Willem O constateerde twee jaar geleden op linkedin dat er in de 19de eeuw erg weinig Nederlandse tuinboeken boven het niveau schoffelen-en-snoeien zijn verschenen.
Dat wordt halverwege die eeuw misschien wel bevestigd door een recensie van de Gids voor Tuinbouw en Bloementeelt van W.C. Spoor, in Tijdschrift voor staathuishoudkunde en statistiek uit 1863. En anders is het onderstaande citaat wel zo aardig door het woord aanlegkunde. En natuurlijk door het noemen van de alom bekende en verdienstelijke Zogger (maar hoe schrijf je zijn naam ook weer?).
Er worden zelfs drie figuren van aangelegde tuinen geleverd, die ieder naar omstandigheden kan wijzigen; maar ware het niet gepast hier een stel regelen van de aanlegkunde te leveren? Anders kan ook het beste plan, dat men naar omstandigheid wijzigt, gemakkelijk bedorven worden. Wij wenschten wel dat onze letterkunde met een handboekje over de aanlegkunst verrijkt werd. Er is bij ons nog zoo weinig over geschreven en wij hopen niet de beeldende kunsten te beleedigen door in hare rij eene eervolle plaats aan de aanlegkunde toe te wijzen. Schilderde niet onze verdienstelijke Zogger met groote trekken op het Nederlandsche landschap?
Jan Holwerda