Ik heb de Dutch Garden weblogs gevolgd, Buiten jrg 1908 en de Engelse artikelen gelezen, en ik heb zoiets van ‘dit is een discussie waar iedereen gelijk heeft’. Kortweg, zij die zeggen Dutch Garden bestaat niet want iets als een Dutch style bestaat niet hebben gelijk. Net als zij die zeggen Dutch Garden bestaat wel want Engelse tuinhistorische literatuur staat er mee vol. In mijn beleving is het niet meer, maar ook niet minder, dan een aanduiding, een benoeming. Niet per se een aparte stijl, of een bestaande of ooit bestaande stijl, maar wel een tuin, een beeld, dat zich onderscheidt, dat te benoemen valt.
De eerste mening (bestaat niet) werd aangehangen door Leonard Springer. In zijn artikel (in 2 delen) Dutch Gardens zegt hij er bestaat geen Dutch style, dus geen Dutch Garden. Hij lokte een reactie uit, van S. v. H. die met een zeis door het artikel van Springer heen ging. Iedere tikfout en ieder foutief jaartal wordt belicht en er wordt afgesloten met een groot aantal verwijzingen naar Engelse literatuur waarin wordt gesproken van de Dutch Garden. Of te wel het fenomeen bestaat want de literatuur noemt het. Springer zelf bleef natuurlijk niet achter en komt terug met een reactie waarin hij op zijn beurt de bijl hanteert.
Overigens zijn deze reacties een voorbeeld van verbaal geweld van 100 jaar geleden; nu kunnen we verbaal tekeer gaan, maar toen stond men ook z’n mannetje.
De voorgaande weblog noemt ‘Who knows what a Dutch Garden is?’ met “English ‘Dutch’ gardens exist only in the historicist imagination”. Leuk is dan (vind ik) dat dit mogelijk een variatie is op de titel van een artikel van John Dixon Hunt uit het ook genoemde boek nav van het Dumbarton Oaks symposium uit 1988: ‘But who does not know what a Dutch garden is?’ . Een retorische vraag uit een reisverslag uit 1793. Of te wel, het was toen een ieder meer dan duidelijk waar over je sprak als je het had over Dutch Garden.
Maar als iedereen gelijk heeft, is de voorgaande reeks van weblogs en reacties dan zonder waarde? Nou voor mij niet, uit alle stukje heb ik wel wat opgepikt.
Jan Holwerda
Als mogelijke verbeelding van de regel ‘But who does not know what a Dutch garden is?’ laat John Dixon Hunt een schilderij van de hand van Johannes Janson zien:
Een formele tuin (mogelijk in Noord-Holland), Johannes Janson (1766)
Bron: J. Paul Getty Museum
Maar wie is nu Johannes Janson? Als iemand daar het antwoord op weet, kunnen we de discussie misschien nog voortzetten, maar anders is de uitspraak van Vanessa in een van de vorige weblogs “je kunt er een heel boek over schrijven” wat mij betreft wel een mooi einde. Ik heb niet aan de reacties, maar wel ‘in het veld’ gemerkt dat deze naar voren gebrachte materie toch niet bij alle Cascade-vrienden zó bekend was als men zou denken en dat voor velen, ook voor geïnteresseerden buiten Cascade, weer een deurtje naar een onbekend deel van de Nederlandse tuingeschiedenis is open gegaan. En dat is precies de bedoeling, Weblogs stemmen tot nadenken en actie, en geven als het goed is ook nog een stukje (nieuwe) informatie mee. CO.
Even de Thieme-Becker uit de kast trekken voor wat betreft Johannes Janson, en kijk, deel 18, pp. 399-400, samengevat: 1729 geboren op Ambon en gestorven 1784 in Leiden waar hij ook werkte. Niet enkel schilder maar ook graveur, meer bekend om zijn gravures dan om de schilderijen. Bekend van hem o.a. Kasteel Heemstede uit 1766 in bezit van het Rijksmuseum. Verder gezichten rond Dordrecht en Rotterdam, etc.
WGJMM
Nav van wat Christiaan Kramm hieronder vermeldt, zou je omtrent de topografie van het hierboven afgebeelde schilderij ook kunnen denken dat de buitenplaats (met sterrenbos) zich ergens aan het Haarlemmermeer (Kramm vermeldt als plaatsen van activiteit Hillegom en Lisse) bevond. Zie:”De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters, van den vroegsten tot op onzen tijd”(1857) omtrent [Janson, (Johannes)] het volgende:
JANSON, (Johannes) vader van johannes christianus en pieter janson. – Het is mij duidelijk gebleken, dat de bekende jacobus janson, als kunstenaar, niet heeft bestaan, en al hetgeen bij Immerzeel, en bij alle overige auteurs, aangaande dezen jacobus geboekt is, moet op johannes, den vader, doelen, terwijl ik geloof, dat de geheele misslag door Basan, in zijn Dictionnaire des Graveurs, is begaan, die van de j., jacobus heeft gemaakt, en er, zoo ver ik weet, geene andere beteekening van hem dan j. janson bekend is. – Hij heeft zijn meesten leeftijd te Leyden, tot aan zijnen dood, in 1784 voorgevallen, doorgebragt. – Hij vond daar een ijverig beschermer der kunst, in den vermogenden Heer Mr. J. van Buren, Balliuw van Noordwijkerhout, Hillegom, Lisse en Voorhout, die eene uitgebreide kunstverzameling heeft nagelaten, in 1808 verkocht, en welligt is er geen liefhebber bekend, die meer werk maakte, om fraaije en zeldzame afdrukken van prenten te bekomen, dan hij, zoodat vooral zijne tijdgenooten, als om strijd, er voor zorgden, hem die te doen toekomen, en, natuurlijk, onze
[p. 794]
janson bij hem zeer in achting stond en van nabij met hem bekend was. – De orde, die in deze verzameling heerschte, blijkt uit den Catalogus, daar elk prentwerk eene afzonderlijke portefeuille had, met daarbij behoorende bescheiden, die mij in veel zaken tot inlichting hebben gediend, vooral ten aanzien der familie-betrekkingen van de kunstenaars in zijn tijd, waaruit dan ook het volgende tot opheldering en waarborg moet verstrekken, aangaande de werken der drie janson’s, die bij sommige auteurs door elkander geward en ook bij eenige, allen tot één jacobus gemaakt zijn, Moeilijk is het echter ze, van elkaêr te onderscheiden, dewijl weinig exemplaren beteekend zijn, – Ziehier hetgeen op bl. 208 van den Catalogus staat: ‘papier, eerste drukken, met considerabele veranderingen, welke niet alleen zeer raar zijn, waaronder vele gevonden worden, die genoegzaam uniek zijn, is onder het oog en opzigt van dezen voortreflijken Meester en Landschapschilder, met veel moeite en naauw-keurigheid, bij den anderen verzameld.’ Dan volgt de beschrijving van 74 prenten, met al de verschillende staten, te zamen 244 stuks. Hieronder vindt men de bekende geëtste Twaalf maanden, die gewoonlijk op naam van jacobus worden vermeld, en waarvan bij Heller (L.), en Weigel, Nr. 5495, wordt gezegd op den titel: ‘Naar de gecouleurde Teekeningen van de twaalf Maanden, door j. janson (dus niet jacobus) geteekend en geëtst, berustende in de Collectie van den WelEdelen Heer Kerkmeester van Buren, te Leyden, 1783, en deze staan in den bovengenoemden Catalogus der Teekeningen, Nr. 6, op johannes vermeld, waarbij gevoegd waren de geëtste proefdrukken door denzelfden, op Chineesch papier, uniek exemplaar. – Dit zal toch wel de regte sleutel zijn, om het verdraaide slot voor goed te openen. – In ’s Rijks Museum, te Amsterdam, berust eene schilderij, het Slot te Heemstede, door hem pinx. 1765. – Zijn portret is in klein 4o. door louis bernard coclers zeer fraai geëtst, zittende voor een open raam, met eene portefeuille voor zich, bezig zijnde met het afteekenen van een landgezigt, met vee. Het hoofd is ’t meest bewerkt, de kleederen en het bijwerk zijn luchtig geschetst. Deze plaat is later afgewerkt, en hem een hoed opgezet, zijnde het raam en uitzigt weggeëtst, met donkeren achtergrond. Drie verschillende exemplaren zijn in mijn bezit; als het eerstgemelde, zonder letters; het tweede met l.b. coclers f., en het derde, idem, met j. jarson (sic.) Pictor, en een Latijsch onderschrift. – Er bestaat nog een idem van hem, in prent-teekening vervaardigd, lezende een brief, onder het rooken van een pijp.
Als student moet ik een opdracht maken over J. Janson. Indien iemand nog meer informatie of bronnen weet, zijn deze altijd welkom.