En een derde afbeelding van de salon van Beekhuizen door Kerkhoff


De salon op Beekhuizen (Velp), D.J.T. Kerkhoff  Bron: balat.kikirpa.be

In 2005 hadden we een bericht betreffende een soortgelijke tekening n.a.v. een aankoop door het Gelders Archief, zie weblog 6 dec 2005. In 2013 was er een bericht van Elyze S. die een tweede ‘versie’ op de Fraeylemaborg in de collectie van jonkheer Henri van der Wyck zag, zie weblog 17 april 2013. En nu kom ik net een derde ‘versie’ tegen die in de collectie van Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België ligt. Ze hebben ‘m alleen niet weten te localiseren, de omschrijving zegt namelijk: Het park van het kasteel Marquette in Heemskerk.

De details en dus ook de verschillen worden nog duidelijker na inzoomen via resp. Gelders Archief, Van Diepen Museum en BALaT.
Jan Holwerda

  
Links: Beekhuizen theesalon (1817) D.J.T. Kerkhoff (de versie op Fraeylemaborg).
Rechts: Op de celon te Zien op Beekhuizen in Gelderland (1814), D.J.T. Kerkhoff
(versie in Gelders Archief)

Colleges Historische Buitenplaatsen en Landgoederen 2017

Eerder was er de vooraankondiging Colleges Historische Buitenplaatsen en Landgoederen 2017. Nu zijn de actuele details bekend.

In de periode 9 feb – 8 jun 2017 (op donderdagen) zijn er eerst hoorcolleges, door Yme Kuiper en Elyze Storms-Smeets, en vervolgens colleges op locatie (Fraeylemaborg, Rosendael, Poptaslot, Prinsentuin, Voormeer, Oranjewoud, Oranjestein, Nijenhuis, Weldam, Nijenrode, Gunterstein). Data, tijden, details, literatuur enz zijn te vinden in de studiehandleiding PDF.
Deze collegereeks is ook toegankelijk voor externen. Aanmelden via het aanmeldingsformulier op de pagina Open colleges / contractonderwijs onder vermelding van vakcode LKA024B10 / vaknaam Historische Buitenplaatsen  en  Landgoederen.

De Koekamp en de toekomst


Vogelvluchtgezicht van ‘s-Gravenhage, met de Koekamp met bergje (1730), G. van Giessen  Bron: haagsebeeldbank.nl

In Den Haag zijn grootse plannen om het Koningin Julianaplein naast het Centraal Station te voorzien van nieuwe hoogbouw, en het restant van het plein te vergroenen, maar tevens een verbinding met padenplan naar de Koekamp te bewerkstelligen. Reden om de geschiedenis van de Koekamp met het eeuwenoude hertenbestand onder de loep te nemen. De beschrijving kunt u hier downloaden.
Joost S.H. Gieskes

Nogmaals Borg of Huis te Lellens


Familieportret Wijchgel van Lellens (1796), Gerardus de San  Bron: commons.wikimedia.org

Naar aanleiding van de reactie van Henriette vZ-dSL nogmaals Lellens. Het was Lucas Hammink die de borg van de familie Lohman kocht. Zijn weduwe Hermanna van Gesseler hertrouwde met Hendrik Louis Wijchgel. (En de familie Wijchgel van Lellens liet het Huis in 1897 slopen.) Via die Wijchgel van Lellens kom ik op een portret, gemaakt door Gerardus Xaverius de San. De San was een Vlaamse schilder die na het uitbreken van de Franse Revolutie van Brugge naar Groningen trok. Aldaar verbond hij zich aan Academie van Teeken-, Bouw- en Zeevaartkunde, als leraar Teekenkunst. Hij gaf les aan onder andere de latere tuinarchitect en pourtraitschilder Lucas Pieters Roodbaard. En als ik dan nog even verder ‘knoop’… Hermanna van Gesseler is een zus van Jan Ernst Willem van Gesseler. Hij was eigenaar van de eerste buitenplaats waarvan bekend is dat Roodbaard er als hovenier werkte: de buitenplaats Zandvoort, net onder de stad Groningen. Hier werkte Roodbaard in 1807, toen hij het verzoek indiende tot toelating tot de tekenacademie, als ‘gratis leerling’.

Op het in 1796 geschilderde portret staan Hendrik Louis Wijchgel van Lellens, zijn vrouw Hermanna van Gesseler en de dochters Enna en Hillegonda. Op de achtergrond van het familieportret is een schilderij met de borg zelf te zien. En dat schilderij is (denk ik) in de beeldbank Groningen te vinden: het schilderij in het schilderij.
Jan Holwerda


Schilderij van de borg Lellens  Bron: beeldbankgroningen.nl

Heimerick Tromp gelauwerd in het kader van de Karel van Manderprijs 2016

Ontleend aan de website VNK, Karel van Manderprijs 2016, juryrapport.

Op zaterdag 12 november reikte de Vereniging van Nederlandse Kunsthistorici (VNK) de Karel van Manderprijs 2016 uit op de jaarlijkse Kunsthistorische Dag in het Rijksmuseum. De prijs wordt sinds 1958 toegekend aan baanbrekende kunsthistorische publicaties die het zicht op een deel van de kunstgeschiedenis aanzienlijk hebben veranderd. De Karel van Manderprijs 2016 is uitgereikt aan Merlijn Hurx voor zijn publicatie Architect en aannemer. De opkomst van de bouwmarkt in de Nederlanden 1350-1530. Een boek dat onze visie op de middeleeuwse bouwpraktijk aanzienlijk heeft gewijzigd. Merlijn Hurx is universitair docent middeleeuwse architectuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht.
Maar de jury maakte van de gelegenheid gebruik om speciale aandacht te vragen voor één van de andere 8 laureaten, nl. dr. Heimerick Tromp. Zij vond unaniem, dat hij een eervolle oeuvre-vermelding verdiende. Volgens de jury heeft hij heeft immers gedurende veertig jaar baanbrekend (wetenschappelijk) werk verricht voor de Nederlandse tuingeschiedenis. Hij werd dan ook afgelopen zaterdag extra in het zonnetje gezet!

De jurering voor deze prijs vindt plaats op basis van een vooraf opgestelde bibliografie van publicaties die de afgelopen vijf jaar binnen een vastgestelde tijdsperiode of werkveld zijn verschenen. Dit jaar vormt de Bibliografie Architectuur, stedenbouw en ruimtelijke ordening, tuin- en landschapsarchitectuur, monumentenzorg en bouwhistorie door de eeuwen heen (2011-2015) (PDF), de basis voor jurering en prijsuitreiking. De zeer omvangrijke bibliografie is dit jaar met veel zorg samengesteld door Heleen Kooijman en bevat ruim 800 publicaties. De jury van de Karel van Manderprijs kent een jaarlijks wisselende samenstelling. Dit jaar bestond de jury uit Margriet van Eikema Hommes (universitair hoofddocent materiaal-technische kunstgeschiedenis, Technische Universiteit Delft en specialist interieurschilderingen, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), Natascha Lensvelt (specialist tuinen en parken, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed), Koen Ottenheym (hoogleraar architectuurgeschiedenis, Universiteit Utrecht) en Johan de Haan (Atelier Rijksbouwmeester en buitengewoon hoogleraar toegepaste kunsten en kunstnijverheid, Radboud Universiteit Nijmegen). De jury had uit de enorme oogst en gevarieerdheid van publicaties negen publicaties genomineerd. Het gaat hierbij om publicaties die hoog scoren op de criteria:

– Vernieuwend qua onderwerp, inzichten en aanpak;
– Oorspronkelijkheid;
– Wetenschappelijke impact;

Onder de 9 nominaties waren twee publicaties op het gebied van de tuin- en landschapsarchitectuur.
Allereerst het boek van Gerrie Andela, J.T.P. Bijhouwer. Grensverleggend landschapsarchitect, 010 Uitgevers, Rotterdam 2011. Zij schreef, aldus de jury een uitstekende monografie over landschapsarchitect, stedenbouwkundige en hoogleraar tuin- en landschapsarchitectuur Jan Bijhouwer. Andela laat zien hoe Bijhouwer van grote invloed is geweest op de ontwikkeling van de Nederlandse landschapsarchitectuur. Bijhouwers plantenkennis, ook van inheemse flora, aandacht voor ruimtelijke kwaliteit en brede blik op stedelijke ontwikkelingen, hebben tijdgenoten en latere generaties geïnspireerd. In een vlotte stijl geschreven en voorzien van werkenlijst, is dit boek een standaardwerk voor iedereen werkzaam in het vakgebied.

Naast de andere nominaties krijgt de publicatie van Heimerick Tromp De Nederlandse landschapsstijl in de Achttiende Eeuw, Leiden 2012 van de jury een eervolle Oeuvrevermelding. Tromp heeft gedurende zijn loopbaan een grote bijdrage geleverd aan het wetenschappelijke debat over de Nederlandse tuingeschiedenis, in het bijzonder de witte vlek van de achttiende-eeuwse landschapsstijl. Lang was de gangbare mening dat de landschapsstijl in Nederland een voornamelijk negentiende-eeuws fenomeen was. Door uitgebreid onderzoek heeft Tromp een veelheid aan voorbeelden van vroege landschapsstijl voor het voetlicht gehaald. De genomineerde publicatie is een bewerking van zijn proefschrift Et in Arcadia Ego uit 2000 en vormt een samenballing van zijn onderzoek uit de afgelopen veertig jaar. De grote waardering van de jury geldt niet alleen het genomineerde boek maar ook de verdiensten van de onderzoeker voor de Nederlandse tuingeschiedenis. De Karel van Manderprijs is geen oeuvreprijs, maar als dit wel het geval zou zijn geweest, dan was Tromp hiervoor een grote kanshebber geweest.

Borg of Huis te Lellens, prachtige details


Borg Lellens net voor de afbraak in 1897 (1896, Lellens), J. de Waard
Bron: Beeldbank Groningen inzoomen


Simpel of zo u wilt nep, om het oog te bekoren; detail voorgaande foto

Het gaat deze keer weer eens om de ‘plaatjes’ en met name de uitsneden; zowel geheel als details zijn geweldig. De laatste drie afbeeldingen kennen de respectivelijke opschriften: April, September en November. Dit zou kunnen betekenen dat de serie ooit uit twaalf bestond…
Over Huis te Lellens zelf slechts dit: Het huis wordt vanaf het eind van de 15e eeuw genoemd en zal vernoemd zijn naar de eerste bewoner ’t(h)o Lellens’. Na 1875 kwam de borg leeg te staan en in 1897 volgde de uiteindelijke afbraak.
Jan Holwerda

 


April: Lentegezicht met agrarische werkzaamheden (met de borgheer?)  (1769-1840, Lellens), Anton Koster  Bron:


Detail voorgaande afbeelding, met theeheuvel en theekoepel, en borg Lellens


November: Wintergezicht met jachttafereel (1769-1840, Lellens), Anton Koster  Bron:

Detail voorgaande afbeelding, met berceau, borg Lellens en theeheuvel


September: Tuintafereel bij borg Lellens, met drietal berceaux 


Detail voorgaande afbeelding, met een folly (?) van of schot (?) met een burcht


Detail voorgaande afbeelding, met de jachtbuit die hangt te besterven

Boek Haagse en Leidse buitenplaatsen

INGEZONDEN
Afgelopen maandag verscheen Haagse en Leidse buitenplaatsen: over landelijke genoegens van adel en burgerij van de hand van René Dessing.

De buitenplaatsen in de wijde omgeving van Den Haag en Leiden zijn tussen de 17de en 20ste eeuw gesticht door adel, kooplieden, ambtenaren en wetenschappers om er in de zomer te genieten van het buitenleven.

In Haagse en Leidse buitenplaatsen brengt René Dessing deze rijke lustoorden van weleer opnieuw tot leven en nodigt de lezer uit ze vooral te bezoeken. Het boek geeft een overzicht van circa veertig buitenplaatsen in Zuid-Holland, vooral in de driehoek Den Haag-Wassenaar-Leiden, maar ook langs de Vliet, in Warmond en de Bollenstreek. Samen bieden ze meeslepende verhalen over rijkdom, macht, architectuur- en tuingeschiedenis, maar ook over ziekte en dood, faillissementen en oorlogsgeweld.

Daarnaast bevat dit boek informatie over wat je op de buitenplaatsen kunt zien en doen. Sommige zijn als museum toegankelijk, bij andere kun je prachtig wandelen en weer andere organiseren activiteiten, van natuur- en tuinexcursies tot concerten en cursussen voor kinderen. En op een flink aantal kun je trouwen en feesten.

Hier vind je een preview van het boek.

René W.Chr. Dessing, Haagse en Leidse buitenplaatsen: over landelijke genoegens van adel en burgerij, Heemstede 2016, ISBN 978 90 8258 930 6, € 19,95, 224 p.

Studiemiddag Omgaan met kastelen in oorlogstijd en erna

INGEZONDEN

De Nederlandse Kastelenstichting, Kenniscentrum voor Kasteel en Buitenplaats (NKS) nodigt u van harte uit voor een studiemiddag over

Omgaan met kastelen in oorlogstijd en erna, bescherming, schade, herstel en herbestemming
3 december 2016 – 13.00 tot 17.15
Landgoed Bronbeek Velperweg 147, 6824 MB  Arnhem

Op 3 december sluit de NKS het jubileumjaar af. De afgelopen twaalf maanden zijn vele initiatieven ontplooid om kastelen en buitenplaatsen onder de aandacht te brengen van onderzoekers, beheerders en eigenaren en het brede publiek. Aanleiding voor de oprichting van de NKS was het oorlogsgeweld van 1940-1945. We sluiten NKS70-jaar daarom ook af met het thema Omgaan met kastelen in oorlogstijd en erna.

Programma
Dagvoorzitter: Janneke van Dijk (MA)
13.00-13.30 Ontvangst / Thee en koffie
13.30-14.30 Rondleiding, onder begeleiding van een gids door Museum/Landgoed Bronbeek
14.30-15.30 Opening en Lezingen
Opening door mw. drs. ir. Heidi van Limburg Stirum, directeur NKS
Renaud, redder in nood? Onderzoek naar Renauds bijdrage aan de archeologie van kastelen in Nederland door mw. Annabelle de Gast BA
Beleving van het erfgoed door mw. Susan de Jong Msc
Hugo Poortman, Tuinarchitect door mw. Merel Spruit
15.30-15.45 Pauze / Thee en koffie
15.45-17.00 Vervolg lezingen
Nieuwe functies voor kastelen en buitenplaatsen door dr. Fred Vogelzang
Erfgoed, oorlogen en natuurgeweld door drs. Edwin Maes
17.00-17.15 Afsluiting en uitreiking boek
Afsluiting door mw. drs. ir. Heidi van Limburg Stirum
17.15-18.00 Borrel / Napraten met een hapje en drankje

U kunt zich aanmelden tot uiterlijk 28 november via deze link.
De kosten voor de studiemiddag bedragen € 37,50 (voor studenten € 27,50). Het boek Nieuwe functies voor kastelen en buitenplaatsen, Een eeuw herbestemming is inbegrepen bij de prijs van de studiemiddag. De bijdrage voor deze studiemiddag kunt u overmaken op rekening nummer IBAN NL24ABNA0470759267, ten name van de Nederlandse Kastelenstichting, te Wijk bij Duurstede, onder vermelding van ‘Studiemiddag Bronbeek’.

Symposium ‘Zien en gezien worden’

OPGEPIKT
Op donderdagmiddag 17 november 2016 is het (vijfde) jaarlijkse symposium van het Platform Utrechtse Buitenplaatsen (PUB). Voor het eerst is het thema in nauwe samenwerking met een van de deelnemende partijen in het PUB, de gemeente Stichtse Vecht, tot stand gekomen. Ook de locatie waar een herbestemmingsopgave speelt, de Priorij Emmaus op landgoed Doornburgh in Maarssen, zal zeker bijdrage aan een bijzonder symposium.

Onder de titel ‘Zien en gezien worden’, geïnspireerd door de vele theekoepels langs de Vecht, staat de rol van de gemeente als verbindende factor tussen alle partijen in de spotlights. Hoe ziet de gemeente mogelijkheden om, rekening houdend met cultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingen, de eigenaren te faciliteren bij de planvorming voor het rendabel houden van de buitenplaats? Welke kansen ziet de eigenaar? Wordt er van de diverse kanten ingezien wat er nodig is om tot behoud van het bijzondere erfgoed te komen? Flexibiliteit, creativiteit, integraal denken en het zoeken naar verbinding, zijn daarbij van essentieel belang.

Berno Strootman, de nieuwe Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving, en Ileen Montijn, historica en schrijfster. Beiden geven ieder op eigen wijze inhoud aan het thema van de dag. Wethouders uit diverse gemeenten verzorgen een pitch, gevolgd door een gesprek onder leiding van Elyze Storms. En in workshops worden onder de titel: ‘Wat kan een gemeente betekenen voor de buitenplaats en de eigenaar?’ diverse aspecten aangestipt. Bekijk hier het hele programma.

Symposium ‘Zien en Gezien worden!’
17 november 2016, 12:00-17:00
Priorij Emmaus op het landgoed Doornburgh
Diependaalsedijk 17, 3601 GH Maarssen

Hier inschrijven. Voor meer informatie of vragen: Wietske Dubelaar, tel. 030-6569000 of Marianne Visser tel. 030-2205534. Te zijner tijd wordt na aanmelding meer informatie verstrekt omtrent de parkeergelegenheid (beperkt op het terrein en in de omgeving).

Promotie en boek: Landhuizen en villa’s in Nederland

OVERGENOMEN (deels) van Universiteit van Amsterdam

Afgelopen vrijdag promoveerde J.A. de Haan. Op Landhuizen en villa’s in Nederland tussen 1840 en 1916. Jannes de Haan schreef 30 jaar geleden Villaparken in Nederland (1986) en vervolgens Gooische villaparken (1990).

In de tweede helft van de negentiende eeuw verandert Nederland in een moderne samenleving. Economische groei brengt steeds meer welvaart en bovendien ontsluit de aanleg van het spoor gebieden die tot die tijd moeilijk toegankelijk waren. De trein brengt reizigers bijvoorbeeld in ruim een half uur van Hilversum naar Amsterdam. De nieuwe mogelijkheid op het platteland te wonen en in de stad te werken trekt de gegoede middenklasse met een romantisch ideaalbeeld van leven onder gelijken in een natuurlijke omgeving. De vraag naar villa’s buiten de stad groeit enorm. Waar je in 1870 in het Gooi zo’n 25 cent per vierkante meter grond betaalde, stijgt de prijs in twintig jaar tot ongeveer tien gulden.

De Haan analyseerde plattegronden van villa’s en landhuizen en nam daarbij onder meer waar dat die huizen eind negentiende eeuw steeds kleiner werden. De Haan: ‘Ook dan laten bankiers of kooplui nog enorme villa’s bouwen voor gigantische bedragen, maar gemiddeld genomen worden de huizen steeds kleiner, net als de percelen waar ze op staan.’ Het is niet alleen de stijgende grondprijs die leidt tot kleiner huisvesting, wat ook meespeelt is een verandering in klasse van mensen die naar het platteland trekken. In de negentiende eeuw vond enorme urbanisatie plaats, arbeiders kwamen naar de stad op zoek naar werk in de industrie. Tegelijkertijd trok de bovenlaag weg uit de stad. Traditioneel was dat alleen de echte elite, die zich een buitenhuis op het platteland kon permitteren. Met het treinnetwerk werd dat ook een mogelijkheid voor de gegoede middenklasse die zich ‘slechts’ één huis kon veroorloven. Eind negentiende eeuw voegde zich daar nog een groep bij, van de iets minder welgestelde middenklasse. De Haan: ‘Er ontstonden steeds meer functies met een redelijk, maar niet exorbitant vast salaris. Een leraar op de HBS (hogere burgerschool) bijvoorbeeld, verdiende zo’n tweeduizend gulden per jaar en daarmee kon die zich net een kleine villa, van zo’n vierduizend gulden veroorloven.’

Dat is niet alleen terug te zien in de grootte, maar ook in de indeling van de huizen. Die raakt steeds meer op het gezin en minder op publieke functies gericht. Waar de echte elite steevast over een salon beschikt – een pronkkamer om bezoek te ontvangen en van je hoge status te vergewissen, is die ruimte overbodig voor de middenklasse die geen publieke functies bekleedt en zijn dagen niet vult met visites en diners. De salon en ook de zakelijker spreekkamer verdwijnen en de huiskamer wordt de belangrijkste ruimte in huis.

Tenslotte legt inspectie van de plattegronden nog een transitie bloot. De neoclassicistische stijl van symmetrische villa’s – ingang in het midden, vaak te bereiken via een trap, met zuilen aan weerszijden – maakt plaats voor onregelmatige en later boerderijachtige schilderachtigheid. De Haan: ‘Dat vertolkt een nationalistische zoektocht onder architecten naar een typisch Nederlandse bouwstijl. Die vonden ze in de Nederlandse boerderij: asymmetrisch, eigen en pittoresk met rieten dak.’ Het bleek een schot in de roos. De eerste kopers van dit soort landelijke huizen waren bijvoorbeeld psychiater en schrijver Frederik van Eeden en schilder Richard Roland Holst. Zo’n eerlijk en eenvoudig landhuis sloot goed aan bij hun linkse idealen. Na de socialistische bohemiens volgden velen en werd de ‘namaakboerderij’ de standaard voor een huis op het platteland.

De promotie gaat gepaard met een boek: Jannes A. de Haan, Landhuizen en villa’s in Nederland tussen 1840 en 1916, ISBN 9789463010771, 472 p, €29.50. Zie eburon.nl.