Het Buiten nr 4


De voorgevel van Beeckestijn in 1952, met de in WO II opgeschilderde bomen (Bron: NH Archief)

Het Buiten nr. 4, een speciale WO II editie, viel afgelopen week in de bus. Hij staat ook al online, klik hier. Net als het essay van Hanneke Ronnes en Conrad Gietman, De laatste oorlog van het kasteel, in het kader van Dag van het kasteel 2020: Bezet & Bevrijd, klik hier.

Naast de verhalen die in beide publicaties staan zijn er nog veel andere en zeker ook vele andere beelden. Zo kende ik wel de foto van Beeckestijn van direct na WO II, maar had ik nooit bewust de op de gevel geschilderde bomen gezien. Eens te meer bewijs dat zien iets anders is dan kijken. (Zie ook de eerdere weblog van 6 sept 2016).


Uitsnede foto van voorgevel van Beeckestijn in 1954, met de in WO II opgeschilderde bomen (Bron: NH Archief)

Agtkantig Weener renbaan-paviljoen op Moskou bij de Muiderpoort (Amsterdam)


Gezigt van het Agtkantig Weener renbaan-paviljoen bevatte een amusant wedrennen of ridderspel, staande en gelegen in den Tweeden of Achter-Tuin van Moskou, buiten de Muiderpoort te Amsterdam (1825), N. de Vries (Bron: Stadsarchief Amsterdam)

Bladerend kwam ik het boven staande Agtkantig weener renbaan-paviljoen tegen. Staande in de Tweeden of Achter-Tuin van Moskou, buiten de Muiderpoort te Amsterdam.

Twee toenmalige krantenberichtjes (1826) maken reclame:


Het kunstmatig Weener renbaan-paviljoen met ridderspel


Nu ook met nieuwe exercitie-voorwerpen én Tursch-Muzijk

En het Algemeen Handelsblad van 19 augustus 1904 geeft terugblikkend een beschrijving: ‘Het was op alle feestdagen, Zon- en Woensdagen geopend; de intreê was voor de zitplaatsen een kwartje per persoon, kinderen beneden de 12 jaar betaalden slechts een dubbeltje. Het was er tamelijk duur, want voor elken toer op een der verschillende vehikels of beesten betaalde men nog extra een dubbeltje tot een schelling, al naar gelang van de pracht van het gekozene. Trouwens de keuze was ruim, men trof er eene Russische slede, een triomfwagen, een kameel, een adelaar, een wolf, een tijger en nog tal van andere in hout nagebootste en berijdbaar gemaakte exemplaren van het dierenrijk.
Mits een dag te voren bij den boekhandelaar F. H. Hoorn op den N.Z. Voorburgwal bij de Kolk besproken, werden ook door den eigenaar private voorstellingen georganiseerd. De prijzen daarvoor waren niet bepaald matig, want voor 25 personen waren die gesteld op 25 gulden, ƒ 40 voor 50 en ƒ 70 voor honderd personen.
De voorstelling duurde dan 5 uren en met tusschenpoozen van 6 minuten werden – het geheel 25 toeren, die elk 6 minuten duurden gedaan. Die rustpoozen waren noodig om de werklieden niet te zeer af te beulen, want de stoom werd nog niet aangewend als beweegkracht en alles kwam aan op de spieren der duwers. Voor het orkest werd twintig gulden extra in rekening gebracht.
Ik geloof niet dat men tegenwoordig heel veel liefhebbers zou vinden voor het zeer twijfelachtige genot om gedurende 150 minuten gezeten op een houten rijdier rond gedraaid te worden.’


‘Caroussel im Chinesischen Styl’ (1798), uit: Ideenmagazin für Liebhaber von Gärten,
Englischen Anlagen und für Besitzer von Landgütern
van J.G. Grohmann.

Afbeelding en beschrijving klinken als een overdekte carrousel. Een toestel dat verbeeld werd door Grohmann en op meerdere buitenplaatsen voorkwam. Meerdere reisverslagen noemen namelijk een carrousel op de buitenplaats Rhederoord (De Steeg) en een van de verslagen noemt de (tuin)architect Johan Philip Posth (1763-1831) als de vervaardiger. Ook Het Loo kende een carrousel, ingebracht door de (tuin)architect Johann David Zocher (1763-1817). In een door hem ondertekende brief gedateerd met 16 maart 1809 valt namelijk te lezen: ‘... ’t carroussel aftezenden … ’t zelve naar ’t Loo, behoorlijk geembaleerd, geexpedieerd heb, ten overvloede heb ik een timmermansknegt mede gegeeven, ten einde ’t zelve in goede orde weder te kunnen zetten …
Jan Holwerda

Druppelirrigatie in Den Nederlandtsen hovenier


Uit Den Nederlandtsen hovenier (1669) van Jan van der Groen

Het groen buldert de grond uit, potten en kuipen raken gevuld en het is droog!! Dat en het eerdere bericht over de inzet van de brandspuit van Jan van der Heyden op de buitenplaats (zie hier) schoten me door het hoofd toen ik bovenstaande afbeelding uit Den Nederlandtsen hovenier van Jan van der Groen vandaag weer eens zag.

Het gaat mij ook hetgeen waar de E. bij staat, aan de voet van de oranje- en vijgeboompjes:

E. Zijn water-testen waer in een reepje laken lent / waer upt het water langs het selve geduurig na de wortel afdruppt.

Uit een citaat dat ik eens aanhaalde in een artikel over het overbrengen van volwassen bomen met mallejannen van elders naar kasteelpark De Haar, komt eenzelfde toepassing naar voren. Het Algemeen Handelsblad uit 1895 weet te melden:

Deze boomen worden gedurende den aanleg kunstmatig gevoed. Aan eiken stam is bevestigd een bloempot, half gevuld met aarde en katoenen of wollen draad, en verder met water. Uit de opening in den bodem van den pot hangen losse draden af, die met het andere einde in den grond tusschen de wortels verspreid zijn. Door het voortdurend afsijpelen van vocht uit den pot langs de draden blijft de grond om den wortel ook in ’t droogste weer steeds vochtig en kunnen de wortelvezels gelijkmatig het noodige voedsel opnemen.

Gezien de omvang van de verplaatste bomen en hun waterbehoefte denk je onwillekeurig aan flinke bloempotten.
Jan Holwerda

Kasteeltuinen Muiderslot

(OVERGENOMEN)

Rijksmuseum Muiderslot is meer dan het oudste kasteel van Nederland. Het is een magische plek, omringd door water én groen. De kasteeltuinen staan vol (vergeten) groenten, kruiden, planten, vruchten en (eetbare) bloemen. Met de opbrengst uit de tuinen zijn eeuwenlang in het kasteel de heerlijkste maaltijden bereid. En nog steeds leveren de tuinen elk jaar een rijke oogst op. De vesting Muiderslot is bovendien onderdeel van de Stelling van Amsterdam, UNESCO werelderfgoed. De tuinen van het Muiderslot zijn dagelijks geopend en bieden bezoekers volop gelegenheid om te komen genieten van dit groene erfgoed.

Yvonne Molenaar en Henk Boers, De kasteeltuinen van het Muiderslot, Zwolle 2020, ISBN 9789462622883
€ 15,95, p. 72  inzien

 

Vingerspaden

Een aantal jaren geleden stootte ik bij een online antiquariaat op een catalogus van Blass & Groenewegen uit De Bilt. Deze firma verkocht vanaf 1892 (tot 1934) o.a. tuingereedschappen. De aankoop was een gok, een behoorlijk bedrag zonder te weten wat inhoud en omvang zouden zijn. Maar het bleek een boekwerk uit waarschijnlijk 1908-1910 met allerhande niet groene invullingen en benodigdheden voor de tuin, een waar document op dat terrein.


Nu even een paar plaatjes uit die catalogus, omdat ze zo aardig zijn. In tuin en bloembak buldert alles, ook onkruid, nu de grond uit. En u kent ze wel die kleine ’tuinsetjes’, handgereedschap voor bv de bloembak of voor gebruik door kinderen.
Maar in die categorie staat ook iets mij onbekends, ‘vingerspaden’. Gezien het plaatje stel ik me er een soort van kokertje met ‘nagel’ bij voor die je over je vinger schuift en waarmee zonder eigen nagel of vinger te beschadigen onkruid weg of de grond los krabt.
Jan Holwerda

Elsenburg, de verdwenen buitenplaats

(OVERGENOMEN)
De geschiedenis van de verdwenen buitenplaats Elsenburg in Maarssen is tevens de geschiedenis van het ontstaan van het buitenleven aan de Vecht. De rijke koopman Joan Huydecoper (1599-1661), burgemeester van Amsterdam, speelde daarbij een belangrijke rol. Hij bouwde zijn boerenhofstede de Gouden Hoeff in 1628 uit tot het buitenhuis Goudestein. In de jaren erna realiseerde hij, als projectontwikkelaar avant la lettre, nog zo’n veertig buitenplaatsen. Daarmee veranderde de heerlijkheid Maarsseveen van een boerendorp in een lustoord van buitenplaatsen. Elsenburg, ontworpen door de bekende classicistische architect Philips Vingboons, was de eerste in de reeks. Op de buitenplaatsen vonden in de loop van de tijd grote veranderingen plaats wat betreft het type huis, de leefstijl van de bewoners en de omvang en inrichting van tuinen en omliggende gronden. Deze ontwikkelingen zien we terug in het verhaal over de buitenplaats Elsenburg.

Jan Simonis, Jaap Kottman en Hans van Bemmel, Elsenburg, de verdwenen buitenplaats. Het ontstaan van het buitenleven aan de Vecht, ISBN 9789087048341, € 25,-, p. 228. Inkijkexemplaar met inhoudsopgave en bestellen, zie hier.

Een kleyn paleis. De geschiedenis van de Haagse buitenplaats Ockenburgh

(OVERGENOMEN)
In 1638 kocht Jacob Westerbaen een stuk grond in de duinen nabij Den Haag. Daarop bouwde hij tien jaar later een buitenhuis. Hij koesterde zijn afgelegen huis in het groen en noemde Ockenburgh zijn ‘kleyn paleis’. De flamboyante Westerbaen was een prominent man die de verwikkelingen in zijn tijd – de Gouden Eeuw – op de voet volgde en van commentaar voorzag. En hoe klein aanvankelijk ook, hij bezong zijn buiten en de activiteiten die hij er ondernam fraai in een lofdicht. Zijn initiatief strekte tot navolging.

Het midden in de duinen gelegen Ockenburgh is een plek vol geschiedenis waar tal van belangwekkende archeologische vondsten zijn gedaan. En ook na Westerbaen liet de tijd zijn sporen duidelijk na. Tal van aanzienlijke personen bewoonden het paleisje; zij richtten het buiten en het omliggende park naar de mode van de tijd in. In de twintigste eeuw, toen de stad oprukte en veel buitenhuizen werden afgebroken, kregen de door menigeen zo geliefde buitenplaats en zijn fraaie park nieuwe functies. In 2012, toen het buiten meer op een bouwval leek, blies een burgerinitiatief Ockenburgh nieuw leven in. Nu pronken huis en tuin weer als vanouds.

In dit rijk geïllustreerde boek beschrijven gerenommeerde auteurs de lotgevallen van buitenplaats Ockenburgh en omgeving in al zijn facetten. Het is een rijke geschiedenis van een bijzondere plek.

Willem van der Ham (red.), Een kleyn paleis. De geschiedenis van de Haagse buitenplaats Ockenburgh, ISBN 9789462493346, € 29,99, p. 256.

Reder-oort, Zuidwyk, Bakkershagen

Uitsnede Topographische kaart van de linie van de IJssel vanaf Arnhem tot de Zuiderzee (Hottingerkaart), gekarteerd in de periode 1773-1778, nettekening 1783. Centraal Rhederoord met zijn lanenstelsel, links Valkenhuizen en rechts Middachten.

Op de boekpresentatie van Tuingeschiedenis in Nederland III. Verdwenen tuinen sprak Korneel Aschman over een recensent die Theorie der Gartenkunst van Hirschfeld in 1784 besprak en Hirschfeld die de landschapsstijl in Nederland nog niet direct zag, tegensprak met als voorbeelden Rhederoord, Zuidwijk en Backershagen (zie PDF). Korneel zal de boekbespreking hebben gevonden door te zoeken met Backershagen in allerlei schrijfvarianten. Ik kende het stuk doordat ik ooit zocht met schrijfvarianten van Rhederoord.

Eerst even het bewuste citaat. Het komt uit Algemeene bibliotheek, vervattende naauwkeurige en onpartydige berigten van de voornaamste werken… uit 1784 en staat in de zeer uitgebreide boekbespreking onder de titel Theorie der Gartenkunst von C. C. L. Hirschfeld Samenstel van Tuinkunde, of Onderwys over het aanleggen van Lusthoven, een boekbespreking door een anonieme recensent (p. 624-657).

Het bewuste citaat luidt: ‘Van de buitenplaatsen in ons vaderland, oordeelt hy zekerlyk, over het algemeen te ongunstig; waarschijnlyk dewyl hy hierover niet genoeg uit eigen ondervinding heeft kunnen oordeelen. Want schoon het waar is, dat de meesten derzelven nog op den ouden voet geschoeid zyn, zeer eentonig aangelegd, en dikwerf met ongerymde opsiersels overladen, is het echter zeker, dat een menigte van aanzienelyke lusthoven, gelyk een Reder-oort, Zuidwyk, Bakkershagen en veele anderen, ten getuige strekken, hoe merkelyk ook by ons, ten deezen opzichte, de smaak reeds is verbeterd.’

‘Reder-oort, Zuidwyk, Bakkershagen’ dus. Nu schrijven we in algemeen Rhederoord (De Steeg), Zuidwijk en Backershagen (beide bij Wassenaar). De laatste twee hebben we ooit bezocht als onderdeel van een Cascade excursie en toen hebben we de vroeg-landschappelijke deelaanlegjes met eigen ogen kunnen aanschouwen (fotoserie 2009). Maar Rhederoord.. Daar schuurt iets.

De boekbespreking dateert uit 1784. Drie jaar later, in 1787, maakt Antje C.W. van Hogendorp met haar moeder, zus en nicht een reisje, bezoekt ze familie op Biljoen en bezichtigt ze ook Rhederoord. Volgens haar een monument van slechte smaak: ‘Rederoord me paroit un monument du mauvais gout.’ Wel roemt ze de prachtige bergen en de mooiste uitzichten, máár de hellingen zijn beplant met ‘…d’arbres en lignes droites, qui forment des allées uniformes et tristes, mais ce n’est pas tout encore; tous ces arbres sont tondus en ar…’; lanen met geschoren bomen. Hierdoor bestond alleen uitzicht direct voor [ten zuiden] het huis, aldus Antje.
Dat ‘verrukkelyk landgezigt beneden [ten zuiden] het lusthuis Rederoord’ wordt ook geroemd door Martinet in zijn Katechismus der natuur deel 3 uit 1778.

Waar op ‘Reder-oort … de smaak reeds is verbeterd’ is wat raadselachtig. Ten noordwesten van het huis is in de jaren 1770 wel sprake geweest van een aanleg met rechte lanen met in tussenliggende vakken paden in gestileerde (rococo-)vormen. Die aanleg is toch van een andere orde / in een andere stijl dan die op Zuidwijk en Backershagen.
Noemt de anonieme recensent Rhederoord dan naar aanleiding van de geroemde uitzichten? Of moet ik op zoek naar een elders gelegen ‘Reder-oort’? Zit er een schrijfvariant in? Is er sprake van een verschrijving?
Jan Holwerda

Caart van een stuk heide veld : geleegen agter de Bauwerij, J.G. Berger, ongedateerd, vermoedelijk ca. 1774. (groot, Bron: Gelders Archief)