Vogelvluchten met randprenten

Ik bladerde online door een nummer van Caert-Thresoor uit 1982 met een artikel van Van der Wyck. Een artikel over vogelvluchten en randprenten van buitenplaatsen (zie hier). Met niet alleen achtergrondinformatie, maar ook het voornemen om dat type materiaal van een serie buitenplaatsen te publiceren. Herpublicatie van materiaal dat eerder rond met name 1700 verscheen. Volgens mij zijn er in de jaren 80 zes dunne mappen verschenen. In het artikel bracht hij 20 beoogde buitenplaatsnamen naar voren.

Ik ben maar eens online in beeldbanken e.d. gaan grasduinen. De bovenstaande afbeelding van Het Loo is de meest letterlijke invulling van een vogelvlucht met randprenten. Vogelvluchten en prenten verschenen ook los van elkaar. De prenten werden ook wel tot boekjes per buitenplaats gebundeld. En een enkel boekje omvat prenten van meerdere buitenplaatsen. Voor weer andere buitenplaatsen bestaat er alleen een serie van prenten die los staat van een ook bestaande vogelvlucht. Van een aantal buitenplaatsen bestaat slechts één exemplaar van de combi vogelvlucht en randprenten (Bijdorp, Duivenvoorde, Leeuwenburg en Sparrendaal).

Eerst het voorbeeld Het Loo (Apeldoorn), van Romeyn de Hooghe (1690-1694). Een ‘losse’ vogelvlucht is die van Cornelis Danckerts (I), naar Isaac de Moucheron (ca. 1694-1701) en de prenten zijn gebundeld verschenen in een uitgave Petrus Schenk (1702). Eerder vervaardigde Romeyn de Hooghe de zeer fraaie vogelvlucht en serie afbeeldingen van Edingen / Enghien (BE)  (ca 1685). Voorbeeld van een bundeling van materiaal van verschillende buitenplaatsen in één band vormt Tonneel van Nederlandse lusthooven (1718). Een tweede is deze.

Hieronder op alfabetische volgorde een serie andere buitenplaatsen:

Bijdorp (Voorschoten) anononiem (ca. 1700) (zeer zwaar bestand, geduld… denkbaar alleen na download te zien).

Cleve, in uitgave Petrus Schenk (1715)

Clingendael (Den Haag), door Daniël Stopendaal (ca 1700)

De Voorst (Eefde), in uitgave Petrus Schenk (ca 1700), idem

Duinrell (Wassenaar), in uitgave Petrus Schenk (ca 1700)

Gunterstein (Breukelen), divers (ca 1690)

Hof te Dieren (Dieren) in uitgave Petrus Schenk (ca 1700), idem

Honselaersdijk (Honselersdijk), in uitgave Cornelis Danckerts (ca 1690), Isaac de Moucheron

Huis ten Bosch (Den Haag), divers (ca. 1690), in uitgave Anna Beek (1717), idem

Huis ter Nieuburch (Rijswijk), in uitgave Petrus Schenk (ca 1700), idem

Huis ter Meer (Maarssen), door Hendrik de Leth (1735-1745)

Kasteel Duivenvoorde (Voorschoten), anon?

Kasteel Heemstede (Houten), door Isaac de Moucheron (1695-1700), idem, idem, idem

Kasteel Rosendael (Rozendaal), door Jan Smit (1718), idem, idem

Leeuwenburg (Driebergen-Rijsenburg), door Henrik de Leth (verm. voor 1728)

Middachten (De Steeg), door Hendrik de Leth / Adof van der Laan (1725-1731), idem

Sion (Rijswijk), door anon / Pieter van Call (ca 1725), vogelvlucht

Slot Zeist (Zeist), door Daniël Stoopendaal (1695-1702), idem, idem

Soestdijk (Baarn), divers (1695), uitgave Gerard Valk

Sparrendaal (Driebergen-Rijsenburg), door Adolf Verrijk (1758), zwart-wit uitsneden in meer detail.

Zuylestein (Leersum), door Daniël Stoopendaal (1711-1713), idem

Zorgvliet (Den Haag), door Johannes van den Aveele (1691-1698), idem

 

 

Tuinhuisjes en bijschriften

Dat Delpher veel moois brengt is allang duidelijk. Hier ook weer een voorbeeld. Het boek Bouwkunst in de stad en op het land van Herman van der Kloot Meijburg uit 1917 (en de 2e vermeerderde druk uit 1918). Ik heb slechts gebladerd, hier en daar een stukje gelezen en de foto’s gekeken. Die foto’s zijn geweldig, maar de bijschriften doen er niet voor onder. Heerlijk zijn uitgesproken beoordeling van al die gebouwen, gebouwtjes en overige objecten. Nu, een eeuw later, oordeel je soms heel anders 🙂 Een deel van tekst en foto’s gaat over tuinhuisjes.

Ook tegenwoordig worden er nog vele tuinhuisjes gebouwd, doch meerendeels van hout; de tijd der steenen tuinhuizen schijnt voorbij en de zin hiervoor verloren geraakt. Die houten getimmerten van onzen tijd kunnen echter bezwaarlijk als een verhooging van ons landelijk schoon worden beschouwd. Niet alleen, dat hun plaats gewoonlijk verkeerd gekozen en hun aansluiting bij de omgeving gebrekkig is, ook de vormgeving laat veelal te wenschen over, en niet zelden zijn zij een kwelling voor het oog.

Hierboven en onder enige fotovoorbeelden met bijschrift.
Blader zelf, online of download het boek; zie hier.
Jan Holwerda

KNOB themanummer Buitenplaatsenlandschappen

(OVERGENOMEN)
‘In deze publicaties worden individuele buitenplaatsen niet alleen bekeken in samenhang met hun directe omgeving (tuin, park, landschap), maar ook op regionale schaal; als landschapsarchitectonische ensembles van meerdere buitenplaatsen, landgoederen en kastelen in samenhang met hun ruimtelijke context.’

‘Als opening presenteert Hans Renes vanuit een historisch­-geografisch perspectief een overzicht van de historische ontwikkeling van de term ‘buitenplaats’ en van de buitenplaatslandschappen in Nederland. Vervolgens vat Hanneke Ronnes de historiografie van het onderzoek naar buitenplaats­landschappen samen en geeft zij enkele wenken voor toekomstig onderzoek. Elyze Storms­-Smeets neemt het buitenplaatsenlandschap Gelders Arcadië als aanleiding voor een sociaal­-geografische benadering voor het begrijpen van buitenplaatslandschappen. Paul Thissen schetst de ontwikkeling van de overheidsbemoeienis met buitenplaatsen en landgoederen in Gelderland. Tot slot introduceert Steffen Nijhuis een regionale ontwerp­benadering waarin de historische gelaagdheid en landschappelijke structuur als basis dienen om de veerkracht en het aanpassingsvermogen van buitenplaatslandschappen te vergroten.’

Het KNOB nummer het gehele nummer en de losse artikelen zijn is downloaden, klik hier.

Natura ARTIS Magistra

(OVERGENOMEN)
‘Artis-hoogleraar’ Erik A. de Jong kreeg tijdens zijn professoraat aan de Universiteit van Amsterdam landelijke bekendheid door zijn inzet voor de Amsterdamse dierentuin. De Jong bekleedde de functie van bijzonder hoogleraar aan de leerstoel Cultuur, Landschap en Natuur elf jaar lang, met grote toewijding. De relatie tussen cultuur en natuur, de positie van de mens in de natuur en de betekenis van tuin, park, landschap en groen erfgoed vormde de rode draad in zijn onderwijs en onderzoek.
Als adviseur leverde hij een essentiële bijdrage aan de transformatie van Artis in de afgelopen jaren. Hij vergrootte de aandacht en waardering voor dit erfgoed met zijn belangrijke 19de-eeuwse gebouwen, planten, bomen en tuinen in combinatie met de natuur- en kunsthistorische collecties.
Onderzoekers en collega’s uit binnen- en buitenland brengen in deze bundel een hommage aan de emeritus hoogleraar met bijdragen over Artis en de relatie tussen cultuur, landschap en natuur.’

Lenneke Berkhout, Sandra den Dulk, Imke van Hellemondt, Harry J. Kraaij & Els van der Laan-Meijer (red.), Natura ARTIS Magistra. Verhalen over cultuur, landschap en natuur, Hilversum, 2021, ISBN 9789087049751, pp. 185.
BestellenInzien.

 

Tuinkoepels. Een Nederlands verschijnsel

(OVERGENOMEN)
‘Ze zijn het beeldmerk van het buitenleven op Nederlandse buitenplaatsen: tuinkoepels, ook wel koepels, theekoepels of tuinhuizen genoemd. Ze staan in parken, langs lanen, wegen, vaarten en rivieren en spreken tot de verbeelding, herinneringen oproepend aan het plezierige buitenleven van welgestelde stedelingen in vroeger tijden. Het bekendst zijn tegenwoordig de koepels langs de Vecht. Maar ook op andere plaatsen in ons land zijn koepels te vinden, terwijl er nog eens talloze verdwenen zijn.

In dit boek belichten acht auteurs verschillende aspecten van de koepel. De bundel opent met, hoe kan het ook anders, een overzicht van koepels en tuinhuizen langs de Vecht, door Juliette Jonker-Duynstee. De buitenplaatsen langs deze rivier zijn iconen van de geschiedenis van het Nederlandse buitenleven van de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw en de koepels zijn bij een breed publiek bekend als uitingen van dit cultuurverschijnsel. Dat niet alleen op buitenplaatsen koepels stonden, maar ook in pleziertuinen dicht bij de stad, blijkt uit de volgende drie artikelen. Martin van den Broeke laat zien hoe even buiten de stadssingel van Rotterdam een grote hoeveelheid pleziertuinen met hun tuinhuizen tot stand kwam, gelegen aan lange lanen die hun eigen regels kenden. Patricia Debie gaat in op de ontwikkeling van koepels langs de Utrechtse Maliebaan en toont aan dat in het huidige straatbeeld en in de vormgeving van negentiende-eeuwse stadsvilla’s nog zichtbare herinneringen aan die tuingebouwen zijn aan te treffen. Christiaan Schrickx presenteert een koepel in Hoorn die is gereconstrueerd op basis van archeologisch onderzoek. Dit is een zeldzame herinnering aan de ooit zo talrijke pleziertuinen met koepel buiten deze IJsselmeerstad. Gezamenlijk beschrijven deze artikelen een vorm van buitenleven die tegenwoordig grotendeels aan de aandacht van onderzoekers ontsnapt en die zijn uiting vond in de koepel. Wim Meulenkamp behandelt een bijzondere vorm van gebruik van een koepel, namelijk als schrijfhut of tuinbibliotheek. Dit laat zien dat het verpozen in de koepel meer omvatte dan het thee drinken waaraan deze gebouwen tegenwoordig hun naam ontlenen. Toen in de negentiende eeuw de stedelijke burgerij naar hun nieuw aangelegde villaparken en nieuwe woonwijken trok, nam ook de vraag naar tuingebouwen toe. Jan Holwerda bespreekt een aantal leveranciers die tuinhuizen op bestelling leverden, als bouwpakket. Hoe waardevol koepels voor het huidige landschap zijn en tot welke fraaie resultaten restauraties kunnen leiden, laat Anton Nuijten zien aan de hand van twee voorbeelden in Woerden en Oudewater.

Tezamen bieden deze artikelen een caleidoscopisch beeld van een cultuurverschijnsel waarvan tegenwoordig nog maar een fractie over is van de rijkdom die er was. De combinatie van verschillende inzichten – naast geschiedenis en kunstgeschiedenis ook literatuur, stedenbouwkunde, archeologie en interieurgeschiedenis, maakt duidelijk hoe rijk dit erfgoed is, als onderzoeksmateriaal, als doorkijk naar het verleden en ook voor het landschap van nu.’

Martin van den Broeke en Wim Meulenkamp (red.), Tuinkoepels. Een Nederlands verschijnsel, Utrecht, 2021, ISBN 9789463013666, €24,50, pp. 198.
Inzien en bestellen.

Inhoudsopgave:
Inleiding: Koepels, een verkenning
Martin van den Broeke en Wim Meulenkamp

Speelhuisjes aan de Vecht
Juliette Jonker-Duynstee

Langs de Eendrachtslaan in Rotterdam. Koepels als buitenverblijven aan de rand van de stad
Martin van den Broeke

Van tuinpaviljoen naar koepelkamer. Geschiedenis en ontwikkeling van de Utrechtse Maliebaan
Patricia Debie

De theekoepel van Buitenvreugd. De geschiedenis en archeologie van de buitenhuizen en tuinen rondom Hoorn
Christiaan Schrickx

‘Met schrijftuig en met boeken…’. Koepels, schrijfhutjes en tuinbibliotheken in Nederland en daarbuiten
Wim Meulenkamp

Zomer- en tuinhuisjes in de periode 1860-1920 en hun leveranciers. De ‘democratisering’ van de koepel
Jan Holwerda

Theehuizen in Woerden en Oudewater
Ed van Keimpema en Anton Nuijten

Mallejan op Huis te Manpad


Foto’s Monique Shaw

Op Huis te Manpad (Heemstede) werd een gevelde eik afgevoerd met een mallejan. Niet alleen werden er foto’s geschoten, door Monique Shaw. Ook moet er een film komen. Een film met het in handkracht omzagen van de eik, het verzagen van de stam in de houtzaagmolen De Heesterboom in Leiden en het verwerken van het hout op de scheepstimmerwerf Klaas Hennepoel in Warmond. Al het transport gaat op een boot over de Leidsevaart/Haarlemmertrekvaart, waar ook nog een stukje gejaagd gaat worden.
Dit geheel in overeenstemming met krantenadvertentie’s uit 1853/54 waarin sprake is van een ‘Houtverkooping op de Hofstede ’t Huis te Manpad‘ van  ‘buitengewoon zware eiken geschikt voor scheepsbouw‘ … ‘Alles zeer gelegen voor den vervoer te water‘.
Natuurlijk wordt als afsluiting ook het planten van de nieuwe laanbomen gefilmd.
(met dank aan Hein Krantz)


Opregte Haarlemsche Courant 28-11-1853