De konijnenberg van Kroměříž, met de vier continenten op de hoeken en een Venus op de top, Justus van den Nijpoort (Bron: archive.com)
Je komt ze wel eens tegen. Konijnenberg als toponiem, konijnenwarande in archiefstukken en warandemeester als functie. Zo leuk om de eerste ook in een prent te zien, als onderdeel van een tuinaanleg. Helaas in een niet Nederlandse tuin, in die van het Aartsbisschoppelijk paleis in het Tsjechische Kroměříž. Maar de prent is wel van de hand van een Nederlander, te weten Justus van den Nijpoort (ca 1625-1692). De tekeningen zijn opgenomen in het Die Fürst-Bischofliche Olmucische Residentz-Stadt Cremsier : sambt denen nechst darbey neu-erhöbt, und von Grund zugericht und erbauten Lust- Blum- und Thier-Garten (1691), hier door te bladeren. Rechts, onderaan deze prent is de konijnenberg als onderdeel van de tuinaanleg zichtbaar. En gelijk vallen nog twee bergjes op.
De prent geeft beeldend uitleg aan het fenomeen konijnenberg en kent een Venus als bekroning. Maar het kan ook anders. Uitleg en bekroning luiden volgens J.B. van Loghem in De Geldersche bouwhof: landbouwkundige en oeconomische handwijzer voor beminnaars van het buitenleven. Door een liefhebber van den land- en tuinbouw (1848):
Wil men echter regt vermaak van konijnen hebben, dan grave men een stuk land af, dat niet te slecht kan zijn, indien slechts de grondslag hoog zij. In het midden werpe men dan van de uitgegravene aarde een zandberg op. Vervolgens make men binnen den geheelen omvang der ringsloot een digt rasterwerk, twee voet diep onder den grond en drie daar boven. Onder den grond kan men ook planken gebruiken. Dit omrasterde land kan men dan met eenige boomen bepoten, den aanleg naar willekeur. Ook is het niet onaardig boven op den konijnenberg, eene kleine turksche tent te zetten, die echter op lange en stevige palen moet rusten, anders zullen de konijnen den grond uitgraven en zal de tent spoedig verzakken.
Jan Holwerda
Uitsnede met de konijnen.