Staverden. Onlangs geplaatste nieuwe berceau. Deze loopt tussen boomgaarden en moestuinen door en van parkeerplaats naar bezoekersterras. De Blauwe Regen wordt hier aangeplant. Foto Carla Oldenburger
Cradle
Een tijdje geleden werd ik opgebeld door een vertaler van een Engels boek. Hij was met een tuinbeschrijving bezig en vroeg mij of ik wist wat een cradle betekende, in verband met een tuin of park. Ik kende het woord niet in verband met tuinen, maar begreep het meteen. Dat sloeg natuurlijk op hetzelfde woordgebruik als het woord berceau. En waarom gebruiken de Fransen dit woord berceau? Ga maar eens op je rug liggen in een berceau, dan zie je dat het halfronde hemeltje lijkt op het hemeltje van een wiegje.
Het geheim van een goeie berceau is de juiste hoogte, de juiste breedte, de juiste begroeiing, en het juiste tracé.
De hoogte mag best behoorlijk zijn (soms wel drie tot vier meter); belangrijk is het evenwicht met de omringende ruimtes en andere gebouwen in de nabijheid. De berceau xe2x80x98komt bovendien naar benedenxe2x80x99, omdat bloemen en takken neerhangen.
De breedte is afhankelijk van de hoeveelheid personen die naar verwachting er door zullen lopen. De nieuwe berceau op Staverden is een verbinding tussen parkeerplaats en xe2x80x98kasteelxe2x80x99 en tussen parkeerplaats en bezoekersterras en werknemers en bezoekers zullen vaak naast elkaar in de berceau willen lopen.
De begroeiing (dus de kleur van bloemen en bladeren) is afhankelijk van de kleurencombinaties en de ruimte direct buiten de berceau. In dit verband is ook belangrijk of men denkt aan een xe2x80x98openxe2x80x99 of xe2x80x98dichtexe2x80x99 berceau (d.w.z. met of zonder uitzicht naar opzij).
Het tracé is misschien wel het allerbelangrijkst. We zien maar al te vaak een berceau die leidt van niets naar niets; of van een bepaalde plaats naar een open plek waar niets gebeurt. Ook wordt een berceau nogal eens gebruikt als een toegangslaantje voor een huis of een tuinhuis. Gevolg hiervan is vaak dat een karakteristieke gevel helemaal achter de berceau verdwijnt.
Een cradle of berceau of loofgang is dus wel een tuinsieraad om over na te denken, zowel in het geval van restauratie als in het geval van een nieuwe toepassing. CO.
In aanvulling op de benaming “cradle”: in twee Zeeuwse bronnen vond ik een soortgelijke benaming voor berceau in het Nederlands. We komen het tegen in de Nieuwe Cronyk van Zeeland door M. SMalegange (1696). In zijn beschrijving van de buitenplaats Klarenbeek bij Middelburg (p. 662) noemt hij dat de tuin beschikte over “seer groote Visch-rijkke Vijvers, met een ongemeen schoone Wagen, veel cierlijk latwerk, rontom loopende Wel-beplante Dreven” etc. In hun manuscriptboek Aadelijcke Stam Huyzen, Kasteelen en Lust-Huyzen van Zeeland (ongedateerd, ca. 1700) geven de auteurs K. van Alkemade en P. van der Schelling eveneens een dergelijke beschrijving van Klarenbeek, maar met een toevoeging (p. 46): “schoone visrijke vijvers, een ongemeene wagen of met groen overdekte galerije” enz. We weten nu dus dat wagen synomiem was met berceau.
Ik heb niet kunnen achterhalen of “wagen” hetzelfde is als een wieg, maar ik zou zeggen dat er een verband is. Wie heeft er een etymologisch woordenboek?
De loofgang op Mariëndaal in Arnhem heet de Groene Bedstee. Verder hebben we nu de woorden berceau, cradle en wagen dat mogelijk wieg betekent. Curieus dat de verschillende namen voor een loofgang alle verwijzen naar iets met slapen…
Martin van den Broeke
Een rondgang door Wikipedia, Oxford dictionary, Petit Larousse: Een berceau kan ook een soort slede/raamwerk zijn waarop schepen werden gebouwd, en waarop het schip na gereedheid van de helling het water in gleed. Eén bron vermeldt zelfs dat het woord berceau als wiegje daarvan is afgeleid, omdat die scheeps-slede zo’n hoge wanden heeft net zoals dat voor een wiegje nodig is. Een berceau is in de architectuur een half cylindervormig gewelf (Fr. voûte), de definitie voor een berceau als loofgang noemt men (Larousse) een ’treillage en voûte’). Treillage is hetzelfde als het Engelse trellis ofwel latwerk. Er is dus een relatie met de architectuur benaming. Overigens kennen we in de Nederlandse taal ook tal van woorden die totaal afwijkende betekenis kunnen hebben, daarom is een duik in de etymologie niet nodig dunkt mij. En of ‘wagen’ werkelijk een synoniem is voor een berceau zoals Martin stelt vereist verificatie.
JG
Ik heb een etymologisch woordenboek (Van Dale, Utrecht/Antwerpen, 1991). Het woord wagen geeft het volgende : 1)[riskeren] middelnl.wagen; afgeleid van waag (weegtoestel); 2)[in beweging zijn]middelnl.wagen (vgl. bewegen); 3)[voertuig] middlnl. wagen; van het tweede lid van bewegen.
Als we onder wieg kijken, 1)[kinderledikant]middelnl.
wi[e]ge, middelnl. wege. Behoort [eveneens]bij het tweede lid van bewegen. Dus wagen en wieg hebben de zelfde afkomst. Hetzelfde woordenboek zegt over berceau dat dit woord van keltische herkomst is, vgl. iers bertaim {ik schud, schommel]. Al met al heeft het woord dus te maken met bewegen en niet met slapen, maar natuurlijk wel met in slaap “wiegen”.CO
Ter aanvulling op Carla’s reactie en ter samentrekking van de door haar gegeven oorspronkelijke Ierse betekenis van ‘bertaim’ (schud, schommel) en de term ‘wagen’: het vroeg middelnederlands woordenboek geeft onder het lemma ‘waghen (III)’ de betekenis “schudden, trillen, wankelen”. Daarmee lijkt een van de oorspronkelijke betekenissen van ‘wagen’ overeen te komen met de oorspronkelijke betekenis van ‘berceau’.
De bron is Westvlaams, eind 13de eeuw. Er staat ook een citaat bij, maar het vroegmiddelnederlandse Westvlaams is nog net iets ondoorgrondelijker dan het hedendaagse, dus ik ga af op de betekenis die de kenners eraan geven. Van West Vlaanderen naar Middelburg lijkt me een kleine stap, maar er zit natuurlijk wel een paar eeuwen tussen.
Overigens geeft hetzelfde lemma nog een andere betekenis die je liever niet met een berceau associeert: “loszitten”. Men stelt echter dat dat vooral betrekking heeft op tanden.
En als aanvulling op mezelf (sorry): is er de term ‘wagenhuif’, veelal gebruikt voor de linnen doek waarmee het houten skelet werd overtrokken, maar in 1660 gebruikt Vondel de term als benaming voor het houtskelet zelf (bron: WNT):
“xe2x80x94 Noch levert ons dat woudt Cypres, en ceder, daer de mensch zijn huis van bout. De lantman weet ‘er wiel en spaecken af te draeien, Zaeght wagenhuiven (tympanum plaustris), dicht voor regenen en waeien, En hout de lange kiel uit deze houte stof, VONDEL 8, 227 [1660].”
Denk aan een huifkar, tover tegelijkertijd een berceau voor het geestesoog en de overeenkomst in vorm is treffend. Daarbij komt het door Joost genoemde traliewerk ook hier om de hoek kijken. Blijft Joosts wens om het gebruik van de term ‘wagen’ in het door Martin genoemde citaat te verifieren nog steeds overeind, maar in theorie zie ik dat wel zitten. Nu nog een contemporaine huifkar vinden…
HvdE
Ik was in Speciale Collecties van Wageningen (wilde een en ander niet digitaal, maar echt doorbladeren) en daar viel mijn oog op iets dat me aan deze oude weblog over berceau – loofgang – wagen deed denken.
In De veltbouw ofte lantwinninghe : inhoudende eene rechte wel bestellinghe eenes hofs te bouwen…, van C. Estienne en J. Liebault uit 1588 staat: ‘…/ghelijck een loove oft somerhutte; want de waghens costen te vele van onderhouden‘.
In een latere versie (1662), onder de titel Hof-stede en landt-huys, staat: ‘…/gelijck een Lobe of Somerhutte; (want De Wagen kosten veel van onderhouden)‘.
Overigens zijn de boeken een vertaling van een versie van L’Agriculture et Maison rustique van de hand de bovengenoemde Fransen C. Estienne en J. Liebault.