Theekoepel, Balthasar Jooss 1824. Bron: Archief Delft
In het 'groennummer' van Delf (zie weblog 28 juni ) staat de bovenstaande koepel afgebeeld. Het bijschrift vermeldt 'Langs de Haagweg stond een theekoepeltje in eenvoudige Chinese stijl. Tekening Balthasar Jooss 1824'.
Ik wilde graag weten hoe zeker de locatie Haagweg is, want ik 'ken' eenzelfde of soortgelijke koepel in dezelfde omgeving. Wim Weve de schrijver van het artikel kwam met het volgende.
Balthasar Jooss heeft erbij geschreven: '20 JULY 1822 NOORD NAAR DEN HAAG'. De tekening is door het gemeentearchief gerubriceerd onder Haagweg. Deze weg op de oostelijke kade langs de Vliet is de logische weg naar Den Haag. Het jaagpad aan de ander zijde was dat destijds feitelijk niet. Hoe ver de koepel buiten Delft stond (op huidig Delfts, of huidig Rijswijks grondgebied), laat staan wat de exacte locatie was, is niet bekend.
En dan heb ik genoeg trefwoorden voor mijn gelijkende koepel of kun je nu zeggen 'met grote waarschijnlijkheid is de locatie bepaald'?
– navolgende afbeelding is die van Hoornwijk of Hoornwijck
– te Rijswijk
– aan de Jan Thijssenweg, voorheen Vlietweg
JH
Ook omdat 't zo'n mooi plaatje is, enne zijn het slangen of…?
Hoornwijck (Rijswijk) Bron: Beeldbank Rijswijk
De koepel van Hoornwijck (Rijswijk) Bron: Beeldbank Rijswijk
Mijn eerste reactie is Paling, is hier misschien spraken van een link met de palingvisserij?
Vergeet niet dat in veel culturen draken als slangen worden afgebeeld (‘der Wurm’ uit Wagner’s Ring moet je ook als draak zien), en als dit Chinees moet zijn, dan…
Na het koepeltje werd mijn blik direct gevangen door het, op het eerste gezicht, houten hekwerk. Het hekwerk versterkt het wijds gezicht op de omgeving. Prachtig om zo éénvoudig te spelen met de beleving. Geniaal in al zijn éénvoud, ik ga het onthouden…weer wat geleerd vandaag!!!
Deze reactie is een deel van de analyse (n.a.v. deze weblog) door Wim Weve (die akkoord is met het hier op te voeren).
Met een scherp oog voor de details en als bouwhistoricus heeft Wim een en ander aan overeenkomsten en verschillen op een rijtje gezet. Hier de verschillen:
– Op afbeelding Hoornwijck is rechts van de koepel een hekwerk te zien dat op de tekening van Jooss niet voorkomt.
– De wanden bij Jooss zijn uitgevoerd in stijl- en regelwerk met daartussen vlakke ‘panelen’, ongetwijfeld bestaande uit op elkaar aansluitende planken. De wanden bij Hoornwijck zijn mogelijk ook in hout uitgevoerd, maar zijn dat niet overduidelijk. De hoekstijlen zijn bij Hoornwijck zijn zwaarder uitgevoerd en hebben het karakter van een als pilaster.
– Bij Jooss is een verticaal stijltje onder het midden van de vensters aanwezig. Bij Hoornwijck is daar geen stijltje te zien, maar er zijn wel twee stijltjes te zien onder de zijstijlen van het venster.
– Bij Jooss staat de koepel op een grijs gekleurd basement, waarmee waarschijnlijk een gemetselde voet is bedoeld. De borstwering onder de vensters is relatief hoog en strekt zich uit tussen venster en de grijze voet. De onderregel van de houten wand heeft een zelfde dikte als andere regels. Bij Hoornwijck is heeft de borstwering een minder hoog horizontaal paneel, onderbroken door de twee eerder genoemde stijltjes, en daaronder een hoge plint op een onderrand.
– De daklijsten van beide koepels zijn voorzien van lambrequins (ook wel lamberkijns of lambrekijns genaoemd). Het zijn gelobde randen die in hout zullen zijn uitgevoerd. De daklijsten bij Jooss zijn aan de voorzijde 11 en opzij 10 lobben breed, die bij Hoornwijck aan de voorzijde 16, maar opzij 7 lobben breed. Hier wreekt zich het effect dat als men een een dergelijk detail goed wil weergeven men dat onwillekeurig te groot doet en dan niet goed uitkomt met het aantal. Vooral in perspectief, hier bij de zijgevel, zijn er minder lobben getekend dan feitelijk zou moeten. Want uitgaande van een zuiver vierkante plattegrond horen er aan alle zijden even veel lobben aanwezig te zijn. De zijgevels moeten we voor een vergelijking daarom verder buiten beschouwing laten. De voorgevels kunnen wel goed worden vergeleken. Dan valt het op dat het aantal lobben aan de voorzijde bij Jooss duidelijk minder is dan bij Hoornwijck.
– Ook de vorm van de lambrequins verschilt. Bij Jooss zijn de contouren hol gebogen, terwijl die bij Hoornwijck bol zijn gebogen.
– De doorlopende horizontale rand waar de lambrequins van afhangen is bij Jooss veel dikker (hoger) dan bij Hoornwijck
– De bekroning van de nok is bij Jooss zeer duidelijk als een zuivere klassieke, taps toelopende naaldvormige obelisk afgebeeld. Bij Hoornwijck heeft de bekroning echter het karakter van een piron, met een brede kraag, en daarboven nog een recht opgaand gedeelte dat bekroond wordt met een steil ‘dakje’ waarop gepunte stijl staat.
Nog twee redenen waarom het twee verschillende koepels zijn:
– Als Balthasar Jooss de theekoepel van Hoornwijck zou hebben getekend dat hij dat waarschijnlijk wel bij zijn tekening vermeld zou hebben. Die naam stond overduidelijk te lezen op die buitenplaats.
– Als Balthasar Jooss bij de tekening schrijft ‘NOORD NAAR DEN HAAG’, dan heeft hij het over de weg naar Den Haag en zou hij van Delft komende rechtsaf over de Hoornbrug zijn gegaan en niet meer langs Hoornwijck. Voor Hoornwijck langs loopt feitelijk niet de weg naar Den Haag, maar naar Leidschendam of Leiden. Als Jooss langs Hoornwijck zou zijn gegaan is dat een omweg via Voorburg.
Ik durf met zekerheid te stellen dat ik geen expert in oude prenten ben, sterker ik durf mijzelf een leek te noemen.
Daarom een opmerking en/of vraag;
Als ik naar de afbeeldingen kijk dan gaat het in mijn ogen om één ding en dat zijn de slangen/draken/palingen de rest is bijzaak. Is het dan niet een valkuil om de overige elementen als absoluten waarheden te bestempelen? Zouden de overige zaken niet veel meer bijdragen in het complementeren van het plaatje? Het lijkt mij dat met het “zoeken naar de tien verschillen” aan de hand van dergelijke prenten er wordt gezocht naar een beeld wat er nooit geweest is, het is het beeld door de ogen van de kunstenaar.
Hoe kunnen we dergelijke prenten nu het best waarderen?
Als bijna-overbuurman van het fraaie Hoornwijck wou ik me ook even melden. Ik ben het helemaal met Richard eens: zoeken naar de tien verschillen is niet zo erg zinvol, zeker niet als het gaat om twee zulke verschillende tekenaars. Bovenstaande vergelijking gaat dan ook voorbij aan de duidelijk verschillende kwaliteit van de twee afbeeldingen. Beide wekken de indruk niet bedoeld te zijn als architectonische opmeting maar als decoratieve topografische afbeelding, waarbij die van Lutgers het meest betrouwbaar overkomt (als je de verhoudingen van het huis op de prent vergelijkt met die van het echte huis). Van een groot topografisch kunstenaar als P.J. Lutgers mag je verwachten dat hij de koepel redelijk nauwkeurig heeft afgebeeld, terwijl het tekeningetje van die meneer Jooss mij eerder het werk lijkt van een wat brave broodtekenaar – wat Jooss (1772-1834) ook was; hij was tekenleraar aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Naar zijn eigen zeggen was het niet zijn bedoeling om schilders op te leiden, het was voldoende als officieren zich bij voorkomende gelegenheden met penseel en pen konden redden, om een vlug schetsje van het slagveld te maken bijvoorbeeld – kan dat ook de toch wat matige nauwkeurigheid van het koepeltekeningetje verklaren? – zie http://www.collectie.legermuseum.nl/sites/strategion/contents/i004531/arma37%20vaardige%20cadetten%20en%20creatieve%20officieren.pdf). Een aardig plaatje toch, daar niet van, maar het tellen van daklobben en vensterroeden lijkt me gelet op het kwaliteitsverschil tussen de twee afbeeldingen niet aan de orde. Gewoon twee keer dezelfde koepel dus wat mijn bescheiden interpretatie betreft. Overigens wel leuk om te zien dat men kennelijk een rieten dak geen bezwaar vond in combinatie met Chinese decoraties. Je zou het bijna chinoiserierustiek noemen…
Wim Weve heeft een uitstekende opmerkingsgave, en misschien kunnen we daar wat van leren. De gedachte van Richard (zoek de verschillen) kwam onwillekeurig ook bij me op. Ik merk wel een bepaalde overeenkomst op – de verschillen laat ik graag aan Weve over – en dat is dat beide paviljoens pal aan het water staan. In alle bescheidenheid lijkt mij dat toch een doorslaggevend argument, dat het hetzelfde paviljoen moet betreffen, twee verschillende en dan ook nog pal aan het water…..Zou graag vernemen wat Wim Weve daarvan vindt.