|
Tijdens het zoeken naar gedigitaliseerde literatuur stootte ik enige tijd geleden op Oud-Nederlandsche Tuinkunst van C.H.C.A. van Sypesteyn (1910) en Geschiedenis der tuinkunst van C. L. J. Schaum (1916). Twee werken waar van alles en nog op op aan te merken valt; ze zeggen meer over de schrijver en zijn overtuigingen dan over de tuinkunst. Leonard A. Springer geeft in Onze Tuinen, mei 1922 (nr 45), op zijn geheel eigen zwart-witte wijze aan hoe hij over de boeken denkt. Over het boek van Van Sypesteyn schrijft hij: In hetzelfde artikel is Springer ook heel expliciet over Schaum: En toch vind ik het leuk de boeken ’te hebben’. JH Voor veel meer gedigitaliseerd werk, zie de al dan niet bekende webpage. |
Voor een genuanceerd beeld ( tijdsbeeld) van Van Sypesteyn kijk eens op de site van Kasteel- Museum Sypesteyn of het boek Huismusea in Nederland van C.G. Bogaard en M. Vlierden of Jhr Catharinus Henri Cornelis Ascanius van Sypesteyn door A.D. Wumkes en het boekje Hollandsch Land, Jonkheer van Sypesteyn legt een 16e eeuwse kasteeltuin aan, auts. Irene Dankelman, ir Tammo Smith en André van der Goes.
Dat hele onhebbelijke, idiosyncratische, en ongewild erg grappige boek is natuurlijk een ‘must’. De man wist niet waar hij over schreef (wat altijd een pre is voor vermaak), en was absoluut vooringenomen. Oud-Nederlandsche Tuinkunst was bedoeld als excuus voor de curieuze aanleg op Huis Sypesteyn en daarmee moest alles verketterd worden dat niet was zoals hij het wilde hebben. Over Van Laar’s boek schreef hij o.a. dat de naar zijn ontwerp gemaakte gebouwtjes niet lang stand hielden en dat ‘met hunne instorting dit ziekelijk tijdperk was afgesloten’. Zelden is Van Laar zo aangeprezen bij een poging hem af te kraken.
Zonder het te weten maakte C.H.C.A. van Sypesteyn de grootste folly van zijn eigen huis: hij was ervan overtuigd dat hij op de grond zijner voorvaderen bouwde, maar, zo zegt het verhaal, hij had het mis – jaren geleden zijn de authentieke grondvesten van het échte voorvaderlijk kasteel enige honderden meters verderop teruggevonden. Sypesteyn had dus naast de pot gepiest.
Wim Meulenkamp
Wat een zelfingenomen reactie, dezelfde ingenomenheid waar Van Sypesteyn ook last van had.
Laten we het bij uitwisselen van kennis houden.
O tjeempie, nou is d’r iemand boos omdat ik een mening heb. Meningen mogen niet meer in Nederland, dan ben je zelfingenomen. Grote sorry hoor, ik hou me in het vervolg wel stil.
Wim Meulenkamp.
Wim, ik hoor wel graag jouw mening. En mocht die mij niet passen, dan zij het zo of verscherpt het mijn mening of betrek ik mijn stellingen, maar een verbreding van kennis en gezichtsveld geeft het altijd. Dus NIET afhaken. Enne, ik ga geen petitie starten, maar ik sta niet alleen.
Dat Leonard A. Springer een scherpe pen hanteerde is algemeen bekend. In Onze Tuinen uit mei 1922 kwam ik weer een mooi voorbeeld tegen; zijn beoordeling van Oud Nederlandsche Tuinkunst (1910) van Van Sypesteyn:
‘Zijn gehele uitweiding over de Oude Tuinkunst geeft blijkt van grote partijdigheid en vooringenomenheid, wat hem verhinderde eene nuchtere, onpartijdige beoordeling te geven. Zoo vooringenomen is hij met de oude regelmatige tuinen, dat hij geen oog heeft voor hun gebreken, noch voor het schoone, dat wij nu nog aan den landschapsstijl in parken en tuinen van omstreeks 1780-1850 te danken hebben’.
En over Geschiedenis der tuinkunst (1916) van Schaum schrijft Springer:
‘De schrijver Schaum is nog al op een slechte voet met de geschiedenis en keek te veel door zijn duitschen bril.’