Colijn als hovenier van de Thuynen op de Cingel (met terugwerkende kracht sinds 1 mei 1673). Hij kreeg een gagie van 400 gulden en voor “huyr en costgeld van een knecht sesthien stuyvers daechs”. Op 24 januari 1680 werd een Nadere Acte opgesteld voor Colijn als “hovenier van Syne thuynen aen Syne Hoochts hoff int Noorteijnde alsmede vande Thuynen op de Cingel alhier inden Hage”. Zijn gagie gaat omhoog naar 600 gulden per jaar en en hij krijgt voor “huyshuyre ende costgelt” voor twee knechts 32 stuivers per dag. Ik kan slechts concluderen dat het hier om twee verschillende tuinen gaat en dat Noordeinde en de thuynen op de Cingel niet één en dezelfde tuin is.
De eerste puzzelstukjes :
Het is wellicht goed om terug te keren naar de ontstaansgeschiedenis van de tuinen aan het Noordeinde en op de Singel. Frederik Hendrik kocht in 1609 een groot stuk grond (weide) waar hij een tuin liet aanleggen als geschenk voor zijn Moeder Louise de Colingy, de Princessetuin nu Paleistuin. De tuin lag haaks achter het Oude Hof, nu Paleis Noordeinde dat zij vanaf 1591 bewoonde en in 1609 door de Staten van Holland aan haar en zoon Frederik Hendrick was geschonken, ondergetekend door Johan van Oldenbarnevelt.
Naast Princessetuin of thuyn aen t’ Noordeynde noemt David Beck in zijn Dagboek uit 1624 het Prins Hendricks thuyn of Graef Hendricks thuyn.
Halfbroer Maurits kon niet achterblijven en liet spoedig een nieuwe tuin aanleggen over de Hofsingel (slotgracht om het Binnenhof) grenzend aan zijn woonvertrekken op het Stadhouderlijk kwartier.
Constantijn Huijgens citeerde ‘het twee cirkelvormige tuintje van Prins Maurits’ (vrij vert. uit lat.)
Door dit prestigeduel tussen de broers (Frederik) Hendrik en Maurits ontstonden er dus twee zeer ambitieuze tuinen in de Hofstad, een aan het Noordeinde van Hendrik en een op de Singel van Maurits.
De Nassause Domeinraad helpt ons de discussie over de locatie van de Thuyn op de Cingel te beslechten. In de notulen van 13 oktober 1663, met in de kantlijn als onderwerp “Thuyn op de Cingel” is vastgelegd: “Is oock met haere hooch[heit] wegen den thuyn hier aen’t Buytenhoff tegen den Cingel nopende de veranderingen die daer in soude dienen gedaen …”. Verder is nog interessant te melden dat in diezelfde notulen staat dat “den architect Post” de “provisionelen concepten” voor deze vernieuwde tuin heeft gemaakt. Dus waarschijnlijk is de aanleg die op de bovenstaande kaart van Den Haag te zien is een ontwerp van Pieter Post.
Mooi, dat de ligging nu duidelijk is en dat we nu ook weten dat waarschijnlijk Pieter Post die nieuwe tuin heeft ontworpen. Hartelijk dank Lenneke. CO.
Nog een kleine bijdrage :
De Schoonvader van Jan van der Groen, Arent Pietersz. Blom, had waarschijnlijk zijn woon- of werkplaats schuin achter de thuyn op den Cingel. Als Hovenier van Zijne Exellentie mocht hij in 1628 van Frederik Hendrik het erf bebouwen waar de stal van de edellieden van de Prins stond, genaamd de Jonkerstal. Op de bovenstaande kaart zie je links onder in de hoek een doodlopend straatje of plaatsje, de Praktizijnshoek, met aan de westzijde de plek van deze Jonkerstal.
– hier volgt nog een bijdrage, als een beetje eerherstel voor de hoveniersfamilie van Dijck in de kwestie Jan van der Groen, Singel/Noordeinde : –
A.P. Blom trouwde in 1605 in de Grote Kerk te Den Haag, en was een generatiegenoot van zijn collega hovenier (van die andere ’thuyn Aen ’t Noorteynde’) Cornelis Lenaertsz. van Dijck die in 1607 gehuwd was in dezelfde Kerk.
De vroegste vermelding van Cornelis van Dijck als hovenier van de Prins staat in een akte voor de koop van een huis en erf staande in het Noorteinde t.h.v. de Plaats van 14-10-1630, als koper vermeld: Cornelis van Dijck Hovenier van Zijne Excellentie de Prins van Oranje. Mogelijk kocht hij het huis voor zijn gelijknamige zoon Cornelis (van huwbare leeftijd) of als investering, zelf had hij namelijk ‘eene vrye wooninge’ bij het Oude Hof.
Cornelis Lenaertsz. van Dijck wordt als hovenier te Den Haag vermeld bij zijn trouwen in 1607 en in 1616 voor de levering van bomen voor de Buitenplaats Westcamp van Johan van Oldenbarnevelt en in een notaris akte van 1619 opgesteld te Rotterdam.
In zijn opgemaakte testament van 5 december 1641 noemt hij zich Hovenier van Hoff Syne Hoocheyt int Noorteynde. Op 21 december 1659 wordt zijn boedelinventaris opgemaakt ‘Inventaris van Cornelis van Dyck , hovenier van Syn Hoocheyt,en Geertge Florisdr., desselfs huysvrouw, int gemeen hebben beseten en d’voorsz. Cornelis van Dyck d’selve op den 21 Dec. 1659 metter doot ontruympt en naergelaten heeft.’
Zijn zoon Cornelis zal hem opvolgen als hovenier van de ‘Hoven ende Thuynen in ’t Noorteynde’.
Mogelijk is Cornelis van Dijck ‘de oude’ al vanaf het begin bij de opbouw van de Princessetuin betrokken geweest, een bloeitijd met steeds wisselende tuinontwerpen, zijn zoon Cornelis stond aan het einde van deze wervelende periode dat ten einde kwam met het overlijden van Amalia van Solms in 1675 en een akelige stilte achterliet op het Oude Hof, hoewel de tuin zijn deftigheid nog lang zal blijven behouden !
Beste Marcel, je hebt met jouw bijdrage een vraag voor mij opgelost. Ik vermoedde al dat er twee Cornelissen van Dijck waren, vader en zoon, maar wist het niet zeker. Dank! Ik heb wellicht nog informatie over hen die jij nog niet hebt (Acten en reglementen, passages uit de notulen van de Domeinraad). Misschien een idee om een keer rechtstreeks contact te hebben? Mijn emailadres is lenneke.berkhout@gmail.com
Geweldig zoveel reacties en wetenswaardigheden te vernemen over mijn verre voorvader Jan (Johannes) van der Groen. Uiteraard heb ik een exemplaar in mijn bezit van “Den Nederlandsen Hovenier.”
Alle nieuwe gegevens omtrent zijn leven en werk boeien mij bijzonder.
De stamboom van de familie van der Groen kan ik steeds weer een beetje completeren.
Tot 1881 blijft de familie van der Groen de stad Den Haag voor het grootste deel trouw waarna mijn voorouders zich in Amsterdam gaan vestigen.
Door mijn huwelijk in 1965 met de dochter van een hovenier is mij voor de cirkel rond.
Peter Willem Jan van der Groen
Beste Peter Willem Jan, ik heb nog meer informatie voor je. Als je mij jouw emailadres stuurt via lenneke.berkhout@gmail.com, mail ik je die informatie. Lenneke Berkhout