Tuinbouwtentoonstelling Amsterdam (1877) (Bron: Stadsarchief Amsterdam)
Eigenlijk nooit bij stil gestaan. Het opbouwen en runnen van een tentoonstelling moet natuurlijk worden gevolgd door afbraak. Gaat alles weer terug naar de inzender? Blijft veel achter en wordt dat vernietigd? Of zijn er nog andere mogelijkheden? Ja dus.
‘De tentoonstelling van internationalen tuinbouw’ van 13 april tot 2 mei 1877 te Amsterdam werd afgesloten met een tuinbouwloterij. Men hoopte 100.000 loten te verkopen, à ƒ 1. Het werd ruim de helft. Er waren ‘7140 prijzen waaronder velen ter waarde van ƒ5, ƒ 10, ƒ 25, ƒ 100, ƒ 250, ƒ 500, ƒ 1000, ƒ 2500, ja zelfs een hoofdprijs ter waarde van ƒ15.000.’
De hoofdprijs was de wintertuin of ‘groote plantenkas’ van de firma Baetens.
Die hoofdprijs was de plantenkas of wintertuin van de firma Baetens & Cie uit Brussel-Schaerbeek. De tweede prijs was de ’tuinkoepel van gespleten rotting en gebogen hout’ van de firma Schliessmann uit Cassel.
Ik weet niet wat er voor de firma’s tegenover stond, maar hun namen staan wel foutief in de bij de tentoonstelling behorende catalogus. Ze staan er in niet alleen met de correcte namen in, maar in een beschrijving van de tentoonstelling ook als Baltens en Schliepman.
Eerst werd beweerd dat de hoofdprijs door een inwoner van Amsterdam was getrokken; iemand die op een kamer / bovenwoning woonde. Daarna bleek het getrokken lot van een groothandelaar te Dordrecht, die zou zijn prijs waarschijnlijk in een openbare veiling brengen meldde de krant.
Twee weken later valt inderdaad te lezen ‘De groote wintertuin van de tuinbouwtentoonstelling, die ƒ 20.000 heeft gekost, heeft in veiling ƒ 2600 opgebracht.’
Jan Holwerda
Het prieel van Carl Schliessmann, de tweede prijs.