Singels en ronde grachteilanden bij Leusdense buitens


Studie van de vereenvoudigde vormen van de drie buitenplaatsen, naar voorbeeld van de kaart uit 1832 en een tekening van Stoutenburg eind 18e eeuw. Voor het overzicht heb ik de figuren met de top naar boven geplaatst. In werkelijkheid liggen de figuren met hun top in oostelijke richting en met de basis naar het westen. Het ronde grachteiland van Stoutenburg is in 1832 een schiereiland, maar mogelijk in eerder jaren een eiland. Het eiland van Emelaar lijkt niet helemaal zo rond te zijn geweest op de bovengenoemde kaart.

Bij mijn onderzoek naar buitenplaatsen in Leusden kom ik een aantal zaken tegen die vragen oproepen.
1. De buitenplaatsen Stoutenburg, Emelaar en Zandbrink hebben allen een rond grachteiland binnen een groter terrein, dat een geometrische vorm heeft. Bijzonder hierbij is ook de variatie aan geometrische vormen: een ovaal, een rechthoek en een driehoek. Bestaan er meer buitenplaatsen in Nederland met dergelijke vormen van een rond huiseiland in een geometrische vorm?

2. De hiernaast geplaatste kaart is een uitsnede uit de Carte von Utrecht von F.L. Güssefeld uit 1787. Er is geen legenda bij de kaart. Weet iemand wat de symbooltjes van Stoutenburg, Emeren (Emelaar) en Santbrinck precies betekenen? Met andere woorden, kent iemand de legenda wel?
Van Emelaar en Stoutenburg is het heel zeker dat er een buitenplaats rond die tijd was, dus dat zal de betekenis van dat symbooltje zijn. Zandbrink is wat onduidelijker, wat zou dat kruis bijvoorbeeld betekenen? Dat de buitenplaats is verdwenen?

3. De buitenplaatsen die ik onderzocht, hebben allen een gracht om het huiseiland en een gracht rondom de buitenzijde van het buitenplaatsterrein. (of langs een deel daarvan, Zandbrink en Zwanenburg). Deze worden ‘Singels’ genoemd, in de volksmond (Zandbrink) of in de administratie van de rentmeester (Emelaar), of in een akte (Stoutenburg). Ook Zwanenburg had een singel, in de volksmond de Kuperssingel en later werd deze naam overgenomen bij de inrichting van de nieuwe woonwijk. Ik ga er vanuit dat de naam ‘De Singel’ komt van ‘omsingelen’, oftewel lopende langs de buitenrand? Want hebben de singels van de steden ook niet ooit die betekenis gehad, de afbakening van de buitenrand van de stad?

Lia van Burgsteden, tuinontwerpster, bestuurslid en lid werkgroep ‘Buitenlui’ van de Historische Kring Leusden


De Kuperssingel lag eveneens langs één van de buitenranden van de buitenplaats Zwanenburg. Deze singel liep door tot aan de Grift, om via deze watergang het waterpeil van de grachten van de buitenplaats te regelen.


De erven van de boerderijen en de voormalige huize of slot Emelaar op de kadastrale kaart van 1832. In 1819 was er nog sprake van dat er een huize Emelaar was, maar die is kennelijk in de tussentijd verdwenen. Het lijkt erop dat de huize of slot steeds op het omgrachte vierkante terreintje heeft gelegen. Vermoedelijk heeft er op het ronde terreintje een koepel gestaan. In de inventaris van huize Emelaar, na het overlijden van de eigenaresse in 1819 en bewoonster van huize Stoutenburg, staan ook wat meubeltjes die in tuinhuizen stonden: zes stoelen een hangoortafel, een hoekbuffet met fontein en bak en nog wat spulletjes die je nodig hebt bij het theedrinken, zoals een theestoof en een tabakscomfoor. Er woonde toen een huurder in het slot of huize zelf, maar kennelijk had Lucia van Lilaar nog een kamer of theekoepel op het erf Emelaar staan, al staat er niet bij vermeld dat zij iets dergelijks zelf gebruikte. Zij had op Stoutenburg haar herenhuis met landgoed.

Dekema State Jelsum

(OVERGENOMEN)
De rijke geschiedenis van het slot Dekema State, dat in het oude Friese terpdorp Jelsum staat, gaat terug tot de late middeleeuwen. Geruime tijd bestaat er een band tussen de state en het Stadhouderlijk Hof in Leeuwarden. In het begin van de negentiende eeuw krijgt het huis de functie van buitenplaats. Vervolgens revitaliseren twee generaties van opvolgende landheren het complex weer tot landgoed. In deze ‘geschiedenis van de lange duur’ weerspiegelt zich de voor Friesland kenmerkende band tussen voornaam buitenleven en grootgrondbezit. Al meer dan honderd jaar ontneemt een hoge muur het zicht vanuit het dorp op tuin en huis. In dit boek kijken de auteurs op verschillende manieren achter die muur: ze brengen de geportretteerden tot leven, verhalen de band tussen state en dorp en belichten de waarde van dit bijzondere landgoed als Fries historisch erfgoed.

Yme Kuiper en Sjoerd Cuperus, Dekema State Jelsum. Biografie van een landgoed, Reeks Adelsgeschiedenis XIX, Gorredijk 2020, ISBN 9789056156015, € 49,90, 704 pp.

Watervallen van Springer


Rots en waterval, van Leonard Springer, op de Algemeene tentoonstelling te Haarlem in 1889 (Bron: Noord-Hollands Archief groot1 groot2)

Niet onbekend is de foto van de 10 meter hoge rotspartij en waterval op de 35e Algemeene tentoonstelling van vee, voortbrengselen van en werktuigen voor den landbouw georganiseerd door de Hollandsche Maatschappij van Landbouw van 11 tot 16 september te Haarlem; op het grasveld ten zuiden van den Haarlemmerhout. Toch nog even naar voren brengen, want indrukwekkend blijft het.

Op 5 september 1889 viel te lezen: In den hoek is door den tuinarchitect Leonard Springer voor rekening van den heer Visser van Hazerswoude, voorz. van het hoofdbestuur, een 10 meter hoog rotsgevaarte opgesteld, met groene heesters overvloedig beplant, en waarvan een waterval afstroomt. Het noodige water wordt verkregen door een diepe put op het terrein gegraven, waaruit het door middel van stoomkracht tot een hoogte van 10 meter wordt opgevoerd. Deze rotspartij met waterval maakt een prachtig effect tegen het hooge geboomte van de Spanjaardslaan.

Genoemde financier was advocaat en politicus Dirk Visser, heer van Hazerswoude, eigenaar van de buitenplaats Westerhout (Heemstede) en voorzitter van de tentoonstellling-organiserende Hollandsche Maatschappij van Landbouw.


Gouden medaille voor Leonard Springer (Bron: Teylers Museum)

Springer ontving een gouden medaille voor zijn waterval. Een extra bestuursprijs, ook een gouden medaille, was er voor ‘stoommachine en pompmachine tot opvoering van het water voor den waterval (200.000 liters water per uur)’. Een andere krant omschrijft het anders ‘een gouden medaille voor de locomotief, die het water voor den waterval naar boven bracht.


Rots en waterval, van Leonard Springer, op de Voedings tentoonstelling te Amsterdam in 1887 (Bron: Noord-Hollands Archief

Twee jaar eerder stond Springer ook al met een waterval, toen 4 meter hoog, op twee in tijd aansluitende tentoonstellingen te Amsterdam: ‘Een der zijzalen aan de westzijde van het gebouw, is als serre ingericht Aan de zuidzijde is men thans bezig met het aanbrengen van een rots van welker top een waterval van 4 meter zich in een bassin zal neerstorten. Zware blokken natuurlijke steen (Andernachsche lava) worden als constructie-material gebezigd. Bloemen en heesters zullen het geheel bedekken. Het zou te wenschen zijn dat dit fraaie werk, onder leiding van den heer Sprenger [sic] aangebracht, niet uitsluitend voor de bloemen-tentoonstelling bestemd bleef, zooals aanvankelijk bepaald is, maar dat het in stand gehouden wordt om ook by de voedings-tentoonstelling tot opluistering te dienen.

In p. 30 in Constance D.H. Moes, L.A. Springer Tuinarchitect Dendroloog 1855-1940 (2002) staat een foto met bewuste waterval. Het is dus niet de Internationale Tuinbouwtentoonstelling zoals het bijschrift aangeeft.
Jan Holwerda

Plek op de kaart te koop


De gemonteerde bladen van de Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht (1743), Bernard de Roij (Bron: Universiteit Utrecht)

De eerste versie van deze kaart, Tabula nova provinciae Ultrajectinae (1715), kwam al eens ter sprake in ’t Burghje bij Odijk met een grootse tuin, maar … alleen op kaart. Nu even de tweede druk onder de titel Nieuwe kaart van den Lande van Utrecht (1743).

Daar staat de gedachte parkaanleg van ’t Burghje bij Odijk niet op maar wel een aansprekende advertentie: ‘Indien iemands Hofstede, of Hofsteden in deze Kaart nog mogte manqueren, en hy de zelve gaarn daar in wilde gebragt hebben, die gelieve zig ten dien eynde t’adresseren tot Amsterdam aan Cóvens en Mortier, welke presenteere omme zoodanige Hofstede of Hofsteden in deze Kaart te laten snyden, wanneer aan haar de nette cituatie van de zelve werde ter hand gestelt; of aangewezen; mitz dat alvoorens daar voor werde betaalt den beloop van een complete Kaart, volgens de gestelde prys: des zoo zal na het insnyden van het begeerde, zonder betalinge wederom kunnen genieten een compleet exemplár van deze Kaart.’

Je kon je dus als het ware inkopen. Een soortement van ‘ik sta op kaart, dus ik besta’, vrij naar Descartes. Op grond van de legenda valt dan te kiezen uit: Riddermatige Huizen, Adelijke Huizen en Hof Steden.

Bekijk vooral de fraaie versie van Universiteit Utrecht. De tot een grote kaart gemonteerde bladen ziet u hier. Met de pijltjestoetsen linksboven is door de losse bladen te bladeren.
Jan Holwerda

Twee tentoonstellingen in Leeuwarden

(OVERGENOMEN)


Fryske skatten yn it grien (Bron: twitter Tresoar)

Fryske skatten yn it grien
De tentoonstelling Fryske skatten yn it grien (Friese schatten in het groen), vanaf 13 juli bij Tresoar te zien, over stinzenflora en states.

Friese states transformeerden door de eeuwen heen van verdedigbare torenstinzen tot weelderige states met bijbehorende lusthoven. De states waren eigendom van Friese adellijke families die hun belangstelling voor wetenschap en cultuur kenbaar maakten door de architectuur van hun huis, de inrichting van het huis en het ontwerp van de tuin of het park. In de 19e eeuw zorgde onder andere versnippering van het bezit door nieuwe wetgeving en hoge onderhoudskosten ervoor dat de meeste states in de 19e eeuw werden afgebroken.

Onlosmakelijk verbonden met de states is de stinzenflora. Dit zijn bol-, knol- of wortelstokgewassen die sinds de 20e eeuw vernoemd worden naar de plek waar ze aangetroffen werden: de Schierstins in Veenwouden. De circa twintig soorten die in Friesland tot stinzenplant gerekend worden, maakten vaak een lange reis voordat zij zich in de bewerkelijke kleigrond van de adellijke tuinen konden vestigen. Stinzenflora gedijt het beste bij een specifiek milieu, waardoor de verspreiding van planten beperkt bleef tot de state- en stinzenterreinen. Zelfs op de plaatsen waar ooit een state heeft gestaan, laten de planten zich ieder voorjaar weer zien.


Fryske skatten yn it grien (Bron: twitter Tresoar)

Maar waar komt de stinzenflora vandaan? En waar kwam het idee vandaan om in Friesland lusthoven te bouwen? Welke soorten stinzenplanten zijn er? Een bezoek aan de tentoonstelling geeft antwoord op deze en andere vragen. De tentoonstelling is van 2020 tot 2024 te bekijken in Tresoar en is een samenwerking tussen It Fryske Gea, Stichting Martenastate en Tresoar. De inhoud kwam mede tot stand met behulp van de redactie van ‘Stinzenplanten in Fryslân’ (2020). Fryske skatten yn it grien vormt de basis voor een serie lezingen en deeltentoonstellingen rondom het thema states en stinzenflora.

Zie verder Tresoar


Prinsentuin, 200 jaar stadspark van alle Leeuwarders (Bron: facebook HCL)

Prinsentuin, 200 jaar stadspark van alle Leeuwarders
Ter gelegenheid van het feit dat het 200 jaar geleden is dat de Prinsentuin werd opengesteld voor het publiek is de tentoonstelling 200 jaar stadspark van alle Leeuwarders ingericht. Met o.a. originele tekeningen van tuinarchitect Roodbaard, schilderijen en foto’s van bijzondere gebeurtenissen als de Elfstedentocht van 1956 en het legendarische concert van Herman Brood in 1978. In juli en augustus is er iedere zondag een begeleide wandeling door de Prinsentuin voorafgegaan door een korte rondleiding door de expositie (start 13.30 uur). Gratis entree binnen de openingstijden van het HCL (tot 1 september 2021).

Historisch Centrum Leeuwarden (HCL), de info rond de tentoonstelling op die website loopt wel achter op de realiteit.


Prinsentuin, 200 jaar stadspark van alle Leeuwarders (Bron: facebook HCL)

Het Loo souvenir en Souvenir du Loo


‘Schraubtaler’ Het Loo Souvenir

(GETIPT door Henk vd E)
Op de website van Paleis Het Loo wordt verslag gedaan van de aankoop van een ‘munt’ die open kan en 12 ronde prentjes met afbeeldingen die betrekking hebben op Het Loo bevat, zie dit filmpje.

Zelf eens verder gaan googelen. Ik lees over ‘schraubtaler’, soortgelijk zal dit Het Loo Souvenir zijn. En geinig, de (recent plaatsgevonden) veiling is nog terug te vinden, zie hier.

Nog eens verder gezocht op Het Loo en Souvenir.
Vond nog een andere veiling, met Souvenir du Loo. Een net even andere titel en een net andere weergave, maar ook met 12 afbeeldingen, zie hier.


Souvenir du Loo (1877)

Delpher er ook maar eens op ‘nageslagen’. En ja wel, vanaf 1877 een reeks krantenberichten en -advertenties met:
Souvenir du Loo à f 0,75 (het boekje hierboven)
Gids door Apeldoorn en het Koninklijk Paleis en Domein het Loo en het Park à f 0,75 (zie Google Books)
Wandelkaart door Apeldoorn en het Koninklijk Paleis en Domein het Loo en het Park à f 0,60 (zie hier deelscan)
Jan Holwerda


Het nieuws van den dag : kleine courant 26-07-1877

Clingendael. De hondengrafjes van freule Daisy


De hondengrafjes van freule Daisy op Clingendael (Foto: Joost S.H. Gieskes)

Over de historie van het landgoed Clingendael is reeds veel geschreven, en zeker ook over de periode dat de familie Van Brienen eigenaar was van Clingendael. Marguerite Mary baronesse Van Brienen was de laatste van deze tak (1903-1939). Dit artikel beperkt zich tot de lange reeks honden van de baronesse – freule Daisy – die allemaal een graf met zerk kregen op haar landgoed.

Achter het landhuis Clingendael staat een zilverlinde (Tilia tomentosa ) met aan de voet 14 hondengrafjes of zerkjes. De hondjes van de freule waren onder andere spaniëls en pekinezen, en een enkele waakhond. Volgens een kennis van de freule, mevrouw Catherine Wilkens, waren er nog twee hondjes, Taky en Switch, maar daar zijn geen grafjes van gevonden. Een enkele zerk is onleesbaar.

Het is niet ongebruikelijk dat eigenaren van landgoederen hun huisdieren vooral honden maar ook paarden op hun goed begroeven inclusief een zerk.

De grafsteentjes stonden blijkens een foto uit 1930 rechtop.


De hondengrafjes van freule Daisy op Clingendael in 1930 (Bron: Onze Tuinen (1930))

Vanaf haar twinstigste tot vlak voor haar overlijden heeft de freule vrijwel constant hondjes gehad. Uit de soms ontroerende teksten blijkt wel hoe zij van haar hondjes hield.

Met deze registratie wordt het fenomeen van die hondengrafjes, populair bij het publiek,  voor de toekomst vastgelegd. Het belang van de foto’s, ook in groot formaat beschikbaar, is dat de teksten vastliggen, juist ook voor de toekomst als ze door beschadiging of erosie verdwijnen. Voor de individuele foto’s en opschriften download dit PDF document.
Joost S.H. Gieskes

Gezocht: Venusbeelden in Nederland

Venusbeeld op Waddesdon Manor, door Jan van Logteren

Venus, haar Griekse naam is Aphrodite, is de godin van de liefde, de vruchtbaarheid en de schoonheid. Ovidius vermeldde in Metamorphosen dat de beeldhouwer Pygmalion verliefd werd op een Venusbeeld in zijn atelier, waarna het beeld door Venus tot leven werd gewekt.

Het ‘Venus van Milo’ beeld in het Louvre is wereldberoemd. Datzelfde geldt voor het schilderij ‘De geboorte van Venus’ van Sandro Botticelli. De Italiaanse Renaissanceschilder heeft haar afgebeeld op een drijvende schelp. Twee windgoden blazen haar naar de kust van Cyprus, waar een godin gereed staat om haar in een kleed te hullen.

Op het schilderij van Botticelli probeert een ‘kuise’ Venus haar naakte lichaam te bedekken met haar handen. Er bestaan ook schilderijen en beelden waarbij Venus haar goddelijke lichaam onbeschaamd toont.

Ik wil graag een artikel schrijven voor het Cascade bulletin over Venusbeelden die in ateliers van beeldhouwers in ons land zijn ‘geboren’. De afgelopen jaren heb ik reeds de nodige Venusbeelden bestudeerd. Dit betreft onder meer de prachtige beeldengroep Venus, Vulcanus & Amor in de tuin van Beeckestijn in Velsen-Zuid, een Venusbeeld (1713) in Arnhem dat wordt toegeschreven aan Ignatius van Logteren, een Venusbeeld (1725) van Jan Baptist Xavery in Middelbeers, een door Jan van Logteren vervaardigde marmeren tuinvaas (1737) met de voorstelling van Venus en Vulcanus in het Rijksmuseum, twee tuinbeelden (1741) die Venus en Adonis voorstellen in de tuin van Waddesdon Manor, de Venusfontein in de tuin van Paleis het Loo, een Venusbeeld bij het raadhuis van Heemstede en een Venusbeeld in het Haarlemse provinciehuis.

Daarnaast zijn er de nodige Venusbeelden en tekeningen gedocumenteerd in de literatuur. In het digitale document The Venus of the Low Countries (Bender, 2010) zijn ontelbare Venussen in de beeldende kunsten vermeld, helaas zonder afbeeldingen. Een fraaie marmeren Venusbuste van Jan van Logteren is afgebeeld in de monografie van Ignatius en Jan van Logteren (Fischer, 2005, p. 437).

Door middel van deze oproep wil ik aan lezers van dit weblog vragen om Venusbeelden aan te dragen die nog niet in beeld zijn gebracht. Reacties worden zeer op prijs gesteld!
Dennis de Kool
d_de_kool@hotmail.com

Huize Weltevreden (Vught), wie weet meer over schilder en objecten?


Huize Weltevreden (Vught).

Onze Cascadevriend Willem P. bezit een olieverfschilderij (32 x 38 cm) voorstellende huize Weltevreden, met tuin, gelegen aan de Boxtelseweg 26 te Vught. Het huis bestaat nog, inmiddels zwaar verbouwd tot kantoor.
Intrigerend zijn vooral de beelden en de ovale bol op sokkels in de tuin. Het schilderij is niet gedateerd maar doet biedermeierachtig aan. Linksonder in de voet van sokkel staan de initialen van de schilder. Voor welke naam deze letters staan is nog niet achterhaald.

Wie helpt? Wat is de naam van de schilder en wat valt over de beelden en ovale bol te vertellen?


De initialen van de schilder.

     
Aantal uitsneden.

Doolhofsporen op landgoed Sparrendaal


Fig 1: Maaiveldhoogtekaart van een deel van het landgoed Sparrendaal, met daarin een doolhofreliëf (A), sporen van bebouwing (B), en, als referentie de Lourdesgrot van het groot-seminarie Rijsenburg (C). Hoe warmer de kleur, hoe hoger.

Onlangs heb ik enkele weken noodgedwongen thuisquarantaine benut om me als geïnteresseerde leek te verdiepen in de geschiedenis van mijn woonplaats Driebergen, onderdeel van de Stichtse Lustwarande, en voorzien van een aantal fraaie landgoederen. Naast allerlei boeken en 19e eeuwse prentbriefkaarten bleek daar ook een voor mij geheel nieuwe toegang tot het verleden beschikbaar, het met laserlicht opgestelde Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). De daarin aanwezige hoogtekaart van het maaiveld kon ik goed gebruiken om de loop van de vele sprengen richting de landgoedvijvers te reconstrueren, óók waar delen van die waterlopen inmiddels weer waren gedempt.

Op het landgoed van Sparrendaal, een belangrijke historische buitenplaats in Driebergen en in de 19e-20e eeuw tevens locatie van het Grootseminarie Rijsenburg, bleek op de AHN-maaiveldkaart echter ook een ander tuinhistorisch spoor goed zichtbaar: een doolhof (zie figuur 1, bij A).


Fig 2: Tekening van een deel van het landgoed Sper en Daal in 1758, met daarin de locaties van A, B, en C ingetekend. De diagonale laan die tussen B en A doorloopt is in de AHN-kaart nog vaag zichtbaar. In het verlengde van de brede zichtlaan ligt nog een groot sterrenbos (hier niet getoond).

Ik heb uit de tuinhistorische literatuur, bijvoorbeeld Doolhoven en labyrinten in Nederland van Schaefers en Backer, begrepen dat landgoedeigenaren in de 17e t/m 19e eeuw regelmatig een doolhof lieten aanleggen, ter vermaak van bewoners en bezoekers, en vaak ook als extra vertoon van rijkdom. Ook op Sparrendaal lijkt dat te zijn gebeurd, zo laten de AHN-sporen zien. Het gaat hier om een relatief symmetrisch doolhofpatroon van ongeveer 90 bij 45 meter, met daar waar de paden in het AHN nog goed zichtbaar zijn ongeveer 15-20 cm hoogteverschil tussen pad en grondrug, een padbreedte van ongeveer 1,5-2,0 meter, en een minimale grondrugbreedte van ongeveer 2,5-3,0 meter. Er zijn diverse doodlopende wegen, en een duidelijk eindpunt omringd door een wat meer verhoogde semicirkelvormige grondwal. Het doolhof ligt op ongeveer 800 meter wandelen van het landhuis. Bij bezoek aan de locatie treft men een geheel door bomen overwoekerd stuk bos aan waar mede vanwege een dik dek van jarenlang gevallen bladeren eigenlijk niets opvalt. Totdat je vanuit de AHN-maaiveldkaart gericht gaat kijken – dan blijkt het doolhof in grote delen nog duidelijk waarneembaar. Verder zijn op diverse prominente plekken van de grondruggen, o.a. in het hart van meerdere 180-graden bochten van het pad, in struikvorm de resten van oude eikenbomen zichtbaar.

Het grondpatroon roept meerdere vragen op. In welke periode is dit doolhof aangelegd, en door wie? Wat was de oorspronkelijke staat? Waren de grondruggen begroeid met hakhout, hagen, graszoden, sierplanten? Was het een doolhof waar bezoekers in konden verdwalen, of was het een speels aangelegde siertuin waarin verdwalen geen prioriteit had? Waren de eikenbomen deel van het ontwerp? Wanneer is het onderhoud gestopt, en waarom? Een qua lanenstelsel en andere details heel precieze tekening van het landgoed uit 1758 laat op de bewuste locatie geen doolhof zien (zie figuur 2), en datzelfde geldt voor de rond 1805 door Franse troepen getekende, eveneens zeer precieze kaart van Marmont. Dat zou kunnen betekenen dat het doolhof er toen nog niet was, maar natuurlijk ook dat het als detail gewoon niet is ingetekend. Verder lijkt het doolhofpatroon voor mij als leek op geen van de gangbare ontwerpen (i.t.t. bijvoorbeeld het klassiek vierkante patroon van het op deze blog in oktober 2015 gemelde doolhofreliëf in Arcen, zie hier). Ik hoop dat er lezers van deze blog zijn die vanuit hun tuinhistorische expertise over dit alles wat meer kunnen zeggen.

In de onmiddellijke nabijheid van dit doolhof, in hetzelfde rechthoekige bosperceel, zijn overigens ook zeer duidelijke reliëfsporen van oude bebouwing te vinden (locatie B). Sparrendaal herbergde in de 19e eeuw ergens een kluizenaar, wellicht gaat het hier om de resten van een hermitage? De locatie past in ieder geval bij de vroegere naam van een nabijgelegen laan die hier vanuit de heerweg naartoe leidt, de Hermietenlaan.
Jos van Berkum